Helikopters vliegen over en weer, noodtoestand, de duinen als een oorlogsgebied. Het zand is mul, de duinen zijn steiler dan de vrouw had verwacht, de zee verder weg. Ze twijfelt of ze wel genoeg water bij zich heeft, of ze geen hoedje op had moeten doen. In het hoofd van de vrouw is het net zo zeer een oorlogsgebied: het kind in het wagentje is niet het kind dat de vrouw, Tessa, heeft gewild. Direct na de bevalling voelde ze al dat het niet goed was. Dat ze had gefaald, dat ze een beter kind had moeten baren. ‘De schaamte woog exact vier komma twee pond.’

De mooiste, memorabele momenten ontstaan als de verkramping van Tessa geen stand houdt

Hiervoor manifesteerde Elke Geurts zich als korte-verhalenschrijver – relatief lange korte verhalen, dat wel – bijvoorbeeld van de veelgeprezen bundel Lastmens (2010). Ook De weg naar zee is met 156 bladzijden maar nauwelijks dikker dan een novelle, maar dat beperkte blikveld werkt hier vaak sterk: tijdens de helse wandeltocht laat Elke Geurts haar hoofdpersonage terugblikken op haar leven, en dan vrijwel uitsluitend op haar moederschap. Ze is net veertig geworden en dus is ze er even uit met haar oudste vriendin, ook moeder. Tessa en Gina zijn boezemvriendinnen zoals alleen vrouwen dat kunnen zijn, wat wil zeggen dat ze elkaar afbekken, op elkaars onzekerheden inspelen en elkaars leven in de breedst mogelijke zin ondermijnen. Het moederschap is een ongelijke wedstrijd: Gina’s Milja mag door naar de plusklas, terwijl Tessa’s Summer is blijven zitten in de minklas (als die al bestaat). Als lezer laat Geurts je sneller naar de conclusie komen dan Tessa zou toestaan: Summer heeft het Down-syndroom, daarom mag ze niet met de opblaashaai van Milja spelen, daarom staan haar oogjes vreemd, daarom kloppen haar lichaamsverhoudingen niet. Maar hoezeer Gina ook zeurt, het is een conclusie waar Tessa niet aan wil, ook al weet ze zelf dat het onvermijdelijk is. Daarin zit de ontwikkeling: zoals Tessa de zee moet bereiken, zo weet ze dat ze uiteindelijk de conclusie moet bereiken die ze steeds uit de weg wil gaan, namelijk dat Summer wel degelijk het Down-syndroom heeft, dat ze geen ‘normaal meisje verstopt in het lichaam van een gehandicapte’ is.

De weg naar zee is een zeldzaam hard boek, met een nietsontziende blik van een moeder die haar kind een mislukking vindt – die arme, vrolijke Summer, die zich van geen kwaad bewust is – en daarmee zichzelf. Maar die nietsontziendheid sluit ook heel veel uit, op de eerste plaats een ademend, literair verhaal. De focus is soms zo zeer beperkt tot Het Heel Erge (‘Ik ben een bokser’, denkt Tessa op bladzijde 11 al. ‘Maar dan een die elk moment knock-out geslagen wordt. Een die de wedstrijd niet wint’ – het zijn dit soort niet-subtiele hardheden die zo vaak opduiken dat je je afvraagt in hoeverre deze novelle niet een opgerekt kort verhaal is) dat het soms verkrampt leest, alsof de schrijfster haar personage geen moment adempauze gunde. Terwijl juist de mooiste, memorabele momenten ontstaan als die verkramping van Tessa geen stand houdt, als ze niet alleen aan haar ellende denkt, maar ook aan haar liefde voor haar dochter, als ze twijfelt tussen een totaal gevoel van willen verstoten en een compleet gevoel van bij iemand horen, tussen vrij zijn en geborgenheid. Je voelt het kantelen, binnen Tessa. Geen idee welke kant ze op zal vallen.

Elke Geurts
De weg naar zee
De Bezige Bij, 156 blz., € 17,90, e-book