John Hocking heeft de Europese eenwording nooit vertrouwd. Althans, niet na het Britse EG-referendum van 1975. ‘Toen zeiden ze dat het om de vrijhandel ging’, herinnert de gepensioneerde loopbaanadviseur uit Brentwood zich. ‘Ik stemde tegen, want ik had het gevoel dat er meer achter zat. Dat is nu wel gebleken. We worden door Brussel bestuurd, maar niet voor lang.’ Na een bedachtzame pauze volgt een geschiedenisles. ‘Aan het begin van elke eeuw vinden er grote veranderingen plaats. Het buskruitverraad. De eerste jacobijnse opstand. Waterloo. De Eerste Wereldoorlog. En nu een Brexit.’

Hocking is door weer en wind naar het Emmanuel Centre gekomen, een evangelische kerk in de schaduw van het Paleis van Westminster, voor de anti-Brusselse ‘roadshow’ van Nigel Farage. Het is een klassiek optreden van deze politieke kroegtijger die ongevraagd de leiding van het Brexit-kamp op zich heeft genomen: lichtvoetig en populistisch. Peuk en een pint zouden niet hebben misstaan. Applaus van de ongeveer vijftienhonderd aanwezigen, die allemaal symbolisch een pond hebben betaald, oogst de voormalige grondstoffenhandelaar wanneer hij benadrukt dat Brittannië groot genoeg is om op eigen benen te staan.

Het Brexit-kamp heeft de wind mee. Waar een Europese Unie zonder de Britten lange tijd ondenkbaar was, wijzen peilingen nu aan dat de eilandbewoners bereid zijn stilletjes weg te lopen. Het is zorgelijk voor David Cameron, die op het vasteland overkomt als een euroscepticus maar voor Britse begrippen eurogezind is. Toen de Conservatief tien jaar geleden aantrad als partijleider was het zijn voornemen om het onderwerp dat de Conservatieve Partij al decennia splijt zo veel mogelijk te negeren. Nu dreigt hij geschiedenis te maken als de staatsman die het land uit de Europese Unie heeft gehaald.

De Britse premier heeft dit referendum nooit gewild, maar hij is ertoe gedwongen door zijn eurosceptische partijgenoten en door de druk van de ukip van de charismatische Farage. Door de problemen op het vasteland kon hij Brussel niet langer beschouwen als het weer, een fenomeen waar je soms last van hebt, maar weinig aan kunt doen. Ergens koesterde hij de hoop dat de Liberaal-Democratische coalitiegenoot het referendum nog zou tegenhouden, maar na de verrassende verkiezingszege van afgelopen mei regeren de Tories alleen en moet Cameron eraan geloven. Niet langer kan hij zich verschuilen achter de eurofiel Nick Clegg.

Cameron bestormt het continent niet als een hedendaagse Hendrik V, de held van Agincourt, maar vertrouwt op charmes en stille diplomatie. Zo krijgen in Londen gevestigde journalisten uit andere lidstaten opeens uitnodigingen voor briefings in 10 Downing Street. Ondertussen heeft Nederland, dat de Unie komend half jaar presideert, de diplomatieke vertegenwoordiging in Londen danig versterkt. Er zijn weinig lidstaten die een groter belang hebben bij een Brits EU-lidmaatschap dan Nederland. Dat is niet alleen met oog op de handel, maar ook omdat de Britten een zwaargewicht vormen tegen de zuidelijke landen.

Camerons hoop is een goed onderhandelingsresultaat in Brussel. Van zijn ambitie om de hele Europese Unie te veranderen, zoals hij begin 2013 tijdens een rede op de burelen van Bloomberg had voorgesteld, is weinig meer over. Het gaat nu om nog maar vier eisen: niet willen meedoen aan een ‘ever closer union’ (een symbolisch punt), de City beschermen tegen beslissingen uit de eurozone, de nationale parlementen weer iets meer invloed geven en EU-migranten de eerste vier jaar geen aanspraak laten maken op aanvullende uitkeringen en toelagen als huursubsidie. Over dit schrale eisenpakket moet er in februari een akkoord liggen.

Er zal ongetwijfeld zo’n akkoord komen. De eerste drie eisen zullen weinig problemen opleveren en over de vierde zal een compromis worden gesloten, zodat Cameron jubelend kan terugkeren. Bij de oudere eilandbewoners roept dit herinneringen op aan 1975 toen premier Harold Wilson met een geringe onderhandelingsbuit terugkwam uit Brussel: de belofte dat de voordelige tarieven bij de import van boter vanuit Nieuw-Zeeland gehandhaafd zouden blijven. De Labour-leider tuigde dit behendig op en tweederde van de bevolking stemde voor continuering van het lidmaatschap van een economische gemeenschap.

Er zijn overeenkomsten met 1975. Net als toen gaat het nu om een premier die een krappe Kamermeerderheid heeft en gebukt gaat onder een eurosceptische opstand binnen zijn partij. Toen was het de linkervleugel van Labour, nu de rechterflank van de Tories. Net als nu streed de gevestigde orde – prominente politici, de ambtenarij, de bbc, de juridische wereld, de universiteit, de multinationals, de kerk – voor het behoud van de status-quo. Alleen de kranten zijn nu minder eensgezind. In 1975 was alleen de communistische Morning Star tegen, terwijl nu ook The Times, The Daily Telegraph en The Daily Mail flirten met een Brexit.

Realisme gaat in de Britse politiek voor idealisme. Er is geen plaats voor romantische gevoelens

De campagnegroep Britain Stronger in Europe (bse, een wat ongelukkige afkorting), aangevoerd door de voormalige Marks Spencer-topman en Hogerhuislid Lord Rose, ziet dan anders. Deze groep roept dat een Brexit funest is voor het eiland. Het zou drie miljoen banen kosten en elk huishouden jaarlijks vijftienhonderd euro. Tevens zou het leiden tot het einde van het Verenigd Koninkrijk, het einde van de City als financieel hart en het einde van de special relationship met de VS. Het inspelen op angstgevoelens is het belangrijkste wapen van het eurogezinde kamp, een tactiek die zo effectief bleek bij het Schotse referendum.

Een verschil is dat het bestel tegenwoordig met veel meer argwaan wordt bekeken dan toen. Euroscepsis is uitgegroeid tot een opstand tegen de elites, hetgeen in 2005 zichtbaar was bij het Nederlandse referendum. In het Verenigd Koninkrijk is dat sentiment de afgelopen jaren versterkt door de bonnetjesaffaire en de bankencrisis. Waarschuwende woorden van eurogezinde politici (Tony Blair, Kenneth Clarke) en big business (Richard Branson, Victor Blank) helpen weinig. In de jaren negentig voorspelden ze groot onheil na de beslissing van de Britten om toch niet deel te nemen aan de eenheidsmunt. Dat bleek mee te vallen.

Het belangrijkste verschil met 1975 is echter de positie van het Verenigd Koninkrijk. Toetreding tot de Europese Gemeenschap paste bij een strategie die na het verlies van het wereldrijk en de demotiverende Suez-crisis was ingezet: het begeleiden van het verval. In de jaren zeventig was het verouderde en door stakingen geteisterde eiland uitgegroeid tot de zieke man van Europa. Vrijhandel vormde een reddingsboei. Nu is de situatie eerder omgekeerd. Het eiland is een lichtbaken naast een zwalkend continent. ‘De vraag die we moeten stellen is: zouden we nu lid willen worden van deze club’, schreef een lezer in The Daily Telegraph.

In dezelfde krant merkte commentator Jeremy Warner op dat zijn landgenoten niet vanzelfsprekend voor het lidmaatschap zullen stemmen als ze zien dat de situatie op het vasteland slechter is. Dat is thans het geval door de euro- en migratiecrisis. Beide problemen worden door eurosceptische Britten beschouwd als bewijs van het eigen gelijk. De Britten weigerden aan de euro mee te doen en sloten zich niet aan bij het Verdrag van Schengen. Het tekent de argwaan die de eilandnatie koestert tegen het Europese Grand Project. Realisme gaat in de Britse politiek voor idealisme. Er is geen plaats voor romantische gevoelens.

De gepensioneerde topdiplomaat Christopher Meyer, die in Berlijn en Washington als ambassadeur heeft gewerkt, beweerde dat er op het eiland ‘een sulfaatachtige damp van anarchie in de lucht’ hangt, een opstand tegen de EU, door hem omschreven als een ‘mooiweerorganisatie’. Opvallend is ook dat topmannen van grote banken als ubs en Lloyds, alsmede de bankpresident, hebben gezegd dat het Verenigd Koninkrijk een Brexit kan overleven. Minister van Economische Zaken Sajid Javid constateerde dat de nadelen van het lidmaatschap, dat elke dag 55 miljoen pond kost, inmiddels groter zijn dan de voordelen.

Typerend is dat Brussel van steeds meer zaken de schuld krijgt. Dat bleek recentelijk bij de overstromingen in Noord-Engeland. Eurosceptici zijn ervan overtuigd dat Brussel het uitbaggeren van rivieren zestien jaar geleden heeft verboden. Wat eerder het geval is: de Britse wetgever heeft een Europese richtlijn op overdreven wijze geïnterpreteerd. Er is zelfs een term voor: goldplating. Er zijn talrijke voorbeelden. Zo zijn er cafés in Londen die roken op terrassen verbieden als de deur openstaat, hetgeen zou moeten van ‘Europa’. Zulke ongerijmdheden zorgen voor veel ergernissen over de Europese samenwerking.

Het meest gehoorde bezwaar is het vrije verkeer van personen, een van de pijlers onder de EU. Dit ongemak gaat terug naar 2004, toen de Labour-regering van Tony Blair besloot om de grenzen open te gooien voor inwoners van de nieuwe, Oost-Europese lidstaten. De verwachting was dat er vijftienduizend Polen en andere Oost-Europeanen zouden komen. Het werden er een miljoen. Deze toeloop was prima voor het bedrijfsleven, maar had verstrekkende gevolgen voor scholen en ziekenhuizen. Met immigratie hebben de Britten geen moeite en ze zijn zelfs trots dat het land zo populair is, maar massa-immigratie is een ander verhaal.

Om tegemoet te komen aan gemor hierover wilde Cameron immigratie terugdringen, maar dat is mislukt omdat Europese migranten niet kunnen worden tegengehouden. Het beperken van financiële bijstand lijkt nu het hoogst haalbare te zijn. Er bestaat steun voor een door Farage bepleite invoering van een Green Card-systeem. Anders dan rechtse leiders op het vasteland is de ukip-voorman niet principieel tegen immigratie. Tegen iedereen die het horen wil verklaart hij liever Indiase ingenieurs en Australische artsen dan Bulgaarse bouwvakkers te zien. Binnen Europees verband is zo’n Australische immigratiepolitiek onhaalbaar.

‘Wij worden afgeschilderd als Europa-haters, maar niets is minder waar. We hebben alleen moeite met Brussel’

Het verraadt evenwel de liefde die binnen het Brexit-regiment bestaat voor het Gemenebest, de landen uit het voormalige wereldrijk waarvan bij de Europese toetreding in 1973 afscheid was genomen. ‘Laten we de EU dumpen en onze liefdesrelatie met India herstellen’, schreef de Conservatieve europarlementariër Daniel Hannan tijdens het recente bezoek van de Indiase premier Narendra Modi aan Londen. Tijdens de genoemde bijeenkomst in de evangelische kerk beweerde zijn ukip-collega Gerard Batten dat India zelfs het voorbeeld kan zijn, een kolonie die in 1948 op vreedzame wijze afscheid nam van het moederland.

Eurosceptici worden vaak neergezet als nationalistische nostalgici, als ‘Little Englanders’ die zich achter de witte kliffen verschuilen en als Doctor Who naar de jaren vijftig terug willen keren. Zelf profileren ze zich juist als toekomstgericht, erop wijzend dat Europa een aflopende zaak is. Immers, het aandeel van de Oude Wereld in de wereldhandel is al jaren tanende. Liever richten ze zich op Gemenebest-landen en andere opkomende economieën waarmee ze zonder tussenkomst van eurocraten en onder toezicht van de Wereldhandelsorganisatie wensen te handelen. Het is het beste van twee werelden: zelfbestuur en wereldhandel.

Omdat de Britten een handelstekort hebben met de andere landen binnen de EU heerst de verwachting dat een Brexit niet zal leiden tot een handelsoorlog. Mocht Brussel sancties overwegen, dan staan de Duitse autobedrijven en Franse wijnproducenten meteen voor de deur om daartegen te protesteren. Het probleem is de kwetsbaarheid van de financiële sector. Terwijl de hedgefondsen geen moeite hebben met een Brexit – ze gedijen bij instabiliteit – bestaat er een gerede kans dat Amerikaanse banken zoals J.P. Morgan en Goldman Sachs hun heil gaan zoeken in Dublin of Luxemburg. Voor hen is Londen vooral een brug naar Europa.

Maar er is meer dan immigratie en economie. De oorsprong van het Brexit-debat is de hang naar soevereiniteit, de simpele vraag ‘Who governs Britain?’ Margaret Thatcher werd pas echt eurosceptisch toen ze eind jaren tachtig door kreeg dat een politieke unie het uiteindelijke doel was. ukip zag het daglicht na de rectificatie van het Verdrag van Maastricht van 1992. Het brein achter deze protestpartij was Alan Sked. Deze hoogleraar internationale geschiedenis aan de London School of Economics is fel gekant tegen Europees federalisme, maar vindt tegelijkertijd dat ukip onder Farage te veel een anti-immigratiepartij is geworden.

Dat blijkt ook uit de woorden van Courtney Robinson, een van de jongere aanwezigen bij de genoemde roadshow van Farage. ‘Immigratie zegt mijn generatie niet zo veel’, zegt de twintigjarige filmmaker. ‘Het doel is om een Europese superstaat te maken, dat hebben meerdere Europese presidenten ruiterlijk toegegeven, maar ik vind het prachtig dat elke Europees land zijn eigen wetten, tradities en taal heeft.’ De keurig in pak geklede Robinson komt dan met een dringend verzoek. ‘Wij worden vaak afgeschilderd als Europa-haters, maar niets is minder waar. We bewonderen dit werelddeel en hebben alleen moeite met Brussel.’

Wie Farage hoort spreken, een politicus met een Franse naam en een Duitse vrouw, moet meteen denken aan zijn redevoeringen in het Europees Parlement, die steevast een tweede leven krijgen als YouTube-hits. Die tirades staan symbool voor de moeizame verhouding tussen de Britten en de rest van Europa. Met hun eisen, verlangens en betweterij zijn de Britten geëvolueerd van de vieze naar de irritante man van Europa, maar juist omdat ze zichzelf stoïcijns aan de periferie opstellen, zien de Britten de zwakke punten van de EU vaak scherp. Een voetbalwedstrijd is ook beter vanaf de tribune te volgen dan vanaf het veld.

Het democratische tekort is de meest in het oog springende zwakte van het Europese project, zeker vanuit het perspectief van een natie die zich de moeder van de moderne democratie mag noemen. Om die reden heeft het Britse EU-debat iets paradoxaals. Er heerst afkeer van ‘de kliek in Westminster’, waarbij Farage een hedendaagse Guy Fawkes is, de paapse rebel die het Paleis van Westminster tijdens het buskruitverraad van 1605 probeerde op te blazen. Tegelijkertijd speelt juist een liefde voor hun Lagerhuis een grote rol. Westminster mag dan een warwinkel zijn, denken de eurosceptici, maar het is in ieder geval wel hún warwinkel.

Met een fier wapperende Union Flag op de lekkende daken.