Het is vrijdagmiddag 7 februari 2020, de wekelijkse persconferentie van minister-president Mark Rutte in Nieuwspoort. Zoals altijd begint Rutte met een inleiding, vandaag is die vooral gewijd aan stikstof, een hot item op het Binnenhof. Als de journalisten vragen mogen stellen, zegt de journalist van persbureau Reuters: ‘Ik heb twee vragen over het corona/Wuhan-virus. Om te beginnen de voorbereidingen. Bent u….’ Rutte breekt hem af: ‘Nog één keer. U zei?’ Als je dat terugleest, lijkt het of je in een script van Zondag met Lubach bent beland, het tv-programma dat samenleving en politiek op de hak neemt.

Nu een jaar later de invloed van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (rivm)en het Outbreak Management Team (omt) meer en meer wordt bevraagd en bekritiseerd, is het opmerkelijk wat Rutte vervolgens zegt in zijn uiteindelijke antwoord op de vraag van Reuters: ‘… dat wij volledig varen op het kompas van deskundigen. Dat lijkt mij ook heel erg verstandig, hè. Dus het rivm is in the lead.’

Ook op de wekelijkse persconferentie van 6 maart 2020 is dat het adagium: ‘Het is heel verstandig die adviezen dan ook op te volgen.’ In Nederland is dan inmiddels net de eerste dode gevallen als gevolg van het coronavirus. Zeker met de kennis van nu lijken Rutte en zijn kabinet noch het rivm daardoor echter gealarmeerd. ‘Wij zijn een nuchter volkje. We zitten niet te wachten op symboolmaatregelen’, zegt Rutte begin maart nog, en hij doelt daarmee onder meer op een advies om geen handen te schudden. Drie dagen later komt die ‘symboolmaatregel’ er alsnog.

Laten we eerlijk zijn, niemand had destijds voorzien dat we een jaar later zelfs een avondklok zouden hebben plus een één-persoon-per-dag-op-bezoekregeling, boven op alle toch al strenge maatregelen om het virus te bestrijden. Waarvan inmiddels ook nog een besmettelijker variant rondwaart. Het was in dat prille begin, zoals Rutte herhaaldelijk zei, als het waden door dichte mist. Niet alleen in Nederland, overal in de wereld. Die mist is inmiddels minder dik, maar nog niet weg.

Het aantal coronadebatten in de Tweede Kamer is na een jaar niet meer op vijf handen te tellen. Eindeloos lang duren ze. Omdat, hard gezegd, niemand de oplossing weet, maar alle vijftien fracties wél in beeld willen zijn. Zelden zijn Kamerdebatten zo populair geweest. Met de verkiezingen in aantocht is het gratis zendtijd. Al zijn de kijkcijfers van de coronapersconferenties nog vele malen hoger.

Het is aan de politiek om de risico’s te wegen

Het woord perspectief, schat ik in, is na corona en virus het meest gebruikt tijdens die debatten. Elke Kamerfractie wil dat perspectief dan vooral voor één speciale groep. Om de eigen achterban aan te spreken, uiteraard. Maar het is ook omdat niet alleen het kabinet, maar ook de Kamerleden naar iets groots en ongekends kijken, te groot om te bevatten, en daarom vluchten ze in details. Politici zijn net mensen.

Ook gewone mensen zijn zich afgelopen coronajaar meer en meer gaan roeren. Nederland zou zijn polder-imago ook geen recht hebben gedaan als die polderclubjes zich níet hadden gemeld. Daardoor gingen halverwege maart vorig jaar de scholen tóch dicht, ook al had het omt dat niet geadviseerd. En gingen onlangs de basisscholen tóch weer open, al had het omt dit liever niet gezien. Kregen we tóch mondkapjes ook al adviseerde het omt dat pas toen de maatschappelijke druk te groot werd en zelfs toen ging dat bij voorzitter Jaap van Dissel niet van harte. En kregen zorgverleners tóch eerder een vaccinatie ook al adviseerde de Gezondheidsraad anders.

Dat het rivm en omt altijd ‘in the lead’ zijn, zoals Rutte het ruim een jaar geleden zei, klopt dus niet helemaal. Maar hun invloed is wel groot. Waardoor toch de zorg leidend is in de aanpak van het virus, en het aantal ic- en gewone bedden en de beschikbare handen daaraan bepalend zijn voor de strengheid van de maatregelen. Niet de economie, de eenzaamheid in de samenleving, de afgebroken studies van jongeren of de kinderen die thuis mishandeld worden. Ook niet bij de meeste oppositiepartijen in de Tweede Kamer, ondanks alle aandacht die ze voor deze onderwerpen vragen.

Het rond laten waren van het virus durft de politiek niet aan, ook al zijn er groepen in de samenleving die daarvoor pleiten. Politici zien de rijen ambulances al staan, de lijkkisten, de nabestaanden die protesteren omdat hun geliefde moest sterven omdat een jonger iemand voor ging. Maar de meesten realiseren zich eveneens dat ook een loslaat-scenario de economie zou doen haperen, treinen zou doen stilstaan en scholen tot sluiting zou dwingen. Omdat winkelmedewerkers, machinisten en docenten besmet zouden zijn geraakt.

Ook de roep om het omt uit te breiden met economen, psychologen en andere deskundigen, zodat niet alleen de epidemiologen het voor het zeggen hebben, krijgt geen gehoor op het Binnenhof. Ik zou zeggen: gelukkig maar. Uiteraard moet het kabinet naar meer kijken dan alleen het aantal ic- en ziekenhuisbedden. Maar het is aan de politiek om te wegen welk risico ze wil nemen bij het laten oplopen van het aantal besmettingen, ziekenhuisopnames en doden. Anders zou pas echt bewaarheid worden waarop de ministersploeg nu wordt bekritiseerd: dat het kabinet zijn oor laat hangen naar het omt. Dat team – in welke samenstelling ook – moet juist niet in the lead zijn. De politiek moet dat zijn.

Vanaf deze week blogt Aukje van Roessel in de aanloop naar de verkiezingen extra columns In Den Haag. Te vinden op groene.nl