Voor de recent verschenen VSB Poëziebijlage bij De Groene Amsterdammer was geprobeerd Christine D’haen (89), net als de andere dichters, te interviewen. Zij liet zich alleen per brief benaderen; het antwoord verscheen te laat om nog te kunnen worden meegenomen. Nu alsnog – met het oog op de uitreiking van de VSB Poëzieprijs op 11 april – drukken we haar brief af, die begon met een prangende mededeling: ‘U belooft op uw eer, u zweert dat u geen woord verandert aan mijn uitspraken. Voor een schrijver is het ene woord het andere níet.’

Kunt u iets vertellen over uw werkwijze? Heeft u meelezers?
Ik denk altijd aan mijn gedicht. Nu en dan schrijf ik iets op, dat wordt vele malen herschreven (helaas met bic) en gecorrigeerd. Ja, ik laat het nakijken door mijn man (Rene Belaert, historicus) en door Paul Claes (classicus en neerlandicus, dichter, prozaïst, gerenommeerd vertaler, theoreticus en exegeet), wier raad ik soms volg. U moet het dichtproces zien als een samenwerking tussen twee instanties: het onbewuste en het bewuste. Het onbewuste is het grote reservoir van al het ooit beleefde en gelezene, het bewuste is de kennis van de taal + de kennis van de prosodie (wetten van de dichtkunst). De rede (het bewuste) moet streng en precies zijn. Zoals ik zei in het interview met Margot Vanderstraeten (De Morgen) beschouw ik de poëzie als een kunst en kunde die, gegeven het talent, door intense studie en oefening geleerd wordt, zoals muziek, plastische kunst etc.
Maakt uw werk deel uit van een traditie?
Ik ga ervan uit dat dichtkunst – het vormgeven in taal van menselijke belevenis – zo lang zal bestaan als de mens. Uiteraard bestaat geen menselijke handeling zonder traditie, heel het verleden zet zich voort in heden en toekomst. Zelfs verzet tegen traditie behoort tot de traditie.
Wat is de juiste manier om uw poëzie te lezen?
De juiste manier om mijn en alle poëzie te lezen is: eerst en voor alles genieten van de schoonheid, zonder vooralsnog te begrijpen. Dan, levenslang, lezen en studeren over alle aspecten van taal en culturen, zoveel er tijd en energie beschikbaar is.
Op die manier zijn al vele van uw vragen beantwoord: bv. ‘Wat is de functie van poëzie in het huidige tijdsgewricht.’ Daar m.i. poëzie = mens, is de poëzie altijd even functioneel d.w.z. latent, potentieel. In feite denk ik dat op dit moment de actualiteit van poëzie nihil is. Het begrip (besef) van wat poëzie is, is momenteel verdwenen. Men heeft bijna elke regel (elke prosodie) afgeschaft; zonder vorm is er geen kunst. Losse ideeën, invallen, leukigheden, kunnen ‘poëtisch’ zijn, ze zijn geen poëzie. Poëzie is vorm.
Ikzelf heb levenslang poëzie gelezen en bestudeerd in zoveel mogelijk West-Europese talen, plus theorie gelezen over taal en poëzie. Studie is de sleutel tot kennis, de mens (ook het dier trouwens al) is een lerend wezen.
Niet elk mens kan alles lezen: met ons zes miljard zijn we één brein. Als je wiskundige bent heb je geen tijd om poëzie te lezen. Dat geeft niet. Via via heb je altijd deel aan het menselijke gebeuren. Lees poëzie als je zin en tijd hebt, geniet ervan, zie in alles het ‘poëtische’ – en wacht op het eeuwige leven van al de rest.
De dichter zelf (vergeef een oude vrouw haar raadgeverij) moet iets te zeggen hebben en zijn métier leren, zoals een componist.

Waarom laat u zich enkel nog schriftelijk interviewen?
Ik heb ervaren dat bij mondeling interviewen elk woord vervangen wordt door een van de vragen – en het menselijk contact vraagt ook te veel van mijn psyche: ik ben een schuw wezen.
Heb ik nog vragen onbeantwoord gelaten?
Beschouwt u zichzelf in de eerste plaats als een dichter, of als een prozaïst?
Ik beschouw mijzelf eerst als dichter.
Hoe kan het dat gedichten van honderd, tweehonderd jaar geleden ons nog steeds kunnen raken en ontroeren?
Gedichten van honderden jaren geleden kunnen ons nog raken en ontroeren zoals grotschilderingen van 30.000 jaar geleden ons nog raken, omdat de mens nog mens is. Maar toch is het belangrijk om misverstand te vermijden: zonder studie interpreteren we verkeerd, dat is dan jammer. Bv. bij Rimbaud betekent ‘délicatesse’ niet wat het nu betekent, maar waarschijnlijk ‘genotzucht’ – en in ons Egidiuslied ‘du coos die doot’ niet ‘jij verkoos de dood’, maar ‘jij proefde de dood’. De exegese (verklaring) houdt nooit op.

Ik moet u danken voor uw prachtige stimulerende vragen; ik ben blij dat u aanvaard hebt dit gesprek schriftelijk te voeren; en ik dank u ook om uw trouw aan uw gegeven woord: alles letterlijk weer te geven (en níets weg te laten??).

Christine D’haen