Het is nu wetenschappelijk bewezen: lef loont in de sport. Aan de gerenommeerde Universiteit van Chicago (bij de toptien van het land), werkt de econoom Richard Thaler, die door colle ga’s al jarenlang wordt getipt als een toekomstig Nobelprijs winnaar. In zijn colleges over «behavioral economics» speelt sport sinds enkele jaren een allesbepalende rol. Ten overstaan van dertig van ’s werelds belangrijkste psychologen, statistici en economen toonde hij afgelopen maand op een tweedaags academisch congres in Arizona zijn onderzoeksresultaten.

Trainers, coaches en spelers zijn voorzichtiger dan nodig, en voorzichtiger zelfs dan goed is voor de prestaties van hun team. Tot deze conclusie is Thaler gekomen na uitvoerige bestudering van spelsituaties in honkbal, basketbal en Amerikaans voetbal. Een voorbeeld: met nog 24 of minder seconden op de klok staat een basketbalteam twee punten achter. Onderzoek laat zien dat coaches in dat geval hun team bijna altijd de opdracht geven een tweepunter te maken, in de hoop de wedstrijd daarna te winnen in de extra gegeven tijd. Coaches prefereren deze optie boven een poging tot een moeilijker te scoren driepunter. Maar uit Thalers onderzoek blijkt nu juist dat het laatste (het scoren door een schot van buiten de driepuntslijn) een grotere kans geeft op winst in de partij dan het eerste, de poging tot een tweepunter. Kortom, als de coach meer moed had getoond, was de kans op roem groter geweest.

De secundaire conclusie: coaches lijden aan een irratio nele, kostbare voorzichtigheidsziekte. De econoom Thaler vergelijkt hen met mannen als de voetballer Bergkamp, die lijden onder een statistisch onhoudbare angst en kiezen voor het rijden van honderden riskante kilometers met de auto, omdat ze bang zijn dat hun vliegtuig neerstort.

Om in het Amerikaanse sportjargon te blijven: je hoeft geen raketgeleerde te zijn om te zien dat in het voetbal de bevestiging van Thalers theorie door de voetbalclub Ajax wordt geleverd. Al decennialang speelt de ploeg op de aanval, wat de club geen windeieren heeft gelegd. In verhouding met het budget heeft Ajax onredelijk veel prijzen gewonnen. Toch ziet het er vaak angstaanjagend en inderdaad «onredelijk» uit. Als fan begrijp je de voorzichtigheid van Amerikaanse basketbal- en honkbal coaches wel, want hoe vaak lijkt het niet alsof Ajax in het eigen zwaard loopt? Je hoort jezelf Hatem Trabelsi, Nigel de Jong, of vroeger Frank de Boer en Winston Bogarde terugroepen, je bidt tot God dat die Ajacieden gewoon weer achter de bal gaan lopen, in plaats van ervoor. «Gewoon die voorsprong vasthouden, niet gek doen!» roept mijn achterbuurman op de tribune bijna tweewekelijks.

Statistiek is achteraf redeneren. En achteraf heeft de winnaar altijd gelijk. Maar wat te doen met de verliezers? Frank Rijkaard dankt zijn baan en autoriteit als trainer aan zijn prestaties als voetballer. Hij coacht op «intuïtie» en «op gevoel» en anders dan Foppe de Haan van Heerenveen (Champions League bereikt met een provincieclubje) laat Rijkaard zich niets gelegen liggen aan economen en hun besluitvormingsmodellen. Dat was te zien tijdens het EK voetbal twee jaar geleden. Het stond 0-0 tegen Italië in de halve finale. Nederland was de betere ploeg, en speelde met elf man tegen tien Italianen. Op gevoel bracht Rijkaard middenvelder Winter in het veld en voetbalbejaarde Van Vossen, bank zitter bij zijn eigen club. Nederland verloor. Van Vossen leed louter balverlies en Winter maakte niet één memorabele actie. Als Rijkaard wist van Thalers onderzoek had hij gedaan waar voor malig Ajax-speler Jan Mulder in die dagen bij herhaling om vroeg, of bijna om smeekte: gooi alle spitsen erin.

Want aanvallen blijkt rationeel. Frank Rijkaard is inmiddels gepromoveerd tot coach van een van de belangrijkste voetbalclubs ter wereld. Nu maar hopen dat Thaler spoedig de Nobelprijs krijgt.