Ik kreeg het verzoek mijn favoriete muziek door te geven, voor een radioprogramma waarin ik geïnterviewd ga worden. Het gevolg is dat ik nu al dagen op begrafenissen bivakkeer, die van mezelf en anderen. In mijn hoofd wel te verstaan. Misschien moet ik erbij vermelden dat het om klassieke muziek gaat. Voor het slapengaan lees ik Swimming in a Sea of Death, van David Rieff, de zoon van Susan Sontag ja. Waarom? Misschien is het de instant zwaarte die het boek belooft, net als klassieke muziek, wég van de vluchtigheid die soms zo algeheel op je kan drukken. Op mij kan drukken.
Sontag hield van Bach en Beethoven, ik zeg het haar niet na. Vrijwillig luister ik nooit naar klassieke muziek, wat ik tamelijk onvolwassen vind. En dus zet ik soms expres Schuberts Winterreise op, in plaats van voor de honderdste keer Sufjan Stevens of Sharon van Etten, omdat ik hoop dat ik eraan zal gaan hechten. Na het zien van de film Shame, van Steve McQueen, pakte ik Das wohltemperierte Klavier van Bach uit de kast, ik denk dat ik toch zeker zo’n twintig keer bewust geprobeerd heb ernaar te luisteren. Ik snapte maar niet wat ik hoorde, ik werd er onrustig en zenuwachtig van, in plaats van iets anders. En ik hoorde niet terug wat ik in de film zo mooi had gevonden.
Zou er een kritische leeftijd bestaan waarop je moet kennis maken met klassieke muziek om die op waarde te kunnen schatten? Het is vooral in combinatie met film dat soms een melodie zich in mij vastzet, zoals ook een enkel gedicht in een verder prozaïsche omgeving me meer treft dan een hele bundel vol.
Inmiddels, terwijl ik dit schrijf, zoek ik online de soundtrack van Shame op, zodat ik in dat radioprogramma toch straks met Bach voor de dag kan komen. Om erachter te komen dat de melodie die ik zoek afkomstig is van ene Harry Escott, filmcomponist. Unravelling heet het stuk, en ik krijg meteen de rillingen als ik het hoor, gewoon op een grijze zaterdagmiddag op mijn zolderkamer. Lijd ik aan wansmaak? Jaren geleden kocht ik een cd van Michael Nyman die de muziek maakte voor ondermeer The Cook, The Thief, His Wife and Her Lover, en The Piano, en nu we toch hier zijn aanbeland: ik heb onmiddellijk de soundtrack van Interstellar aangeschaft – o ja, ik ben die gek die nog steeds cd’s koopt –, al blijk je in de praktijk van alledag niet echt te kunnen functioneren als de bezwerende orgelklanken van Hans Zimmer de kamer binnenkomen.
Ik ben van koriander gaan houden, ik vind gember niet langer vies, ik heb een coltrui tot mijn garderobe toegelaten, ik hou toch zeker wel van een paar opera’s, maar kennelijk kan ik klassieke muziek alleen in verdunde vorm tot me nemen. Waar verdunde staat, kun je denk ik ook verkitschte lezen. Al wil ik niemand te kort doen in zijn kunstbeoefening.
Opera! Ik zou natuurlijk de slotaria uit Monteverdi’s L ’Incoronazione di Poppea kunnen aandragen, Pur ti miro. Ook een geval van doorzetten geweest, maar inmiddels niet meer met droge ogen te beluisteren. Al stuit het idee om dit delicate duet zomaar als een aardig moppie te presenteren me onmiddellijk tegen de borst. Alsof je van een tompouce het eterige bladerdeeg laat liggen en alleen de room naar binnen lepelt.
Het is een intens droevig geschrift, de memoir die David Rieff schreef. Zijn leven stond ten dienste van zijn moeder, de zichzelf onsterfelijk wanende Susan Sontag. Zelfs hij wist niet hoe te handelen of wat te zeggen vanaf het moment dat ze de dood definitief kreeg aangezegd. Het kan statistisch gezien niet zo zijn, schrijft hij, dat het ergste wat je kan overkomen je gebeurt op een moment dat je dat het minst aan ziet komen. Maar als er iets verschrikkelijks gebeurt, voelt dat altijd zo. En misschien is dat maar goed ook. Stel je voor dat je het wél aan ziet komen.
Als je weet wat je te wachten staat, zou je je leven dan anders inrichten? Het is de vraag waarom de film Arrival draait, en er is weer een indringend muziekje onder gezet: Max Richters On the Nature of Daylight. Pijn, berusting, liefde, ik hoor het er allemaal in. Richter is ook het brein achter het pianothema van de serie The Leftovers. Ik denk aan Rieff, en het schuldgevoel waarmee wij achterblijvers kampen, domweg omdat we onze dierbaren niet voor de dood kunnen behoeden.