De wijze Chris Patten, rector van Oxford University en oud-eurocommissaris voor buitenlandse betrekkingen, deed waarschijnlijk de minst correcte observatie over Brexit van de afgelopen tijd. ‘Wij Britten moeten ons verontschuldigen aan onze vrienden in de wereld’, schreef hij. ‘Ons nationale spektakel van zelfbeschadiging moet vervelend beginnen te worden.’ Niet alleen zat hij er ver naast wat de amusementswaarde van de huidige Britse politiek betreft. Ook hier leidde het maar heel even onze aandacht van Westminster af toen in Duitsland de volgende leider van Europa werd voorgesorteerd en de nucleaire veiligheid in Europa door Trump en Poetin op losse schroeven werd gezet. Maar Patten onderschat vooral wat een godsgeschenk deze fase in Brexit voor velen is.
Europa heeft betere tijden gekend. In Frankrijk wankelde de Vijfde Republiek toen de provincie in gele hesjes neerdaalde op Parijs. Merkel strompelde door een paar crises heen, Italië rommelt openlijk met het kasboekje, Hongarije slaat af naar autocratie. En dan wachten de vluchtelingensituatie, de Europese financiën, de brandstofeconomie en de populistische golf ook nog op een oplossing. Reden te over voor Europese somberheid. Maar in plaats daarvan ziet de Europese Unie er door het geklungel in Londen slagvaardig en eensgezind uit, en lijken Europese politici prudente leiders. De onuitstaanbare Jean-Claude Juncker paradeert weer als een zonnekoning door Brussel en wapperde vorige week door een bos blonde Zweedse haren alsof hij heel 2018 onder een steen had gelegen. Mark Rutte was maandag de eerste Europese politicus die zijn kiezers waarschuwde dat zij net als de Britten ‘in de chaos zitten’ als ze niet op hem stemmen. Hij zal zeker niet de laatste zijn.
Dit alles moet niet het zicht wegnemen op welk drama zich in Londen afspeelt. Wat we zien is een nieuw 1956. Destijds moest Groot-Brittannië afscheid nemen van zijn status als grootmacht, nadat het met Frankrijk had geprobeerd om het Suezkanaal in te nemen en de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie dat gezamenlijk hadden verhinderd. Het was een daverende psychologische klap, die nog decennia nadreunde. Nu zien we een vergelijkbaar moment. Hoewel een paar verstokte Brexiteers volhouden dat premier May alles heeft verpest, daalt bij de meeste Britse politici, journalisten en andere betrokkenen in dat er niet veel meer in zit dan de ‘deal’ die zij met de EU sloot: simpelweg omdat Groot-Brittannië kleiner en minder machtig is dan de EU, en omdat de toekomstige relatie voor de Britten belangrijker is dan andersom. Deze realiteit zou voor geen enkele Brit een verrassing moeten zijn. Maar net als in 1956 is het dat wél.
Het echte drama is niet deze confrontatie met de realiteit, als wel het onvermogen van een hele Britse politieke klasse om op dit cruciale moment leiderschap te bieden. ‘Wat op het spel staat kon niet belangrijker zijn. We staan voor de grootste politieke crisis sinds minstens enkele generaties’, zei de voormalige Britse gezant in Brussel, Ivan Rogers, vorige week in een toespraak. In plaats van een koers uit te zetten kiezen de Britse regering en het parlement volgens Rogers al jaren voor ‘ontkennen, tegen elk bewijs in, dat we voor onvermijdelijke keuzes staan’. Het resultaat is politieke verlamming, in toenemende mate ontreddering, en nog iets gevaarlijkers. Rogers ziet ‘het narratief ontstaan van een “verraad” van een Remain-elite’, een ‘ontluikend Brits equivalent van de Dolkstoot-legende’. Een beladen metafoor, die verwijst naar de Duitse mythe die het verlies in de Eerste Wereldoorlog neerlegde bij verraad door een onpatriottische, burgerlijke elite. Het voorspelt de terugkeer van de politiek van schuld en verraad.
Niet slechte keuzes maar leiderloosheid is het echte probleem. Daarin is Brexit niet uniek. Het verschil met andere grote politieke problemen, zoals de schuldeneconomie of klimaatverandering, is dat bij Brexit de verlamming zichtbaar wordt door zelf opgelegde deadlines. Een essay in The Times Literary Supplement opende onlangs met de observatie: ‘Ambivalentie is de grootste politieke en sociale misdaad in de moderne, performatieve arena; om dubbelzinnig te zijn, de tussenkomst van twijfel toe te staan, om te verzuimen om te spreken en, daarom, te handelen.’ Dat is zeker niet altijd zo. Maar wel als ambivalentie niet voortkomt uit twijfel over de beslissing, maar uit angst om die te nemen.