
Sommige dingen komen steeds weer terug als je eigenlijk naar iets anders kijkt. Wat mij bezighield zijn schilderijen van Ellsworth Kelly en Frank Stella waarvan de vormgeving en de kleur min of meer abstract zijn. Maar er zitten verschillen in hun idioom van die abstractheid. Kort geleden heb ik veel tijd doorgebracht in de onmiddellijke nabijheid van schilderijen van Kelly toen ik ze in het nieuwe Museum Voorlinden in een mise-en-scène moest samenbrengen. Voor elk van hen moest ik de meest perfecte plek aan de wand vinden. Dan moet je heel goed en geduldig naar dingen kijken: hun vorm in je laten doordringen en het gewicht van die vorm en de kleur ervan met je ogen wegen. Ineens toen zag ik dat schilderijen van Kelly niet of maar met mate abstract zijn. Vroeger had ik dat niet zo gezien omdat ik in het voorbijgaan niet zo lang keek naar Green Curves bijvoorbeeld. Nu begon ik in dat schilderij een bijzondere intensiteit in de waarneming te merken. In de contour van die enkele groene vorm voelde ik een spanning die komt, als obsessie, als je iets lang en aandachtig blijft observeren. Het is een vorm die ooit gezien is en toen terwijl er werd gekeken spannender werd. Bij toeval herinnerde ik mij Effingham van Frank Stella omdat de vormgeving van dat schilderij qua idioom wel enigszins met Green Curves verwant is maar toch wezenlijk anders van soort. Het is wel geheel abstract, niet min of meer.

Ik keek naar Effingham en zag dat het een constructie is die geheel en al bedacht en ontworpen is. Hoe die in elkaar zit is raadselachtig – maar toen kwam ik terecht bij weer iets anders. Als ik aan iets echt abstracts denk, kom ik uit bij het witte Reliëf met twee middellijnen van Ad Dekkers. Toen hij dat in 1965 maakte, kende ik hem – de herinnering aan dit meest onverbiddelijk abstracte werk dat ik ken, is dus ook persoonlijk en intiem. Daar kan ik ook niets aan doen. Het werk gaat zo: een kwadraat wordt door twee lijnen door het midden in vier kleinere vierkanten verdeeld. Het vlak is witgelakt spaanplaat. De smalle lijnen zijn in het oppervlak gefreesd. Het zijn lijnen van schaduw dus. Die droge abstractie van Ad Dekkers is wat constructie betreft niet raadselachtig. Alle ingrepen zijn de simpelst denkbare. Een anders geplaatste deling dan die door het midden zou bedacht en artistiek zijn. Dat was uit den boze.
In Effingham zien we met nadruk het verloop, bijna overal langs de randen, van die blauwe band. Die beweegt als een vertakking en geeft een zwier van energie aan het schilderij. Dekkers’ reliëf is in stille rust. Rechtsonder, in de hoek van geel, begint de band: daar waar die schuin is afgesneden. Vervolgens wordt de rand van de scheve ruitvorm gevolgd – totdat we bij een tweesprong komen. Daar gaat de band kort naar links. Het andere deel gaat als een spitse zigzag lenig naar boven. Maar je zou het schilderij ook kunnen zien als een eigenaardige vorm van oranjebruin waar nog ander bijwerk aan hangt. Het gaat tussen het patroon van de blauwe band en de twee andere kleuren. Een pure inventie – shaped canvas werden ze genoemd, een precieze omschrijving. Het schilderij is hoekig. Het is een constructie en in karakter en wezen dus heel iets anders dan Green Curves.

Van dat vreemde vlak groen is de kromme aan de rechterkant iets vlakker dan die links. Die is, moeilijk zichtbaar, net wat holler. Ik neig ertoe rechts als de buitenkant te zien en links als de binnenkant. De groene vorm op de witte muur lijkt daardoor ruimtelijk wat lichter. Omdat de twee krommen verschillend buigen, zijn het (ver weg) stukken van twee verschillend ruime cirkels. Dat maakt de omtrek nog eigenaardiger. Ik vond van Kelly een collage gemaakt met een platgedrukt koffiebekertje van karton. Dat heeft in het klein ongeveer de vorm van Green Curves. Het schilderij is geen vergroting echter van zo’n bekertje. Maar Kelly kon zich er het groene schilderij bij voorstellen omdat hij in zijn hoofd over het prachtige idioom van abstractheid kon beschikken. Wat schilders ook verzinnen, een kunstwerk kan overal beginnen.
Beeld: (1) Ellsworth Kelly, Green Curves, 1997. Olieverf op doek, 203,2 x 174,3 cm; (Fondation Beyeler, Riehen/Basel Beyeler Collection / Museum Voorlinden); (2) Frank Stella, Effingham I, 1967. Acrylverf op doek, 327 x 335,5 x 10,1 cm (collecite Van Abbemuseum / Peter Cox)