Het meesterlijke portret van Leo Vroman door Jeroen Henneman is gesneden in zwart ijzer. De kunstenaar noemt het een staande tekening. Het ding is drie meter hoog en staat nog hoger gemonteerd, ik schat zo’n twaalf meter, op een betonnen pergola op de derde verdieping van de openbare bibliotheek in Gouda. Van beneden zien we de figuur dus tegen de hemel die altijd, ook als het grijs weer is, voor die slanke lijnen een lichte (zelfs stralende) achtergrond zal zijn. Zo op die hoogte, staande op een karige architectuur, is het portret niet zomaar een tekening maar ook een slimme mise-en-scène. Vrij dicht bij de bibliotheek bijvoorbeeld staan een paar hoge bomen. Als hun kruinen groen zijn, zal dat beweeglijke gebladerte een rol spelen in onze waarneming van het werk; van verschillende gezichtspunten op wat meer afstand zal het gedeeltelijk tussen het groen schuilgaan. Een tekening op papier heeft een bijzondere concentratie en intimiteit – maar bij deze figuur buiten, op die hoge plek, gaan alle aspecten van de omgeving een grillige rol spelen in de scenografie.

Als zulke beelden in je hoofd komen krijg je ze er, net als een deuntje, ook niet meer uit

Ik zag het werkstuk kort geleden op de zonnige dag dat het op zijn plek werd gehesen. Toen het daar stond viel me op hoe frêle de figuratie ervan was. Er was een dun zonlicht, de takken van de bomen waren nog zonder bladeren. Omdat het hoofd van Vroman zo voorzichtig in de twee handen wordt gehouden moest ik denken aan een vogelnestje, tussen de takken, dat ruimte bood voor het hoofd. Die indruk kon ontstaan, denk ik, omdat het werk voordat het de concieze figuratie was zich eigenlijk eerst vertoonde als zachtaardige verweving van korte lijntjes. Ik keek van onderen omhoog en zag het ding op de betonnen balk waarop het werd vastgezet balanceren – fragiel als een vogelnestje tussen boomtakken. Wat later zag ik het werk van meer afstand waarbij ik de figuur omgeven zag door kale boomtakken. Toen kwamen er beelden in mijn hoofd van die donkergroene kluwen van maretakken (mistletoe), warrig en geheimzinnig, hoog zwevend in populieren in de herfst.

Als zulke beelden in je hoofd komen krijg je ze er, net als een deuntje, ook niet meer uit. Zo gaan ze deel uitmaken van het kunstwerk zoals jij het in je opneemt. De kunstenaar heeft dit portret op zijn manier vormgegeven, in zijn typische handschrift waarin ook al zijn denken een plaats vindt. Daarna kijkt een ander ernaar – en die individuele kijker kijkt er alleen naar. Die waarneming is onnavolgbaar uniek. Ze werd op gang gebracht door wat Jeroen Henneman hier in elkaar heeft gezet en door hoe hij dat heeft gedaan. Bijvoorbeeld: dit is niet zomaar een strak en buigzaam getekend portret dat daarna vergroot is tot drie meter hoogte. Een tekenaar die een portret tekent, komt dicht bij dat gezicht. Dat Henneman foto’s heeft moeten gebruiken veranderde niets aan de artistieke probleemstelling: je ontwerpt een tekening die drie meter hoog moet zijn omdat die figuur ook op afstand dichtbij en intiem moet ogen. Tegelijkertijd moeten de gelaatstrekken, ook op afstand, er nog enigermate karakteristiek uitzien. Ik kijk naar het portret en mij valt op dat het erg aanstekelijk is. Als je Vroman soms op televisie zag, was dat een optreden vol alerte opgewektheid. Daarom is de vormgeving van de sculptuur ook zo toverachtig licht. De figuur is met stukjes lijn in elkaar gezet die steeds op minstens één punt met elkaar verbonden zijn. Zo houdt het ding zichzelf overeind.

In dat proces moeten lijnen in aantal beperkt worden en tegelijkertijd strakker worden. Zo worden gezicht en handen, de hoofdzaak in de mise-en-scène, gedragen door niet meer dan veertien dunne lijnen (gevonden in vooral de gebreide trui) die, elk van hen, ook nog merkwaardig bibberen. Ook wisselen ze, voor de levendigheid, van dikte. Zo staat de figuur niet plomp maar luchtig. De dichter ondersteunt met zijn linkerhand (voor de kijker rechts) zijn hoofd bij de kin – de klassieke pose van bedachtzaamheid. Intussen zijn in het gezicht de ogen onwaarschijnlijk helder. Dat effect komt, als overal, door de spitse en soepele beheersing van lijn. De mond is een geplooide glimlach. Maar dan de half open rechterhand, op het oog heel subtiel iets te groot. De vingers omvatten en richten de blik waarmee Vroman nieuwsgierig de wereld in kijkt. Ook lijkt het alsof dat gezicht ineens te voorschijn komt van achter die hand, als in een poppenkast. Zo zit dit portret vol met verrassingen die het eindeloos levend houden.