De presentator ging zitten en las van de autocue. ‘De dikke Faust is, heel anders dan de titel doet vermoeden, een boek dat als thema heeft: aan wie verkoopt uiteindelijk de duivel zijn ziel. De schrijfster, Corrie Damman, zit hier bij ons. Corrie welkom.’

‘Dank je.’

‘Corrie, ik lees je boek, en dan denk ik: dit gaat helemaal over Theo van Gogh. Je beschrijft een dikke regisseur die wordt vermoord door een Marokkaan en jij beweert dan dat Theo eigenlijk zelfmoord heeft gepleegd.’

‘Dat zeg jij… er zijn zekere overeenkomsten, dat kun je ook achter in mijn boek lezen. Ik heb met alle vrienden van Theo gesproken, maar ik noem hem niet voor niets Leo in mijn boek.’

‘Maar iedereen weet dat Leo Theo is.’

‘Maar Leo is Theo niet. Leo is Leo. Een romanfiguur. En die romanfiguur vertoont misschien veel overeenkomsten met Theo van Gogh, en ik zeg ook niet dat dat toeval is, maar het is Leo en niet Theo.’

‘Maar gaat het niet te ver om te veronderstellen dat Theo zelfmoord heeft willen plegen?’

‘Dat is een verhaal dat ik al meteen dacht. Al vanaf het moment dat ik van zijn dood hoorde. Ik had toevallig de radio aan staan en ik hoorde: Theo van Gogh is vermoord. En toen dacht ik: dat klopt niet. Dat moet zelfmoord zijn. De maatschappelijke verhoudingen waren zo dat ik dat niet meteen kon schrijven. Maar nu, twee jaar later, denk ik: ik schrijf dit op, onderbouwd door de verhalen van zijn vrienden, maar omdat je het nooit helemaal kunt bewijzen, heb ik van Theo de romanfiguur Leo gemaakt. Dat is heel iemand anders. Hij wilde ook zelfmoord plegen… Het is het spel van schijn en wezen. Het is een filosofisch probleem, dat ik aan de orde wilde stellen. Dat gaat van Camus via Foucault naar mij. Vandaar ook die filosofische terzijdes in mijn boek.’

‘Misschien kun je er daar een van voorlezen. Deze korte, op pagina 38…’

‘Graag… “Wie is Leo, anders dan een dik samenraapsel van woorden waartussen wit staat; een leegte, zoals een mens is, die gevuld moet worden met zin. Een zin is niet alleen een regel. Het is ook de zin van het leven, en Leo had zin in het leven. Daarom was hij ook zo dik. Elke dag weer die existentiële vraag, in een regel, in een zin, in de losse woorden die hij gebruikte; woorden als losse handen, woorden als peper in je reet, als vulsel, en zijn genoegen was het om daarvan beelden te maken, want celluloid vond hij gevoeliger dan de huid van een vrouw, van een mens, van een wezen dat woorden kon spreken.” Tot zo ver.’

‘Erg mooi… ik begrijp het… Ik lees hier toch Theo in…’

‘Maar het is Leo… Leo, leeuw, daar dacht ik aan, maar ook paus Leo, de paus die eigenlijk een vrouw was – daarin wijkt hij toch echt af van Theo…’

‘Je boek heet De dikke Faust…’

‘Ja, dik is ook dubbel. Ik heb het Faust-motief door het hele boek willen laten meezingen. Ik denk dat dat het thema is van deze tijd. Wie verkoopt zijn ziel niet aan de duivel? Maar ik ga daarop door, en trek het ook door – ook in de dubbele betekenis van het woord. Ik zie de verkoop van je ziel als nuttig en noodzakelijk. Anders gezegd, mijn stelling is: wie zijn ziel niet verkoopt, moet niet klagen als hij altijd in de uitverkoop ligt…’

‘Ha ha… ja… grappig… maar begrijp ik het dan als een pleidooi voor commercie…’

‘Nee, dat zie je verkeerd. Ik stel een filosofische vraag. Mij heeft altijd het Faust-thema geïntrigeerd. Wie verkoopt wat aan wie, en waarom. Leo verkoopt zijn filmkunst, maar wat zijn eigenlijke probleem is, is dat hij hopeloos op zoek is naar de duivel. Daarom polemiseert hij: wie is de duivel, wie wil mijn ziel hebben. Ergens schrijf ik: hij schreeuwt om de duivel als een moeder om haar kind…’

‘Ja… Ik snap het… Maar Leo is dus Theo niet.’

‘Nee, Leo is de romanfiguur die zelfmoord heeft gepleegd. Theo heeft echt bestaan en is vermoord door een Marokkaan, zeggen ze.’

‘In uw boek speelt die Marokkaan geen rol van betekenis.’

‘Nee… Ik doe niet mee aan dat koor dat de Marokkanen overal de schuld van geeft. Noem me dan maar politiek correct.’

‘Ik dank je voor dit gesprek.’