Leon Giesen pakt een poloraid met een foto van een boerderij van zijn prikbord en zegt: «Kijk. Als ik vanuit Utrecht met de trein terug naar het zuiden ga, zie ik deze bij Zaltbommel, al vijftien jaar. Een boerderij met een grote tekening van het hoofd van Jimi Hendrix erop. Het ziet eruit als een soort bedevaartsoord. Op een gegeven moment kon ik het niet uitstaan dat ik het verhaal achter deze tekening niet kende. Ben ik naar die boer gegaan. Hij vroeg: ‹Wie is die man eigenlijk?› De tekening bleek er niet al sinds de jaren zestig op te staan, zoals ik had bedacht, maar pas sinds de jaren tachtig. Meer wist die boer ook niet. Later heb ik er tijdens een optreden en op televisie nog eens over verteld, en vervolgens kreeg ik een mailtje van een man die de tekening niet had gemaakt, maar er wel bij was toen dat gebeurde. Ik heb toen de maker gemaild en zijn tekening een anonieme daad van romantisch verzet genoemd. Hij reageerde, en vertelde dat Jimi een beetje bleek zag. Dat ze hem binnenkort weer gingen bijschilderen. Ik ben meegegaan om dat te filmen. Mannen die ’s nachts hun tekening van Jimi Hendrix bijwerken. Dat gaat over twee keer niks. En tegelijk gaat het over heel veel.»

Leon Giesen (43), filmmaker en ex-bassist van onder meer jaren-tachtig-hitband Toontje Lager («Ik kwam in de band op hun hoogtepunt en heb de teloorgang volgebast») heeft met zijn project Mondo Leone, waarin hij eigen filmpjes en liedjes afwisselt of juist samenvoegt, gecreëerd wat hij zocht: «Een vrijplaats voor mijn werk. Waar ik mijn eigen plek en mijn eigen publiek kan formuleren. Een bandje is het niet, eerder een collage. Kunst- en vliegwerk. Het eindpunt van mijn vorm, denk ik. Maar niet van de inhoud.»

Giesen – kaalgeschoren hoofd, sikje, grote ogen en een gezicht waarop de gulle lach steeds op de loer lijkt – praat snel en gretig. Zijn werk is hoogst persoonlijk en wars van grote woorden. Ook van ironie, trouwens: «Ik maak graag grappen, maar altijd ten koste van mezelf. Ik wil me juist niet kunnen verschuilen achter ‹het is maar een verhaaltje›. Vroeger had je op televisie een programma als Paradijs vogels. Dat leken verhalen over bijzondere mensen, maar eigenlijk was het lekker lachen om de gekte van anderen. Ik geef de voorkeur aan mededogen boven leedvermaak.»

Na de moord op Van Gogh leidde die houding tot enige verwarring bij Giesen zelf: «Ik vroeg me sterk af of ik niet meer zou moeten vínden. Moest ik niet stelling nemen? Maar toch is mijn overtuiging gebleven dat alleen de zachte krachten de wereld beter maken. Wat ik maak, is uiteindelijk lief. En dat is in het Nederland waar een filmmaker op straat is vermoord een negatief woord.»

Op de cd/dvd van Mondo Leone zegt een kok dat alles wat niet met het hart wordt gemaakt, gedoemd is te mislukken. Een originele gedachte is dat niet, maar met dat criterium heeft Giesen verdomd weinig op. Hij vraagt zich op datzelfde album hardop af of hij ooit een echt originele gedachte heeft gehad: «Als jij opeens een heel goed idee hebt, en later blijkt dat iemand anders datzelfde idee een maand eerder had, maakt dat jouw idee dan opeens slechter? Vind ik niet. Als ik het criterium ‹originaliteit› op al mijn ideeën zou los laten, raakte ik verlamd. Sterker, volstrekt originele mensen zouden door niemand worden begrepen. Je moet altijd terugvallen op taal die eerst door anderen is gebruikt. Authenticiteit vind ik veel belangrijker. Je kunt ook vol overtuiging een heel slecht liedje maken.»

Hij hekelt de ziellozen, maar kan eveneens niet door één deur met muzikanten die het ambacht niet beheersen: «Toontje Lager was op zoek naar perfectie. Maar wie heeft ooit gezegd dat perfectie en muziek bij elkaar horen? Ik vind dat een misvatting, muziek gaat voor mij over het koesteren van het moment. Met Toontje Lager heb ik mogen schampen langs de roem. Maar uiteindelijk voelde ik me een trekpop. Speelden we goed, dan was het publiek enthousiast. Speelden we slecht, dan ook. Ik ben daarna in een straatbandje gaan spelen om te kijken of ik het kón, spelen. De harde manier, op de plek waar mensen je met kleingeld bekogelen als het tegenzit. Daarna kwam ik in allerlei bands met muzikanten in aan raking die voor hun plezier speelden, precies wat ik miste bij Toontje Lager. Maar toen bleek ik het alleen leuk te vinden als het goed was. Ben je dat eenmaal gewend, góed spelen, dan wordt akkoorden harken met de versterker op tien opeens heel arm.»

Toen hij tijdens zijn studie landschaps architectuur in Wageningen een park moest ontwerpen, zijn eigen ontwerp bezag en zich realiseerde dat het fraaie groen wat hem betrof net zo goed beton kon zijn («De natuur interesseert me gewoon helemaal niets») wist Giesen: hij kan zich alleen bezighouden met zaken die zijn eigen liefde verdienen. Maar die verwacht hij dan ook terug: «Als niemand wenst te luisteren, vind ik dat zonde van mijn muziek. Dan ga ik nog liever auto’s wassen. Ik wil gewoon aandacht. Als die er niet is, ga ik niet huilen of zo, maar ben ik er liever niet.» Giesen, opeens in de tweede persoon enkelvoud: «Je hoopt toch dat als mensen je muziek mooi vinden, ze ook van jou gaan houden. Maar zo werkt dat niet, mensen betrekken muziek op zichzelf, niet op de maker.»

Met Mondo Leone treedt hij op in theaters, maar ook in veel kleinere gelegenheden. Onder de noemer «Mondo Leone voor gevorderden» probeert hij hier, in zijn grote werkruimte in Utrecht, nieuw materiaal uit voor een select publiek van de meest trouwe liefhebbers. De vraag rijst hoe hij behaagzucht voorkomt wanneer de reacties van degenen de geacht worden van hem te houden zo gemakkelijk meetbaar zijn. Grijnzend: «Hé, ik kom uit de popmuziek en voor een deel ís popmuziek behaagzucht. En als je op straat niet enigszins behaagzuchtig bent, ga je daar geen fijne tijd tegemoet. De eerste keer dat ik in een theater geen applaus kreeg, man! Voor een popmuzikant is dat het ergst denkbare, geen applaus. Maar de theaterconventies zijn andere. Het grootste probleem is dat sommige onderdelen van mijn voorstelling heel goed werken. Er zitten een paar filmpjes in die echt iedereen leuk vindt. Maar toch moeten ook die er op een gegeven moment uit. En dan moet ik bij nieuwe films vervolgens dus níet in mijn achterhoofd houden dat ze beter moeten worden dan die vorige. Het enige antwoord hierop is mezelf voorhouden dat ik alles, ook de films en liedjes die anderen het mooist vinden, uiteindelijk alleen heb gemaakt omdat ik ze zélf mooi vond.»

Giesen is geen ontregelaar en zal het ook nooit worden: «Daar zit een element van destructie in, dat ik niet zoek. Als ik van een meisje van zeventien hoor dat ze mijn liedje over 1962 – voor haar de prehistorie – mooi vindt, dan ben ik waar ik wil zijn. Mijn engagement ligt besloten in mijn voornemen iets moois te maken. Iets noodzakelijks ook, maar die noodzaak zit dan in het werk zelf, niet in het onderwerp. Veel documentaires zijn bijvoorbeeld alleen noodzakelijk omdat ze gaan over een onderwerp met noodzaak. Een noodzakelijk werk over helemaal niets, dat lijkt me een mooi doel. Zoals de Coen-broers met The Big Lebowski. Zo’n boerderijtje met Jimi Hendrix erop gaat voor mij in die richting. Daar wordt het voor mij interessant.»

Wellicht zal het hem ooit opnieuw langs de roem doen schampen, wellicht ook niet: «Ik heb daar een liedje over geschreven, waarin ik stel dat ik op de toeristische route naar roem ben. Het is een lange weg, maar een leuke.»

Hij kent zijn beperkingen en voor een zanger met gitaar en bas zijn dat er nogal wat: «Ik ben geen geweldig gitarist en al helemaal geen geweldig zanger. Maar ik moet mezelf over de hindernissen jagen en zorgen dat mijn woorden zo goed en belangrijk zijn dat ik de aan gewezen persoon ben om ze te zingen. Als ik zing, klinkt het meteen kwetsbaar. Dat is ook een kwaliteit. En verder moet ik maar zo net mogelijk binnen de lijntjes inkleuren.»

Onlangs schreef Giesen een liedje voor zijn eigen begrafenis. Heeft-ie dat alvast klaar. Helemaal uit de lucht vallen komt het onderwerp niet. Giesen is pas 43, maar praat geregeld alsof hij ál 43 is. Alsof hij haast heeft: «Voor mijn eigen gevoel heeft mijn leven nog niet lang geduurd. Maar ik ben al over de helft, dus wat komt er nog? Dus ben ik wel degelijk ál 43. En denk ik iedere dag aan doodgaan, en heb ik inderdaad haast. Niet om meer succes te hebben dan de anderen, maar wel om nog zoveel te zien en te doen. Ik kan niet wachten, juist omdat ik het gevoel heb dat het allemaal net begonnen is. Noem het inhoudelijke haast.»

In 2004 zond de VPRO een film van hem uit, Een kus voor de eeuwigheid, over een ambitieus project in 1977, waarbij een langspeelplaat vol informatie over het leven op aarde aan boord van de Voyager ging en aldus de ruimte in werd geschoten. Voor het geval dat: «Ik kijk soms vol verbazing naar menselijk gedrag. Dus zocht ik naar een vorm die de verbazing zou vast houden. Ik bedacht een cursus mens voor aliens, waarin ik ze wegwijs wilde maken in al die typisch menselijke trekjes. Ik wilde met het idee gaan leuren, toen iemand me erop wees dat ongeveer zoiets al was gedaan. Wat ik er zo ontzettend mooi aan vond, is het tot mislukken gedoemde karakter ervan. Ik bedoel, een platenspeler, een naald en een langspeelplaat vol informatie de ruimte in schieten. Voor hetzelfde geld zijn die aliens, als ze er al zijn, een soort kwallen, wat moeten ze hier dan mee? En dan met een welkomstwoord door nota bene Kurt Waldheim, want zijn verleden was toen nog niet bekend. Ik vind het een mooie metafoor voor de eenzaamheid van de mens, maar vooral breekt het mijn hart omdat wat je in zo’n geval ook doet, het toch nooit goed zal zijn. Het gaat technisch mis, of de inhoud van die plaat wordt aangevochten, en zo kunnen er nog honderd dingen fout gaan. Maar het tóch doen, gewoon in een oprechte poging tot het goede. In een nieuw liedje noem ik dat zinloze liefde. Nutteloos, althans niet aantóónbaar nuttig, maar daarom niet minder nodig.»