Op de hoek van de straat woont een voormalig advocaat, die hier thuis ‘De Koning’ wordt genoemd. Ik heb hem nog gekend in wat je nu zijn gloriedagen zou kunnen noemen, charmant en altijd onberispelijk gekleed – hij was van het type dat je inhuurt als je zeker weet dat je het gedaan hebt. Hij kreeg een aneurysma, meen ik. Daarna een operatie, een hele reeks lyrische episodes. Er was een fase waarbij hij in het wit gekleed rondliep en zijn medisch dossier onder de arm droeg. Daar sprak hij je dan over aan. ‘Hier staat dat er een luchtbel zat, kijk hier staat het, maar een luchtbel is niets, een luchtbel is een gedachte en dát is het probleem.’

Tegenwoordig zit hij meestal voor zijn deur op een bankje, omringd door de objecten die hij graag uitstalt: een vogelkooi, een anker en een antieke fiets. Hij rookt er sigaretten en steekt monologen af tegen wie blijft staan. Over politiek, de kwaliteit van badlakens, kapitalisme, bruine bonen, koraalriffen, criminaliteit – het is geen onzin wat hij vertelt. Wel brengt hij onderwerpen en standpunten samen die nog nooit in elkaars buurt hebben vertoefd en doorspekt het geheel met mystieke terzijdes. Dat vereist het nodige geduld van de luisteraar. Geduld dat ik niet altijd kan opbrengen, wanneer ik op weg ben naar de supermarkt voor een vergeten ingrediënt. Soms rijdt hij rond op een met bloemen versierde scooter, in een jas van rood bont. Hij zwaait dan naar de mensen, heel waardig.

De Koning wilde mij onlangs, ik was op weg naar de brievenbus, iets vertellen over onderwijs en indoctrinatie, maar zwenkte al gauw naar een ander standpunt: ‘Wat ze de kinderen niet leren, dát is het probleem, mevrouw. Een lijst die steeds langer wordt. En het is niet zo moeilijk, wat je moet weten, maar je moet het wel weten, anders krijg je ’t moeilijk. Een band kunnen plakken, op tijd je bek kunnen houden, snappen dat goedkoop duurkoop is. Dat geldt voor veel dingen, maar vooral voor schoenen. En dat je nooit aan katten moet beginnen want je krijgt zo’n kat nooit af, je zit er de rest van je leven mee. Dus wat er overblijft en wat er overgaat: dat leren ze niet. Die kinderen zitten straks de hele dag contact te vermijden, die zijn als de dood dat er iets gebeurt wat ze niet hebben gekregen. En ze hebben niks gekregen, want ze krijgen niks. Van links niet en van rechts niet. Nee, mevrouw, want dan moeten ze helemaal over die leegte heen, van twee kanten. Dan flikkeren ze met z’n allen naar beneden.’ Ter afronding van deze toespraak stak hij een sigaret op en blies de rook omhoog, richting wolkenlucht. Terwijl ik mijn brief ging posten dacht ik aan Nicolaas Matsier. Vanwege die opmerkingen over katten, natuurlijk. En die over leegte. Matsiers gedicht is een volmaakt voorbeeld van instructieve poëzie. Een lesje van niks eigenlijk, maar een voorbereiding op alles.

Hoe een kat te gaan missen

Doe alles voor het eerst nu zonder
hem. Kom thuis en hoor hoe hij
daar niet achter de voordeur klaarstaat.

‘Dus wat er overblijft en wat er overgaat: dat leren kinderen niet’

Loop onverwachts de trap af en zie
nog net de streng verboden sprong
van ’t aanrecht maar geen springer.

Laat vlees en vis voortaan gerust op
tafel staan. Zet alle deuren van voorheen
vlovrij gehouden ruimtes open.

Zuig de weer vuilgeworden vloer zonder
de vlokjes van zijn vacht, ruik hoe het
in zijn bak nog steeds niet stinken gaat.

Mat achter voordeur. Tuinmuur. Radiator.
Mand met wasgoed. Juist geleegde wijndoos.
Het is op al zijn plekken dat hij weg is.


Uit: Zonder titel zonder jaar,

De Bezige Bij, 2017