Van de Portugese schrijver Fernando Pessoa (1888-1935) heeft De Arbeiderspers sinds de jaren zeventig niet minder dan vijftien vertalingen uitgebracht. Afgelopen jaar verschenen er ettelijke brievenboeken en een uitgebreide editie van Boek der rusteloosheid. Geen schrijver uit de wereldliteratuur is zo ruim bedeeld. Pessoa bestaat ook uit meer schrijvers – misschien is hij nog het meest bekend om zijn heteroniemen: Ricardo Reis, Alberto Caeiro en Álvaro de Campos. Zij kregen niet alleen ieder een eigen oeuvre maar ook een apart schrijversleven. Dat klinkt ingewikkelder dan het is: als het romanpersonages waren zou het niet zo moeilijk zijn voor elk een stijl van denken en van dichten te arrangeren. Wanneer nu de gedichten van één onderdichter vertaald zijn – en van diens werk nog alleen maar een eerste periode: «De dichter van de decadentie (1913-1914)» en «De sensationistische ingenieur (1914-1922)» – lees je die door de data en de plaatsen eronder onwillekeurig als materiaal voor een portret of zelfportret. In een regel uit het gedicht Carnaval als «Mijzelf zijn vind ik soms zo’n lariekoek» wordt dit «ik» er vanzelf een tussen aanhalingstekens en in het kwadraat. Pikant is dan te weten dat Pessoa soms pas als een gedicht af was besliste aan wie hij het zou toeschrijven. In het rollenspel vervult De Campos de rol van zanger van het machinetijdperk. Daarvoor moest er ook nog een ingenieur van hem worden gemaakt. Het pathos en gebral doen soms pijn aan ogen en oren, zoals bijvoorbeeld in het lange (ooit apart uitgegeven) gedicht Ode van de zee. Sensationisme betekent zoiets als bewondering voor het leven, de materie en de kracht. De vroegste poëzie van De Campos is daarentegen decadent: vol spleen, levensmoeheid en koket gedrens. Ze is later geschreven, bij wijze van bladvulling, en vervolgens gebruikt als zogenaamde beginperiode van de dichter van dienst – in de tijd van de grote oorlog werd hij futurist.
Of al dat gepuzzel echt goede poëzie oplevert waag ik te betwijfelen. Zoals gebruikelijk schreef Willemsen er een intelligent nawoord en nuttige voetnoten bij. Maar hij neemt De Campos wel erg serieus als alter ego van Pessoa, wiens razernij, woede, misselijkheid en weerzin de letterknecht voor zijn opdrachtgever tot uitdrukking bracht. Hij is dus in dienst van de hoofddichter. Ook een beetje veel van het goede is het afdrukken van de gedichten in het Portugees: voor de niet-ingewijde tweehonderd loze pagina’s.