Een ex aan de telefoon van heel lang geleden. (Dank, Facebook.)
‘Hoi’, zeg ik, ‘dat is lang geleden.’
‘Neem je dit gesprek op?’
‘Pardon? Sorry?’
‘Ik zie dat je vaak dialogen gebruikt, of misbruikt… en dan zet je de mensen met wie je spreekt voor lul. Ik wil niet dat je dit gesprek opneemt.’
‘Ik… Ik… Neem nooit wat op. Vroeger, met die oude telefoons, met zo’n zuignap en dan alleen als ik journalistiek werk deed, voor de krant… Eh…’
‘Waar heb je het over?’
‘Ik neem niks op!’
Ophangen, denk ik, ophangen! Maar ik ben nieuwsgierig. Ik vraag meteen naar kinderen en kleinkinderen. Dat verzacht de toon enigszins, maar opeens, zegt ze: ‘Ik zit in de politiek bij een partij die jij haat, want ik ken die rotstukjes van je, en we hebben eigenlijk schoon genoeg van leugens. Leugens van Trump! Leugens van die Thierry. Leugens van Wilders. En al die andere vriendjes van je!’
Het heeft geen zin haar de waarheid te vertellen dat mijn vrienden op een kwart vinger te tellen zijn. En met haten ben ik ook opgehouden, soms. Ik lach het weg en probeer een serieus gesprek over de leugen te voeren.
‘Ik ben het met je eens…’ zeg ik, en laat na deze zin een korte pauze vallen in de hoop dat hij goed en op de juiste plek aankomt, ‘dat de leugen een groot democratisch probleem aan het vormen is. Een minderheid heeft als enige wapen de ware feiten te presenteren en op basis daarvan te interpreteren, maar als regeringsleiders als Trump of Johnson zeggen: u liegt en dan zelf liegen, dan kan de minderheid alleen proberen het volk te overtuigen om bij nieuwe verkiezingen een meerderheid te krijgen.’
‘Wijsneus.’
‘Wat zeg je?’
‘Wijsneus.’
Ze is tien jaar jonger dan ik, 39 jaar geleden neukten we een paar keer met elkaar en ik heb haar zelfs eens op stel en sprong naar Antwerpen gereden, nadat we elkaar tien jaar niet hadden gezien, omdat ze daar een lezing moest houden en ze de trein had gemist. Eenmaal in Antwerpen moest ik uit beeld blijven want haar vriend mocht mij niet zien. Verdomd. Ze moet toen tegen hem hebben gelogen! Daarna nooit meer iets rechtstreeks gehoord! Ik weet, zo gaat het. Ik besloot het ‘wijsneus’ te laten passeren en ging gewoon door.
‘De leugen heeft zijn onethische status verloren. De leugen is niet smerig meer, geen toevluchtsoord, geen sluipweg, het is een handige tactiek gebleken.’
‘Mijnheer weet het allemaal weer goed, hè?’
‘Het enige wat je opposities dan hoort zeggen is: u moet uw verantwoordelijkheid nemen. Of: u bent verantwoordelijk voor de consequentie, et cetera, et cetera. In een democratie, zo weten we ondertussen, ligt de effectiviteit van de leugen bij een meerderheid gedurende de tijd dat het een meerderheid is.’
Ik was uitgepraat.
‘Nou, bedankt voor dit college, hoor. Jij bent toch zo’n Trump- en Wilders- en Thierry-mannetje?’
Vroeger had ze dit ook: neerbuigendheid als primaire reactie. Een afweermechanisme dat ik wel bij meer mensen ben tegengekomen. Destijds wekte het mijn lust op. Die constante stroom aan vervelende opmerkingen wilde ik de mond snoeren met seksualiteit. En dat lukte. Al denk ik dat een opdringerige hond haar ook had kunnen verleiden. Nou is het rare dat ik wel wéet dat ik met haar een paar keer naar bed ben geweest en dat ik vooral gelukkig was dat me dat lukte, maar aan de daden zelf koester ik geen levendige herinneringen meer, behalve dan dat ze op haar zij een litteken had omdat ze van een paard was gevallen. Ik moest mijn geheugen toch eens vragen waarom het onze seks niet waard vond om te bewaren.
‘Ik stem altijd op Joop den Uyl’, antwoordde ik.
‘Op wie?’
‘Joop den Uyl.’