Gelukkig zijn er boeken als Sterre en Joe van Martha Heesen. Geschiedenis betekent hier de optelsom van de omstandigheden die de levensloop van een mens bepalen. Dat mens is de negentigjarige Ploon, als klein meisje door de Eerste Wereldoorlog uit Vlaanderen richting Holland verdreven. Het leven bestond uit angst en onbegrip, uit luizen, kapotte voeten en overal te veel mensen. En altijd was er heimwee: naar de knoestige kerseboom, naar het koren op het land en de snuivende hoofden van Sterre en Joe, de paarden die waren uitverkoren om de kanonnen richting slagveld te trekken.
Uiteindelijk belandde Ploon als kindermeisje bij een familie, waar ze meer dan vijftig jaar de generaties zag gaan en komen om ten slotte naar het bejaardenhuis te worden afgevoerd. Daar laat Heesen haar verhaal beginnen: ‘Toen ze Ploon hadden weggedaan gingen ze het vieren.’ Twaalfjarige Roelien ziet het met afgrijzen aan en verbergt de afgedankte familiehulp op zolder. Na de eerste opwinding van het kamertje gezellig maken en voedsel naar boven smokkelen blijkt de verantwoordelijkheid nauwelijks te dragen. Als de oude dame plotseling sterft, moet Roelien haar dan stiekem in de tuin begraven?
En dan het vakantieprobleem: Ploon opsluiten met voor drie weken eten, meesturen met een bootreis voor senioren, haar achterlaten in het peperdure bejaardenpension of bij het Leger des Heils? Het open einde belooft een mensvriendelijke oplossing.
Binnen de beperkingen van 120 bladzijden schreef Heesen een rijk en knap geconstrueerd verhaal, waarin de thematiek uit haar eerdere boeken - de verhouding tussen een kind en een zonderlinge bejaarde tegen de achtergrond van een groot geheim - literair volwaardig wordt uitgewerkt en nergens meer gezocht aandoet, zoals eerder soms het geval was. Sterre en Joe is spannend vanwege het geheim op zolder (wat ook grappige situaties oplevert), het gaat over de verschrikking van het verdreven worden door de oorlog en over onze houding ten opzichte van bejaarden, zonder nadrukkelijkheid of geheven vingertje.
Vooral gaat het boek over een twaalfjarig meisje dat een beetje eenzaam is en niet zo makkelijk in haar vel zit. Haar ouders zeuren over de puberteit, maar ook dat onderwerp overheerst nergens. Als eerste en enige heeft Roelien in Ploon het kind van vroeger gezien, zich daarmee geïdentificeerd en het zich ook min of meer toegeëigend: ‘Toen jij een klein meisje was, waar was je toen?’ Dat zet de relatie in gang èn de verhalen.
En voor de ogen van de gefascineerde toehoorster en van de lezer tekent zich een helder beeld van voorbije tijden af. Dat alles is dan nog klein, precies en met ingehouden emotionaliteit opgeschreven. Prachtig is het terugkerend motief van liefdevol haren borstelen, zowel paardemanen als kinderkrullen, waarmee heden en verleden een glanzende verbinding aangaan.
Dichters & Denkers
Leuke bejaarde
Bij de zojuist losgebarsten Kinderboekenweek hoort onvermijdelijk een thema. ‘De tijdmachine - terug naar toen’, luidt het dit jaar. Voor mijn geestesoog doemen rijen boeken op waarin houtenklazerige kinderen geen enkele verbinding aangaan met de nijver bijeengegaarde historische informatie. Ik zie veel Thea Beckman, veel Tweede Wereldoorlog en nog altijd Neerlands glorie op de wereldzeeën.
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/1997/40
www.groene.nl/1997/40