Toon Verhoef, geen titel, 2020. Gemengde technieken op papier, 21,9 x 30,5 cm © Renée Hilhorst

Vorige keer heb ik zitten kijken naar schilderwerk op papier van Toon Verhoef: strepen citroengeel, vier liggen er scheef horizontaal, met tussenruimte, een vijfde loopt verticaal, ook scheef. De figuurlijke verbinding van de strepen lijkt op een raster. Hun evenwicht is onregelmatig en los. Eerder dan strepen zijn het stroken. Het is alsof ze tussen de randen van het blad papier hangen, eigenlijk, als rechtgetrokken stukken slinger. Rechts in het blad is er de strook die schuin maar voornaam overeind staat. Tussen de gele stroken hangt een vorm die op een citroen lijkt. De gele kleur is dun. De stroken, doorzichtig als vloeipapier, werden heel voorzichtig over elkaar gelegd. Het lijkt of de stroken hun geel hebben achtergelaten, vederlichte sporen van kleur. Er is iets bevends dat daar gebeurt. Je kijkt ernaar en je kijkt er ook doorheen. De kleur is juist niet met stevige hand geschilderd. Het geel is helder en tegelijk gedempt. Er gloeit een zacht licht.

Zo ongeveer bekeek ik laatst het blad: van de oppervlakte en dan verder in de diepte. Dat kwam doordat ik de banen geel als stroken begon te zien. Langs de randen ervan leek de vorm strak als plakband. Verhoef bewerkt het weefsel van kleur zodanig, op de manier van collage, dat het geel er wonderlijk en transparant geplakt uitziet. De stroken lijken niet, dacht ik, met een regelmatig penseel te zijn uitgestreken. De figuur van gele stroken die een stuk citroen overeind houden, hangt dus tegen een achtergrond die uiteindelijk uit kaleidoscopische stukjes paarsblauw bestaat. Ik dacht nu eens bij die paarsblauwe ondergrond met kijken te beginnen, de bodem van het voorzichtige schilderwerk. Dan ziet hetzelfde blad er heel anders uit. Bijvoorbeeld: er zijn eerst die paarse en blauwe fragmenten die met dunne vlekjes licht erin gepenseeld werden. Zo begon het geschilder daar ook. Voordat het blauwpaars gemaakt werd, was het blad leeg, wit papier. Toen was daar, tussen kantige stukjes blauw, ook plaats voor bolle vormen waarvan de kleur een wolkig roze is. Op die kabbelende kleurigheid kwam de figuur, een hoofdmotief, van gele stroken te liggen. Omdat de stroken door de onderliggende kleur gedragen werden, is het of ze optisch naar boven worden geschoven. De verbindingen in de figuur lijken nu ook zijwaarts ruimte te maken. Toen ik in een eerder stukkie naar dit blad keek, keek ik hoe de stroken geel juist bij elkaar in de buurt kwamen. De figuur van stroken leken in elkaar te schuiven, ze waren strakker en bondiger. Deze werking ontstond ook omdat het paarsblauw met het wolkige roze die zacht schemerachtige ondergrond vormde. De gele stroken waren, langs hun randen, harder en completer van kleur.

Toon Verhoef, geen titel, 2020. Gemengde technieken op papier, 21,9 x 30,5 cm © Renée Hilhorst
De alerte lijnen en het klatergeel maken ruimte

Ik zag ook nog een ander blad van Verhoef, ook een figuratie van blauw en geel. Dit zijn werken op papier. De kleuren zijn fragiel: het lijkt of ze zacht ademen, of in het tere papier de kleurhuid ook licht beweegt. De hoofdkleur in het blad is eerst helder geel, daar in drie brede banen recht neergelegd. Omdat er veel wit in het geel zit, lijkt de kleur licht te beven en nooit helemaal stil te liggen. Drie puntige ovalen hangen daar, ongeveer symmetrisch, tegen een dunne wand van klaarlicht geel. Zo ziet de figuratie er hoofdzakelijk uit. In en tegen die ovale figuren zien we nog smalle staande vormen – alsof we naar fragmenten architectuur kijken in de omgekeerde druppels. Die schuiven van links naar rechts net tegen elkaar: donkerblauw, dan lichter groenblauw, dan weer donkerblauw. Hun omtrek, dun geveegde kleur, heeft niet veel zwaarte. Ik weet niet wat de figuren voorstellen maar daarover gaat het nu niet. Ik zie blauwe bewegingen die eerst roerloze gestalten waren. Ik zie die tegen een heldere ruimte van geel die zich wijd zijwaarts uitstrekt waardoor, omdat we alles tegelijkertijd zien, de ovale figuren ook, wonderbaarlijk, los beginnen te raken van hun stilte. Zoiets als in muziek denk ik: eerst horen we een akkoord compact als een vorm: door wat in de buurt verder nog aan muziek gebeurt, wordt het akkoord geleidelijk aan losser, zodat de klanken beginnen te bewegen, te klateren zelfs. Dat is ook wat ik zie: een onwaarschijnlijk levendig geel, een kleur die ruimte voor zichzelf maakt.

Mondriaan, Ruitvormige compositie met twee lijnen, 1931. Olieverf op doek, 107 x 107 cm © Stedelijk Museum, Amsterdam

Kunstwerken betekenen wat ze ons laten zien. De titel van Ruitvormige compositie met twee lijnen heet zo omdat het de samenvatting is van wat we in ieder geval zien. Maar we zien veel meer. De vierkante ruit als vorm is bijvoorbeeld veel vrijer dan de normale rechthoeken die Mondriaan gewoonlijk gebruikt. De rechte lijnen en hoeken omsluiten daarin de voltooiing van een compositie. Een ruit gaat alle richtingen uit. Eigenlijk is het de hoekige versie van een cirkel. De twee lijnen die elkaar daar kruisen verdelen, omdat het alerte lijnen zijn, de ruimte van de ruit in vier energieke, nieuwe ruimsegmenten. Er gebeurt iets wat er ook met het klatergeel in Verhoefs geschilder gebeurt. Op een of andere manier zien we ruimte die in beweging blijft. Wanneer houdt een figuratie eigenlijk op?


PS Het beschilderde papier van Toon Verhoef is in het echt te zien bij Galerie Onrust in Amsterdam. Tegelijk is daar ook een ensemble te bekijken van geschilderde en geknutselde objecten van Veron Urdarianu