
De spanning is voelbaar op de bomvolle publieke tribune van de rechtbank Den Haag, als na een jarenlang strafrechtelijk onderzoek en een slepend proces de rechtbank in Den Haag vrijdag 15 december uitspraak doet in de zaak tegen de Nederlandse Ethiopiër Eshetu A. De verdachte en zijn advocaten zijn niet aanwezig. Oorlogsmisdrijven zijn zo ernstig dat ze veertig jaar later in Nederland vervolgd kunnen worden, aldus de rechters.
Dit proces draait om een reeks samenhangende misdrijven die maar liefst veertig jaar geleden plaatsvonden in de Ethiopische provincie Gojjam, waar Eshetu A. de permanente vertegenwoordiger was van de militaire junta Derg, die het land met ijzeren hand regeerde. De rechtbank legt uit hoe op de middelbare school van Debre Marcos, de provinciale hoofdstad van Gojjam, leerlingen en docenten begin 1978 werden gedwongen om op te biechten dat zij lid van de oppositionele EPRP waren. Vervolgens werden ruim driehonderd van hen onder onmenselijke omstandigheden vastgezet.
Om de gevangenen te verhoren liet Eshetu A. speciale rechercheurs uit Addis Abeba komen. Maar als mensen niet de juiste antwoorden gaven, werden zij op gruwelijke wijze gemarteld. In augustus 1978 stuurde Eshetu A. brieven, door hem ondertekend, naar de gevangenisdirecteuren met de opdracht gevangenen te doden. De 75 geëxecuteerde slachtoffers werden met touwen gewurgd. Ook stuurde de verdachte schriftelijke opdrachten om 240 anderen gevangenisstraffen op te leggen.
De rechtbank acht het ‘onwaarschijnlijk’, zoals de verdediging had betoogd, dat documenten zouden zijn vervalst of gemonteerd. Ook al gelden niet alle getuigenverklaringen als bewijs, bij andere verklaringen is dat wel het geval. De rechters acht de verdachte verantwoordelijk voor de misdrijven.
De rechtbank stelt dat de verdachte op een ‘kille en berekende manier’ de slachtoffers van hun rechten heeft beroofd. Met zijn daden heeft hij slachtoffers, hun families en nabestaanden veel leed berokkend, aldus de rechters. De geëxecuteerde gevangenen zijn op ‘gruwelijke wijze gedood.’ Mensen hebben tijdens de martelingen ‘onbeschrijfelijke pijnen’ moeten doorstaan. Allen hebben ‘doodsangsten’ doorgemaakt. Ook benadrukt de rechtbank dat velen jongeren onder de achttien jaar waren. Alleen levenslang is de straf die ‘recht’ doet aan misdrijven die door de verdachte zijn gepleegd.
Als de rechtbank de laatste woorden heeft uitgesproken, springt een slachtoffer op. ‘Gerechtigheid!’ roept Negus Temesgen, die speciaal voor het vonnis uit het Verenigd Koninkrijk is overgekomen. ‘Kijk naar mij. Ik ben een overlevende’, zegt hij tegen de bezoekers op de publieke tribune. ‘Ik was pas vijftien jaar toen ik vast werd gezet door dat monster van een Eshetu A. Maar liefst tweeëneenhalf jaar heb ik gevangen gezeten in Gojjam. Ik heb het overleefd omdat ik jong was’, vertelt hij later.
‘Het vonnis is een enorme opluchting. Een mijlpaal. Veertig jaar hebben die vreselijke ervaringen op mij gedrukt. Maar nu kan ik het enigszins afsluiten’, glimlacht hij.