
Heeft een dier gedachtes? En gevoelens? Er zal geen baasje bestaan dat zijn hond of kat een bewustzijn zou durven ontzeggen, niet in de laatste plaats omdat elke vorm van affectie of trouw anders volkomen willekeurig en onpersoonlijk zou zijn. Dat dieren puur uit instinct zouden handelen, alleen maar schattig doen om eten te versieren, laat zich als gevolg moeilijk voorstellen.
Voor de hoofdpersoon van de nieuwe roman van Sander Kollaard (1961) is dat niet anders. Wanneer Henk van Doorn, ‘IC-verpleegkundige, 56 jaar oud’, naar zijn kooikerhondje Schurk kijkt, ziet hij ‘een rijk emotioneel leven. Schurk kan gelukkig zijn, vrolijk, opgewonden, boos, bang, verdrietig en weemoedig. Hij houdt van muziek. Hij houdt van Für Elise. Hij houdt ook van Mahler (Kindertotenlieder) en gek genoeg de George Baker Selection (Una paloma blanca).’
De montere titel, die lijkt te verwijzen naar het klassieke kinderboek van C. Joh. Kieviet, Uit het leven van Dik Trom (1891), dekt de inhoud alleen niet helemaal: Uit het leven van een hond gaat voornamelijk over het baasje. Deze Henk van Doorn lijkt op het eerste gezicht een wat onwaarschijnlijke romanheld: hij is een relatief gezonde man van middelbare leeftijd, woonachtig in Weesp, kinderloos en gescheiden, tevreden werknemer en eigenaar van Schurk, het enige schepsel waarmee hij naar eigen zeggen zulk ‘vanzelfsprekend intiem contact’ heeft. Werkelijk tragisch is zijn bestaan niet, en daar komt in het bestek van deze roman ook geen verandering in.
Kollaard beschrijft één dag uit het leven van Henk, beginnend met zijn ontwaken en eindigend met zijn inslapen. Op deze zaterdag in juli vindt verder weinig wereldschokkends plaats: Henk komt er weliswaar achter dat zijn dertienjarige hond hartproblemen heeft, en hij wordt verliefd op een vrouw die hij ontmoet tijdens zijn ochtendlijke uitlaatwandeling, maar het grootste deel van de roman bestaat verder uit beschrijvingen van alledaagse handelingen. Henk brengt zijn hond naar de dierenarts, wandelt naar de kaasboer, koopt een roman in de boekhandel, bezoekt een oud-collega in een verpleeghuis en maakt zijn opwachting bij het verjaardagsfeest van zijn nichtje Rosa.
Kollaard lijkt duidelijk beïnvloed door het werk van John Updike (1932-2009), de Amerikaanse schrijver die het als zijn plicht beschouwde om ‘the mundane its beautiful due’ te geven. Ook Sander Kollaard probeert in deze roman de schoonheid die in het kleine en alledaagse schuilt bloot te leggen, en dat doet hij in uitvoerige beschrijvingen en meanderende, maar altijd kraakheldere zinnen, waarin de wereld simultaan wordt bezongen en geanalyseerd.
Kollaards eerdere werk werd ook al gekenmerkt door die verzorgde stijl en essayistische uitweidingen, maar Uit het leven van een hond onderscheidt zich door de sterk psychologische opzet. De schrijver volgt de kleinste gedachtes van zijn hoofdpersonage, tekent diens karakter af aan de hand van banale of verheven invallen, die hij soms geamuseerd, soms verrassend teder beschrijft. Net zoals Updike dat deed in zijn Rabbit-cyclus, biedt Kollaard een reconstructie van de geest van een burgerman, inclusief seksuele fantasietjes en huis-tuin-en-keukenfilosofie. Dat maakt deze roman af en toe vrij grappig, maar die psychologische ontleding houdt Henk soms ook op afstand. Sardonisch wordt Kollaard nooit, maar in een poging om zijn held menselijker te maken, maakt hij hem ook meer dan eens vulgair of onsympathiek. Echt koud kan het lot van Henk je overigens niet laten; daarvoor is de ondertoon van dit gevoelige proza simpelweg te warm.
Sander Kollaard is bovenal een briljant beschrijver van herinneringen. In zijn debuut Onmiddellijke terugkeer van uw geliefde (2012) daalt Erik van Duijn via oude spullen uit een verhuisdoos af in zijn verleden, in de tragische roman Stadium IV (2015) denken de terminaal zieke Sarie en haar man Barend terug aan het begin van hun liefde, en in het schitterende openingsverhaal uit Levensberichten (2018) wordt een oude man tijdens een bezoek aan Den Helder overvallen door herinneringen aan een vorig leven. Ook in deze roman geeft Kollaard zijn hoofdpersonage vorm en diepgang aan de hand van diens vroegere ervaringen, en dat levert meerdere ontroerende passages op, zoals beschrijvingen van een lichtvoetige affaire op de werkvloer, een herinnering aan een rit achter op de solex van zijn vader en een fraaie evocatie van Henks ouderlijk huis in Amstelveen, waar hij de televisieserie Thunderbirds voor het eerst zag: ‘Zijn hart bonsde, zijn mond hing open en zijn lippen glansden, zij het niet van de 3ES die hij volledig vergeten was en die gaandeweg lauw werd.’
Aan de hand van gesprekken en gedachtegangen over lichaam en geest, jeugd en ouderdom en het hart wordt steeds gereflecteerd op het centrale thema van Uit het leven van een hond: levenslust. In weerwil van zijn overpeinzingen over verdriet en vergankelijkheid moet Henk steeds concluderen dat het leven het allemaal waard is, en hij wordt in dit besef gesterkt door Schurk, die ondanks zijn lichamelijk verval blijft verlangen naar beweging en buitenlucht. Op zijn beurt accepteert Henk de ruïnes van zijn vroegere leven, en blijft hij vooruit kijken, vol geloof in de liefde die hij steeds weer weet te vinden. ‘Er is nog zalige, verrukkelijke, weergaloze tijd van leven’, denkt de optimistische held ergens terloops, en er is geen andere Nederlandse schrijver die het leven zo kan laten zinderen, schitteren en tintelen als Sander Kollaard.