Wie niet naar Rotterdam wil of kan voor Ed van der Elsken: Lust for Life kan toch enigszins meegenieten dankzij een korte film van Jan Bosdriesz: Lust for Life: PS uit het hiernamaals. Met fragmenten van interviews met Van der Elsken en stukjes uit diens gefilmde egodocumenten. Plus uiteraard legio foto’s uit het oeuvre.
De tentoonstelling in het Nederlands Fotomuseum toont werk in kleur, de film zowel zwart-wit als kleur. Voorzien van beschouwingen van de meester zelf daarover. Het curieuze PS in de ondertitel wordt meteen verklaard: Van der Elsken in witte overall, ziek maar nog krachtig, spreekt in zijn eigen camera: ‘Vorige week voelde ik me heel erg lekker en dan krijg ik weer dat ouderwetse gevoel van “o, ik moet nieuwe grote, prachtige dingen maken; misschien een grote film en die heet PS uit het hiernamaals”’.
Bescheidenheid was niet zijn voornaamste karaktertrek en hij kijkt ons aan (want ja, dit is echt voor publiek bedoeld) met een blik van: ‘Dat hadden jullie mooi niet meer gedacht makkers, geef toe’.
Ik houd niet erg van gepoch (wie wel?), maar toegegeven, brutale Ed leed niet aan de zelfoverschatting die opscheppen pas echt stuitend maakt: me dunkt dat hij een erfenis heeft nagelaten. Over die beoogde film zegt hij: ‘Daar treed ik zelf in op met die grote engelenvleugels op mijn rug; en dan vertel ik de mensen hoe het is als je dood bent: want (lachje) dat willen ze allemaal graag weten.’ Zijn outfit was dus niet toevallig gekozen. En het pochen was tegelijk knipoog. Ik was erin getrapt. Volgt een fraaie foto van een zoenend stel, closer dan close, en de filmtitel Lust for Life.
Dan teksten in beeld: in 1959 maakte hij een wereldreis, waarvan de foto’s later in het boek Sweet Life terecht zouden komen. Hij had toen al naam gemaakt met rauwe, onconventioneel afgedrukte foto’s. Waarna we een zwart-witfilmpje zien waarin een jonge Ed een groot aantal filmstroken te drogen hangt.
Prompt denk ik aan het Volkskrant-stuk van Arno Haijtema over de Rotterdamse expositie, dat opent met: ‘Hij was een sloddervos. Bewaarde dia’s en films volgens een hoogstpersoonlijke logica, die hedendaagse curatoren soms tot wanhoop drijft. Vond de schimmelplekjes die zijn dia’s aantastten (…) wel chic. (…) Maalde niet om de kwaliteit van zijn films (…), met alle chemische malheur van dien’. Wat het citaat uit Bosdriesz‘ film: ‘Kunst is een beetje schimmel op je leven’ een geestig dubbelzinnige lading geeft.
Van die rauwe foto’s zien we er een paar, begeleid door de jazzklanken uit de jaren waarin ze ontstonden. We horen de maker: ‘Beetje chagrijnige, sombere sfeer; pessimistisch, heel statisch. Niet fris afgedrukt ook. Niet flatterend de halftonen erin halen en op zacht papier, maar op keihard papier.’ ‘Ik ben ongeveer de uitvinder van de donkere hoekies geweest en van de donkere luchten, lekker onweerachtig. Ik deed het gevoelsmatig. In zwart-wit kan ik stileren en dramatiseren, accenten leggen. In kleur veel minder. Sommige mensen wel, maar dat is mijn stiel niet.’ Wat hem er niet van weerhield op die wereldreis enorme aantallen kleurenfoto’s te maken en als je die voorbij ziet komen denk je: ‘Hoezo, je stiel niet, man?’ Prachtig vaak. En, eerlijk gezegd, dat zwart-wit-dramatiseren mondde soms ook uit in pathos.
De pest voor Van der Elsken was dat hij, teruggekomen, geen uitgever vond voor dat beoogde Sweet Life. Waardoor zijn vrouw en hij drie jaar ‘van de lucht en hulp van vrienden’ leefden. ‘En we kregen nog een kind ook.’ Uit kwaadheid ging hij filmen: ‘De muze van de fotografie had me in de steek gelaten – wat dacht zij wel?’ Ook al weer niet ongeestig en met enige zelfspot.
En dan zien we hem zichzelf met dat kindje op de arm filmen in een van zijn eerste films Welkom in het leven, lieve kleine. ‘Wat is geluk Tinelou? wat is gelukkig zijn?’. Tinelou brabbelt vaardig. Hij was een van de eersten die eigen (gezins)leven aan het volk wilde tonen. Nu lijkt dat werkelijk ieders hobby, al klinkt dat te luchtig voor wat vaak meer obsessie lijkt. Ook werd hij pionier in het vastleggen en laten vastleggen van eigen sterven. Steeds vaker nagevolgd en ik kan er slecht aan wennen.
Maar levenslust, die van anderen en hemzelf, is natuurlijk juist essentie van het oeuvre. De fototentoonstelling Family of Man, samengesteld door Edward Steichen, reisde vanaf 1955 de wereld rond en werd een sensatie, ook in Amsterdam waar ik hem als scholier zag. Succes mede door de optimistische grondtoon en het Alle Menschen werden Brüder-gevoel, zo welkom na de gruweloorlog (en inmiddels verdacht als betrof het landverraad).
Tot blijde verbazing zie ik, googlend, dat ook Ed (net als Emmy Andriesse, Eva Besnyö, Cas Oorthuys en Nico Jesse) al in die collectie (nu gevestigd in Luxemburg) voorkomt. Beetje rare verbazing eigenlijk want het zwartkleurig existentialisme dat hij fotografeerde hing hij zelf maar kort en niet al te oprecht, lijkt me, aan. Wat niet wegnam dat hij een scherp oog had voor rafelrand en verworpenen der aarde, van Waterlooplein tot Vuurland: ‘Arme mensen, curieuze mislukkelingen, uitschot, vaak heel aardig – mijn elite. Die 60.000 arme sloebers die ik gekiekt heb zou, op een rijtje gezet, toch een keurig stel mensen zijn.’
Hij zet ze ook nooit als slachtoffer neer, veel meer als mensen die er, jawel, door levenslust, iets van maken. ‘Ik pik ook bij de lower class de klootzakken eruit, en die doe ik dus niet. Phoney klootzakken komen er bij mij niet op. Politieke krakers en zo, die zie ik niet zitten.’ Maar in politiestaten pakt hij de boeven juist bewust weer wel: we zien ze in het Portugal van Salazar, in sovjet-Moskou, in de witte apartheid van Zuid-Afrika.
En er kwam, zoals we weten, toch succes. Uiteindelijk werd Sweet Life in alle kleurenpracht uitgegeven, kreeg hij een grote tentoonstelling in het Stedelijk en, vooral, vroeg Avenue hem als fotograaf. Vooral, omdat dat tot talloze fotoreizen en brood op de plank leidde.
Dat succes verklaart hij zelf: ‘Ik heb heel begaafde oogjes, gezegende oogjes heb ik. Toevallig meegekregen van papa en mama. Ik heb geen urenlange gesprekken nodig: in 1/10 seconde weet ik álles’.
Grootspraak tot je het werk ziet. Zie hem spiedend door de stad gaan en keer op keer toeslaan. Die oogjes zagen, hoe kan het anders, ook heel veel mooie meisjes en vrouwen. Die wij ook weer zien door zijn foto- of filmlens. Brutaal als de beulen neemt hij ze op de korrel. Tot zichtbare vreugde en trots van sommigen, tot begrijpelijke ergernis van anderen. Maar zelfs als ze hem figuurlijk of letterlijk de middelvinger geven, verschijnt er soms toch een glimlachje in de mondhoek: ‘Opdringerige engerd, maar hij zag me wel’.
In een epiloog horen we zijn stem over kunstenaarschap en kunst (die van het voetstuk af moet) – niet zo heel opzienbarend in mijn oren. Maar de beelden uit het werk die we tegelijk zien passeren zijn ijzersterk. Bosdriesz’ documentaire van bijna 24 minuten hoeft helemaal niet in de plaats te komen van een bezoek aan Rotterdam. Hij kan ook uitstekend dienen als voorbereiding op de expositie.
Lust for life is hier te zien.