«Dit boek is gebaseerd op andere boeken. Ten eerste die van mijn moeder, Irène Némirovsky.» Aldus de eerste zin van het Dankwoord, waarna alle titels worden opgesomd van de (in 1905 in Kiev geboren) schrijfster die vanaf haar eersteling, David Golder (1930), in Frankrijk furore maakte. In de jaren dertig zijn er drie titels van haar vertaald, daarna niets meer. Vorig jaar werd de postuum uitgegeven roman Storm in juni (over de evacuatie van Parijs in 1940) uitgebracht, door De Geus die eerder al twee boeken liet vertalen van een van beide dochters die de oorlogsroman redigeerden, Élisabeth Gille (1937-1996).
Deze al eerder geschreven biografie van haar moeder, die op het eerste gezicht een autobiografie lijkt, is in feite een roman in de ik-vorm die wel chronologisch het leven van Irène Némirovsky volgt: een beschermde jeugd ten tijde van het tsaristisch bewind, met toen al pogroms, de Russische revolutie, waarbij de familie aan de kant van de Witten stond, de vlucht in 1918 via Zweden naar Frankrijk, enzovoort. Met behulp van herinneringen van anderen wordt dat gedetailleerd beschreven. De dochter had ook geen enkele moeite zich in te leven in de haat van haar moeder jegens háár moeder, een niets(ont)ziende ijdeltuit. De vrouw stelde haar dochter wel eens aan een man voor als haar jongere dochter. De moeder woonde eens de première van een toneelstuk bij om in de roem van haar dochter te delen; ze was er niet op verdacht dat de hele zaal zich naar haar om zou draaien toen van haar evenbeeld op toneel gezegd werd waar haar juwelen vandaan kwamen.De later behoorlijk foute Bernard Grasset lanceerde Irina/Irène begin 1930 met veel succes; hij maakte de zojuist zelf moeder geworden schrijfster – een «mooi Israëlitisch type» – daarvoor twee jaar jonger. Heb ik met David Golder misschien voer gegeven aan de antisemieten? vraagt de hoofdpersoon van Gilles’ biografie zich af in de tijd dat zij nogal wat van haar literaire vrienden in de jaren dertig de verkeerde kant uit ziet gaan.In die episode begint de ik-vorm te wrikken. Némirovsky was en bleef tot het laatst – toen zij in 1942 om haar «ras» naar Auschwitz getransporteerd werd, hoewel zij zich in ’38 had laten dopen – behoorlijk naïef. De schrijfster van de autobiografie, de dochter dus, plaatst alles wel in een politiek perspectief. Dat maakt het tot een tweeslachtig maar als je scheef leest misschien dubbel interessant levensverhaal.