Bij een beetje serieuze docent verschijnen al snel witte spuugvlokjes op de lippen wanneer hij de laatste regel van Rainer Maria Rilke’s Archaischer Torso Apollos aan de leerlingen voordraagt. Met de wijsvinger in de lucht spreekt hij: ‘Du mußt dein Leben ändern.’ Dát zeggen en niets minder, is de kracht van echte literatuur en echte kunst. ‘Verander je bestaan’, vertaalde Anton Korteweg de regel van Rilke. ‘Zo doorgáán kun je niet’, maakte Peter Verstegen er op zijn beurt van.




Je voelt je gelijk zo’n boerenlul als de enige substantiële verandering in je eigen leven uit het Cursusboek Rijbewijs 1 voortkwam.




Kortom, de schrik slaat om het hart bij het lezen van de eerste zin van Het nieuwe leven, de onlangs uit het Turks vertaalde, in 1994 verschenen roman van Orhan Pamuk. Want Pamuk zet direct hoog in met: ‘Op een dag las ik een boek en mijn leven veranderde’, waarop bladzijdenlang de beschrijving volgt van buitenwereldse ervaringen die student Osman bij het lezen van een boek ondergaat. Vervolgens treden we gelukkig al snel in een postmoderne love story. Een nare ook, want samen met het meisje op wie hij zijn verlangen richt, is Osman op zoek naar Mehmet, de man van háár dromen. Tegelijk is Osman op zoek naar de herkomst van het boek dat hij heeft gelezen. Bij de lezer begint iets te dagen: is het misschien het boek dat de lezer op dit moment in handen heeft? Osmans boek heet immers ook Het nieuwe leven. Al snel gaan de metafictionele trucs ver. Zo overhoort Osman de lezer en wijst hij op een aantal onduidelijkheden aan het begin van het verhaal. Nu zijn postmoderne, metafictionele, zelfbewuste, zelfreflexieve uitdenkerijen meestal niet te lezen en lijkt het hoogst haalbare vaak vergelijkbaar met het gesampel van een deejay die een slechte avond heeft. Toch doseert Pamuk zo mooi en dwingend, dat je door blijft lezen.




Holland multicultureel? Há, dan Turkije. In dit road-boek reist Osman per autobus door de verwoeste geschiedenis van een land verstrikt tussen continenten, een land dat in de tweede helft van de twintigste eeuw niet slechts de moderniteit maar direct de postmoderniteit in blijkt geworpen. In de uithoeken van Turkije loopt Osman door het stof dat nog achtergelaten kan zijn door Ottomanen, Byzantijnen of kruisridders maar waar alweer sporen in te vinden zijn van Koerden, Russen, Georgiërs, Italianen, Japanners en juist aangekochte Albanese en Bosnische voetballers.




Tegelijk reist Osman door een andere dimensie: die van de roman, ‘de grootste uitvinding van de westerse beschaving’. Maar het probleem is: hij kan maar niet ontdekken ‘hoe ik me in dat buitenlandse speeltuig moet bewegen’. Zijn rivaal in de liefde heeft wel een antwoord. Een goed boek is volgens deze Mehmet ‘een stuk tekst waarin wordt verhaald over dingen die er niet zijn, een soort non-existentie, een soort dood… Maar het heeft geen zin om het land dat aan de andere kant van het verlangen ligt, ook werkelijk buiten de tekst of het boek te zoeken.’




Gaat het dan misschien om het verlángen ‘dein Leben zu ändern’? Misschien — dit is geen boek voor simpele vragen en antwoorden —, want Osman, die vele malen de dood tartte door gebruik te maken van om de paar honderd kilometer verongelukkende Turkse autobussen, wordt pas echt bang bij een ongeluk als hij niet meer naar een ander leven verlangt.




En dan gaat hij dood ook.





Orhan Pamuk, Het nieuwe leven. De Arbeiderspers, 263 blz., ƒ49,90