RECENTE FOTO’S van George Benjamin tonen een onberispelijk geklede, chique vergrijsde middelbare man die hoogleraar kunstgeschiedenis in Oxford zou kunnen zijn, of een onmisbaar hoge Britse ambtenaar met een wiskundetic en een geheime passie voor Chopin en Griekse vazen. Maar Benjamin (1960) is een componist wiens muziek, die van grote onstuimigheid kan zijn, ogenschijnlijk contrasteert met de bedaarde, introverte trekken van de maker - en er tegelijkertijd mee overeenstemt door haar intellectuele concentratie, dat stapsgewijs weloverwogen zoeken naar een uitweg. Dit yin en yang van wildheid en reflectie maakt de man. Alleen onbeschaafde noten krijgt hij niet uit zijn pen. Hoe hard hij ook uithaalt, de klankmeester Benjamin blijft estheet. Maar een grote.
George Benjamin was een wonderkind. Met componeren begon hij op zijn zevende. Als zestienjarige vertrok hij naar Parijs om compositie te studeren bij Olivier Messiaen, die hem als een van zijn grootste talenten beschouwde, en piano bij Messiaens echtgenote Yvonne Loriod. Vier jaar later was hij op slag beroemd toen hij, net twintig, in de BBC Proms als componist debuteerde met zijn orkestwerk Ringed by the Flat Horizon, geïnspireerd op een ‘dramatische foto’ van een onweer boven de woestijn van New Mexico en The Waste Land van T.S. Eliot. De muziek ademt een zelfverzekerdheid en een kleurgevoel die nog steeds verbazen: lyrisch en onvoorspelbaar, verdroomd en toch steeds bij de les, een lichtgevend postimpressionisme met de revolver in de aanslag. Dit is het werk van een jongen die zijn Debussy en Messiaen heeft geïnd en die zijn eerste confrontaties met Ligeti nooit is vergeten, maar al te zeer eigen baas is om er hinder van te hebben.
Twee even klankrijke meesterwerken verder - A Mind of Winter (1981) voor sopraan en orkest en At First Light (1982) voor ensemble - leek Benjamin niettemin vast te lopen. Behalve Antara voor twee fluiten, live-elektronica en ensemble (1987) en Upon Silence (1990) voor mezzosopraan en vijf gamba’s, samen goed voor een half uur muziek, zou hij tot het overdonderende Sudden Time voor groot orkest (1993) geen substantiële werken meer schrijven. Componeren was en is voor Benjamin een moeizaam en uitputtend proces. Hij wil zijn samenklanken kunnen horen - harmonie is alles, zegt hij graag - maar vangt soms wekenlang niets op. ‘Ik kan alleen schrijven wat ik wil’, zou hij later zeggen, ‘en als ik iets te melden heb. Dat is altijd zo geweest, al sinds mijn kindertijd.’
Benjamins achilleshiel - als dat het juiste woord is voor een credo - is het verlangen zijn muziek organisch te laten ontstaan, zonder constructivistische ingrepen van buitenaf. Hij werkt systeemloos. Zijn meestal atonale muziek, hier en daar verluchtigd met adembenemend welluidende akkoorden, wordt niet gereguleerd door dodecafonische of seriële protocollen. Al bieden canontechnieken in recente werken constructief tegenwicht aan een al te ongebonden bewustzijnsstroom, Benjamins opvatting dat muzikale ideeën op hun eigen voorwaarden tot ontplooiing moeten komen dwingt de componist in een lijdzame regisseursrol, waarbij het aankomt op de moed te durven wachten tot de noten in beweging komen. ‘Als ik componeer, voel ik dat de muziek haar eigen wil heeft, en dat ik haar alleen maar hoef te laten groeien.’
Wanneer Sudden Time na vier jaar sudderen eindelijk af is raakt Benjamins productie, naar zijn perfectionistenmaatstaven beoordeeld, in een stroomversnelling. Achtereenvolgens ontstaan Three Inventions voor kamerorkest (1993-1995), Sometime Voices (1996) voor bariton, koor en orkest, Viola Viola (1996) voor twee altviolen, respectievelijk de orkestwerken Palimpsests (2000-2002) en Dance Figures (2004), vrij gebaseerd op Piano Figures voor piano solo. In 2008 schrijft hij voor zijn vriend Pierre-Laurent Aimard Duet, een fantastisch inventief geïnstrumenteerd antipianoconcert met een van de meest uitgebeende solopartijen ooit geschreven. Er zit nog schot in de zaak.
Wat niet verandert is dat Benjamin het graag kort houdt. Ook groot bezette orkestwerken duren bij hem nooit langer dan twintig minuten. Zijn enige opera Into the Little Hill (2006) vliegt in drie kwartier voorbij. Benjamins oeuvrelijst omvat anno 2010 nog geen dertig werken, kleingoed en jeugdwerk inbegrepen. Niet veel, voor dertig jaar. Voor grote dirigenten als Kent Nagano, Pierre Boulez en Daniel Barenboim is het geen bezwaar. Ze dirigeren hem toch wel. Tenzij hij zelf op de bok staat. Sinds hij begin jaren tachtig voor het eerst dirigeerde maakte Benjamin snel carrière als dirigent, in eerste instantie vooral als vertolker van eigen werk, later steeds vaker als pleitbezorger van tijdgenoten en klassiek twintigste-eeuws repertoire van Skrjabin tot Messiaen en Ligeti. Behalve het Koninklijk Concertgebouworkest, dat hij regelmatig dirigeert, leidde hij als gastdirigent onder meer het Cleveland Orchestra, de Berliner Philharmoniker, het San Francisco Symphony Orchestra, het BBC Symphony Orchestra, de London Sinfonietta en het Ensemble Modern.
Het eigenaardige is dat Benjamins muziek ondanks haar bondigheid zelden gejaagd klinkt. Zelfs zijn klein bezette werken creëren binnen een minuut of tien hun eigen leefruimte, als krappe kamers die door een slimme inrichting veel groter lijken. Waarschijnlijk werkt dat zo omdat Benjamin niets afraffelt. Wat hij vertelt, is binnen het zelfbepaalde tijdsbestek de complete geschiedenis van een muzikale gedachtegang; dat geeft rust in het huis. Al komt het bij Benjamin ook voor dat - hoor Antara, met die krankzinnig pietepeuterige dialoog tussen twee gesamplede ‘panfluiten’ - de muziek zo gecomprimeerd is dat het is alsof je naar de samenvatting van een veel groter stuk zit te luisteren. Daar hoor je iemand golflengten aftasten met een intensiteit die bij Benjamin volwassen en toch eeuwig-jeugdig is gebleven. Wie Benjamin nu op radio en tv met charmant beschaafde opwinding over zijn werk hoort spreken, vangt het geluid op van een twintigjarige.
Op donderdag 23 en vrijdag 24 september dirigeert George Benjamin het Koninklijk Concertgebouworkest. Op donderdag is voor bezoekers aansluitend een meet-and-greet met Benjamin mogelijk. www.concertgebouworkest/kaarten