Kijk goed uit, zeggen mensen wanneer je afscheid van ze neemt. Rijd voorzichtig, als je in de auto stapt. En in Engeland wensen de mensen je een rustige nacht door te zeggen: «Sleep tight, don’t let the bedbugs bite.» De mensen die waarschuwen menen het vermoedelijk goed. Maar ondertussen roepen ze beelden op van steekwonden en frontale botsingen en krioelt het in alle Engelse matrassen van het bijtgrage ongedierte.

In de bundel The Effect of Coastal Processes gebeurt alles wat de dichter Adrian Blamires (Cornwall, 1964) angstvallig uit zijn leven probeert te bannen. In het achtregelige gedicht Watching Over kijkt de dichter naar iemand die slaapt. Hij staat er on rustig:

I hover in the doorway

watching you sleep

– above the covers

your face half shows –

a breath, a whisper

let no demon come

between the floorboards

and my toes.

Het is op het eerste gezicht een vreedzame omgeving waarin iemand zorg draagt voor een geliefde. Maar waarom gaat hij niet naar de slapende toe? Een blik werpen op een slapende is zorgzaam tot het te lang gaat duren en het meer op gluren begint te lijken. Een ademhaling en een fluistering klinken in de kamer. Het zou de slaper kunnen zijn die in een droom voor zich uit praat, maar ook zou het de man bij de deurpost kunnen zijn die wenst dat er geen duivel bij de slaper in de buurt komt. De gefluisterde wens komt als een koude tocht tussen de vloerplanken en zijn tenen. Het is alsof het schietgebedje om de duivel uit de kamer te bannen hem tot leven heeft geroepen, en deze uit alle hoeken en kieren te voorschijn komt. De verantwoordelijkheid van de wakende man maakt dat hij zich onzeker voelt in zijn rol, en zonder dat het letterlijk wordt uitgesproken zou hij zelf wel eens de aanstichter van het kwaad kunnen zijn dat hij buiten de slaapkamer probeert te houden. Staat hij daarom te aarzelen bij de deurpost? De angsten die het oppassen oproept, beginnen steeds duidelijker vormen aan te nemen.

Ervan uitgaande dat degene die aan het woord is de dichter zelf is, en dat de tenen waar de duivel zich tussen wurmt van Adrian Blamires zelf zijn, is dit korte gedicht een grootse apologie. De dichter realiseert zich zijn verantwoordelijkheid voor alle beelden die hij oproept bij zijn lezer, die als een slapende aan hem is overgeleverd.

Ook in het gedicht Home Planet keert dat wat beheerst moet worden zich tegen degene die de controle probeert uit te oefenen. De dichter herinnert zich een middag bij een vriendje, waarop ze tegen de verveling besluiten het zonnestelsel na te bootsen in huis, als toeristische attractie.

Our nearest yellow-crayoned star

Blazes on the freezer door,

Central to the solar system.

As we begin a whistle-stop tour

Of the planets, I’m asked to list them:

Mercury, Venus, Earth, Mars

De planeten worden door het hele huis verspreid, opgehangen met blu-tack, een kauwgomachtig plakmiddel, en de afstanden waarop ze van elkaar dienen te hangen zijn met enige hulp berekend.

Each is blu-tacked in its place.

His mother helped him measure

The distances in between to scale.

He takes a proprietorial pleasure

As I name them, follow his trail

Into an immensity of space:

De vriend waant zich eigenaar van het heelal, en de schaalbelevingen van de werkelijke en de geknutselde wereld beginnen door elkaar heen te lopen. De ruimte van het huis wordt de ruimte van het heelal.

Jupiter’s on the nearest wall;

The washing-machine’s where we visit

Saturn; over by the light switch

Neptune floats (or is it

Uranus? I can never think which);

About half-way down the hall

I find whichever one it’s not,

Felt-tipped, a scribbled blue;

Lastly, I manage to discover

Pluto in the downstairs loo,

Fallen from its spot above the

Radiator – much too hot

For such a far-flung icebound orb.

Het woord Radiator krijgt aan het begin van de regel een hoofdletter en krijgt eenzelfde exotische lading als van de namen van de planeten; een onnadrukkelijke manier om de taalbeleving van de dichter als kind te introduceren. Terwijl de jongens het universum proberen te beheersen, nadert iemand het huis.

A shadow looms, the doorbell

Goes, and suddenly he’s thrown,

Hurrying back to his mum.

It’s left to me. I welcome someone

Numb with cold in the winter sun,

Another guest light years from home

De jongens zijn zo in hun spel opgegaan dat de man die thuiskomt, vermoedelijk de vader van het jongetje, uit een andere dimensie lijkt te komen. Het alledaagse wordt in deze schaalvertekening angstaanjagend.

De dichter herinnert zich: it’s left to me. Hier heeft hij net als in Watching Over een groot verantwoordelijkheidsgevoel. En ook hier keert zijn plichtsbesef zich tegen zichzelf: hij verwelkomt de man in het huis, als was het zijn eigen huis. Maar hij is zelf op bezoek, herkent zich in de man die hij another guest noemt en voelt zich lichtjaren verwijderd van huis.