De meeste Amerikaanse kassuccessen hebben een budget dat veel ontwikkelingslanden goed zouden kunnen gebruiken. Dit soort films heersen in de multiplexes, ultramoderne bioscopen die sinds een jaar ook in Nederland als paddenstoelen uit de grond schieten. Maar nu draait er een film met een prijskaartje van een schamele vier miljoen gulden. In zaal 2 voeren twee jongens van een jaar of zestien een gesprek over hun haar. Dat staat stijf van de gel, maar ze zijn er niet gerust op. Ze zijn gekleed in leren jassen en spijkerbroeken. Ze praten zacht. Ze kijken nu en dan over hun schouder naar de rest van het bioscooppubliek: peuters dartelen in de gangpaden, pubermeisjes lachen koket. Een soort sullige zelfbewustheid heerst. Dat verandert gauw in uitbundigheid. De film is Costa!.

Een met guldens gemaakte speelfilm waarin het woord «Costa» voorkomt? Dat belooft alleen maar misère, temeer daar op het laatste festival in Utrecht is gebleken hoe slecht het werkelijk gaat met de Nederlandse film. Dat gene wat op het festival te zien was, was genoeg om je voor te nemen voortaan de Nederlandse cinema te mijden. De meeste werken vielen alleen op door een vrijwel volledige afwezigheid van enige vorm van esthetische waarde. Dat men in Nederland desondanks doorgaat met het opleiden van filmmakers — en met het subsidiëren van de vrucht van hun arbeid — is bewonderenswaardig. Uit zowel recensies als bezoekersaantallen blijkt al jaren dat Nederlandse bioscoopgangers niet langer willen worden lastig gevallen met de producten van de vaderlandse cinema. Lek, de wanstaltige politiefilm van Jean van de Velde, trekt bijvoorbeeld geen volle zalen. Dat was wel de verwachting gezien de onbegrijpelijk positieve recensies.

De Nederlandse cinema bekleedt een marginale positie, terwijl de filmkunst in het algemeen juist een creatieve opleving beleeft: films uit Azië en de Derde Wereld bijvoorbeeld, die ons een blik bieden op bevreemdende werkelijkheden, die onvergetelijke meesterwerken opleveren, zoals Wong Kar-wai’s In the Mood for Love. Of de Amerikaanse cinema die een raak tijdsbeeld kan schetsen, die, zoals in Memento van Christopher Nolan, in staat is een complexe, moderne sensibiliteit te weerspiegelen waar juist Nederland, met zijn verbintenis aan het digitale tijdperk en zijn gidslandmentaliteit, veel aan kan hebben.

Er is genoeg moois onder de zon. Waarom zit je vanavond naar Katja Schuurman, Georgina Verbaan en Daan Schuurmans in Spanje te kijken in een zaal vol tieners die lachen om dingen als een puist die voor een spiegel wordt uitgedrukt? Het leven is toch te kort? Misschien. Maar deze houding is niet alleen arrogant, ze is vooral ook funest. De culturele producten van een maatschappij reflecteren haar identiteit. Wie zijn ogen sluit voor deze werken stort zichzelf in een donkere kerker. Dat heet culturele zelfmoord.

Het leesteken als subversief symbool: de exclamatie in de titel van Johan Nijenhuis’ film suggereert vrijheid en vulgariteit. Het daagt de hoeders van de goede smaak uit; het wil laten zien dat regels kunnen worden gebroken. Dientengevolge heet de film niet beschaafd «Costa», maar als het ware «COSTA!!». Zo wordt de altijd aanwezige spanning tussen hoge en lage cultuur in Nederland opgevoerd tot een breekpunt. Voorspelbaar is dat de brave Nederlandse filmkritiek geen goed woord voor deze film over heeft. «Oppervlakkig», «onbegrijpelijk» en «onnozel» luiden de oordelen. Welnu, het ziet ernaar uit dat bioscoopgangers deze stukken niet lezen, aangezien ze met honderdduizenden op Costa! afkomen. Op de openingsavond behaalde de film het grootste aantal premièrebezoekers ooit van een Nederlandse film. De teller is nu al de 256.000 voorbijgegaan. Zelden was de kloof tussen filmcritici en bioscoopgangers groter.

Angstvallige pogingen een onderscheid te maken tussen kwaliteit en pulp vormen de rode draad in de recensies van Costa! en de media berichten over het verbazingwekkende succes van de film. Het maken van zo’n onderscheid is even potsierlijk als archaïsch. Het staat gelijk aan Amerikaanse recensenten die zouden «onthullen» dat de romantische komedie There’s Something about Mary (1999) oppervlakkig is. Of een televisiecriticus die een pagina vol schrijft over de vraag waarom Seinfeld niet uit literaire introspectie en volzinnen bestaat, maar uit fragmentarische incidenten en oneliners. Punt is dat deze discussie al ruim een halve eeuw geleden is gevoerd. Het rabiaat onderscheiden van hoge en lage cultuur is in Angelsaksische landen voorbij. Aan de basis van het verdwijnen van dat onderscheid staat het besef dat populaire cultuur geen tijdloze kernwaarde heeft, zoals bijvoorbeeld een schilderij van Rembrandt of een stuk van Shakespeare. De «waarde» van een populair cultuurproduct hangt eerder af van degene die de betekenis van het product decodeert. Komedie is al sinds de tijd van de oude Grieken een spiegel van het leven van de lagere klassen. Een film recensent van veertig, wonend in de grachtengordel, die per week verscheidene films ziet, zal anders reageren op een film over puberliefde dan een jongen die op een doordeweekse avond een bioscoop in de provincie bezoekt samen met zijn vriendin.

De verwachting van de kijker speelt een rol bij zijn receptie van populaire cultuur. Deze verwachting wordt gevormd door voorkennis van een bepaald genre. Costa! is geen «soapfilm» zoals ergens lomp is opgeschreven, maar een romantische komedie. De film valt onder het relatief nieuwe subgenre high school comedy, een vertakking van de bratpack-films van de jaren tachtig en het tienersoapdrama Beverly Hills 90210. Regisseur Nijenhuis volgt de conventies van het subgenre nauwgezet. De film speelt zich af rond een discotheek aan de Spaanse kust waar Rens (Daan Schuurman) en Frida (Katja Schuurman) ’s avonds dansen. Het lelijke eendje Janet (Georgina Verbaan) arriveert samen met haar zuster en haar vriendinnen. Een bewustwordingsnarratief volgt, zoals gebruikelijk is in het genre. Rens wordt verliefd op Janet. Hij realiseert zich dat er meer in het leven is dan alleen maar oppervlakkige seks.

Opvallend aan de high school comedy van de laatste jaren is een accentverschuiving: van de existentiële angst van bijvoorbeeld The Breakfast Club (1985) naar een burgerlijke variant van de asociale slechte-smaakfilms van John Waters (Hairspray, 1988). In Costa! uit zich dat niet alleen in grappen over puisten, maar ook in kleding, haarstijl en muziek. Het effect hiervan, en van het uitroepteken in de titel, is een ondermijning van normen en waarden die passen bij veelal elitaire opvattingen over goede smaak. Dat deze opvattingen niet worden gedeeld door de tieners die naar dit soort films gaan, garandeert het succes van het genre. Films als Costa! en American Pie (2000), waarin iemand een glas bier opdrinkt met daarin het sperma van zijn vriend, vertellen verhalen waarmee jongeren zich kunnen identificeren. Het zijn films die adolescenten letterlijk kunnen gebruiken. Daarom bevolken ze week na week de wereld van het multiplex.

Bij Costa! weten de jeugdige kijkers precies wat ze kunnen verwachten nog voordat ze de film hebben gezien. Hierbij komt nog dat de hoofdrolspelers bekende soapsterren zijn die geen introductie behoeven bij het publiek. Boven dien heeft de film een sterke reclamecampagne: een internetsite die gemeten naar Amerikaanse standaarden uitstekend is, mond-tot-mondreclame dankzij roddelverspreiding tijdens het draaien en het direct benaderen van kijkertjes door middel van schoolkranten en bladen als Breakout.

Het intertekstuele leven van de moderne mens is duizelingwekkend. Alles is verbonden met alles. Misschien wel de belangrijkste reden voor het succes van Costa! is dat de film naadloos past binnen de wijze waarop jongeren het huidige culturele moment beleven: de nieuwe multiplexcultuur, leegheid en wansmaak tentoongespreid in Big Brother, de internationale populariteit van de popsterren Britney Spears, Jennifer Lopez en Ricky Martin, de digitale cultuur die een kijker in staat stelt te chatten met Katja Schuurman, de succesvolle jeugdomroep BNN met zijn hippe ex-TMF-dj’s en de verlokking van succes, hartstocht en geluk in programma’s als Starmaker en All You Need is Love. Costa! is gegoten in een subversieve vorm. Maar de film is nog steeds typisch Nederlands door de intellectuele leegte, het burgerlijke fatsoen van het lachebekje Janet en de valse belofte van eeuwige hartstocht en een gelukkig bestaan. Je kunt je heel goed voorstellen dat Rens en Janet aan het einde van de film ergens in een rijtjeshuis in een Vinexwijk belanden.

Dat is juist het punt: populaire cultuur is de machine die deze droombeelden massaproduceert. Menselijke begeerte is onlosmakelijk verbonden aan het visuele en het fictionele. Costa! verplaatst de kijker naar een warenhuis vol begeerte: zon, vrije seks en de belofte van liefde. De identificatie van de kijker met de hoofdpersonages is absoluut: Rens is een glazenwasser, Janet een «beugelbekje». Beiden zijn bloedmooi; de muziek draait hard; bioscopen stromen vol met mensen die delven naar dromen.

Voor de duidelijkheid: Costa! rammelt aan alle kanten. De regie is onbekwaam. Er is geen sprake van ritme of vaart. Zelfs als aflevering van het genre high school comedy is de film ver beneden de maat. Toch word je op een gegeven moment vertederd door de onbeholpen eerlijkheid waarmee het eenvoudige gegeven wordt uitgewerkt. En vooral ook door het hoofdthema van het genre als geheel: de queeste naar liefde. Oscar Wilde definieerde ooit onbedoeld het adagium voor de cinematografische romantische komedie: «One should always be in love. That is the reason one should never marry.» De tragiek van de queeste ligt in het feit dat ze menselijk en vergankelijk is. Maar dat geeft de teksten van de high school comedy een soort verheven, pure intensiteit. Cynisme is ver te zoeken in dit genre.

Het verhevene is het best te zien in 10 Things I Hate about You (1999), een Amerikaanse high school comedy die Shakespeares The Taming of the Shrew op zelfbewuste wijze hervertelt met intelligente referenties aan het eigen genre. De film geeft een schitterend beeld van de Amerikaanse maatschappij: thema’s rond racisme en feminisme komen aan de orde naast motieven van seksuele repressie en disfunctionele menselijke relaties. Aan Costa! ontbreekt deze complexiteit niet geheel. De film is zelfbewust, wat blijkt uit de verschijning van Bart-van-Big-Brother (of hoe hij ook heten mag) en het gebruik van pastelkleuren en muziek van het Eurovisie Songfestival. Zo worden de eigen leegheid en vulgariteit geaccentueerd.

Zoals er geen strikte definities zijn van hoge, lage en populaire cultuur, zo verdwijnen de grenzen tussen «kunst» en genres als de high school comedy. In Europa draait het kunstwerk In the Mood for Love in arthouses, maar in Azië zijn de hoofdrolspelers, Maggie Cheung en Tony Leung, supersterren van de populaire cinema. Liefde in het filmhuis of liefde in het multiplex — onze opvattingen over kunst staan op losse schroeven.