Enige tijd geleden zag ik een try-out van Flip Noorman in Bellevue Amsterdam en was overdonderd. Wat Noorman doet – met zijn ongeschoren kop, verwarde haardos, slonzige pak en een banjo om zijn nek – lijkt te vallen onder de noemer ‘kleinkunst’ – of zoals hij tijdens de show zelf grapte: ‘kleinkut’ – maar de winnaar van de Wim Sonneveld-prijs 2014 tapt uit heel andere vaatjes. Deze knul raasde over het podium als een schuimbekkende gek, speelde dan opeens charmant de pleaser en hing vervolgens de irritante pestkop uit. Wat was waar? En: was dit cabaret, rock-’n-roll of theater? Voor we het wisten zaten we als publiek slaafs ‘Sir! Yes Sir!’ mee te brullen in Flips lijflied Ik heb de macht, even later hijgden we ons gezamenlijk naar een orgasme en ten slotte zongen we dat we de testikels van onze zonen zouden afbijten. Meezingen moesten we, en als we dat niet wilden, werden we gedwongen door een maffioos type met een saxofoon die rammelend met een zware koeienketting de zaal rond beende om iedereen toe te blaffen om ‘godverdomme’ mee te doen.

Wat een overtuiging bezat deze Noorman. Wat een hologige, darwineske logica, wat een gebral, wat een stem, wat een songs, wat een muzikaal vermogen, wat een humor en wat een heerlijk gesol met het publiek en die gezellige vaderlandse cabarettraditie van ons. David Bowie’s iconische tekstregel ‘This ain’t rock-’n-roll, this is genocide’ (uit Diamond Dogs, 1974) schoot me te binnen, waarom weet ik niet precies. Misschien kwam het doordat Noorman erbij liep te kwijlen als de manische klokkenluider van Rotterdam, of wellicht vanwege zijn cynische boodschap, die hard aankwam: weg met jullie zouteloze praatjes over een beter mens zijn, goed doen en wereldleed – als het erop aankomt vlooien we elkaar als apen die allemaal hogerop willen. Uiteindelijk kiest iedereen voor zichzelf. Dus – zo liet de artiest weten – ‘een leuke linkse solidaire boodschap’ hoefden we van hem niet te verwachten.

Op Noormans nieuwe album Make-Up staat de onwaarachtigheid die de menselijke soort per definitie aankleeft centraal. Liegen, slijmen, draaien, schmieren, en vooral: overleven, daar gaat het om. Maar: is dat per se slecht? Die vraag stelt Noorman zich keer op keer. Soms komt dat wat geforceerd over, maar de luisteraar raakt overtuigd omdat de jonge muzikant de lat tekstueel en vooral muzikaal zo lekker hoog heeft gelegd. Aanzienlijk hoger dan op zijn – ook al niet misse – debuut (Bellse Parese uit 2013). Daarop streden invloeden van Tom Waits en Leonard Cohen om voorrang. Maar Noormans tweede album biedt een ongekende hoeveelheid muzikale sferen. Na de poppy opener Make-Up, waarin een ode wordt gebracht aan het liegen in liefde, kunst en leven (‘niets is zo eerlijk/ als een onvervalste leugen’) krijgt de luisteraar het overdonderende en zwaar orkestraal aangezette Klinkt het niet voor de kiezen waarin invloeden van de Amerikaanse componist John Adams hoorbaar zijn. De Carmina Burana-achtige schreeuwkoren die we hier horen komen van ex-collega’s van de zanger die hij nog kende van zijn tijd bij het Rotterdamse koor Laurens Cantorij, waar Flip (‘ja meneer, ik kan noten van blad lezen en ik heb op het conservatorium gezeten’) jarenlang bij heeft gezongen.

‘De waarheid is volgens mij dat op het podium staan gewoon een primitieve nietzscheaanse “Wille zur Macht” is’

In het Arabisch getoonzette Toen mijn zoon komen de fascinaties van Flip met het instinctieve in de mens op een Nick Cave-achtige manier naar boven, en in Stilstand horen we tot onze verrassing een elektronische oerdrumbeat die schaamteloos gejat is van het New Yorkse synthesizerpioniersduo Suicide. Het liefdeslied Omhels me lijkt daarna enige verlichting te bieden, maar de liefde komt in de gestalte van ‘een roedel wolven’ en duikt even later in het lied op als ‘een anaconda’. Langzaam wordt de luisteraar gewurgd met het besef dat we hier met een duivelskunstenaar van doen hebben. De enorme verscheidenheid van stijlen zou een nietsvermoedende 100% NL-luisteraar vermoedelijk tot waanzin drijven, maar voor wie echt oren aan zijn hoofd heeft, is Make-Up een genot. Noormans stem, waarmee hij declameert, schmiert, zingt, brult, praat en jankt, houdt de boel goed bij elkaar.

In het dreigend voorgedragen stuk Treinverhaal (‘wat zit je nou te kijken, vuile kankerhoer’) legt de zanger bovendien een mooie link met zijn eerste theatershow, waarin hij de gezichtsverlamming waar hij ooit kort aan leed, (Bellse Parese) tot titel en thema maakte.

‘Deze nieuwe cd is ontstaan uit de vraag waarom ik nu eigenlijk in het theater over die gezichtsverlamming vertelde. Zo belangrijk is het nu ook weer niet geweest, ik ben er overheen en ervan genezen’, vertelt de zanger in een Amsterdams café.

‘Ze hebben het natuurlijk bij het rechte eind, die nihilisten, maar het probleem is: je kunt er niet op bouwen’

‘Met dat Treinverhaal shockeerde en ontroerde ik de mensen heel bewust, maar nu wilde ik verder nadenken over de redenen waarom ik dat doe. Waarom ik avond aan avond op dat podium sta. En dat is volgens mij niet in woorden te vangen. Je kunt erover lullen wat je wilt, en je kunt mijn vader erbij halen, die troubadour was maar zijn carrière op dat gebied in een commerciëlere richting moest ombuigen omdat hij voor mijn zieke moeder moest zorgen, en dat ik nu – heel freudiaans, heel kitscherig – zijn zogenaamd “gefnuikte” ambities aan het uitleven ben, maar volgens mij klopt dat niet. De waarheid is volgens mij dat op het podium staan gewoon een heel primitieve nietzscheaanse “Wille zur Macht” is. Daar ben ik van overtuigd. En mijn wil om op mijn borst te trommelen verschilt in wezen niet van die van de eerste de beste laffe singer-songwriter die de apenrots wil beklimmen. Alles wat we echt willen is veel ouder dan taal. Taal is jong in onze biologische geschiedenis. Terwijl onze driften – aandacht, aanzien, macht, status, seks – daaraan voorafgaan. Dus alles wat ik over mijn podiumdrift ga zeggen is alleen maar (bewust of onbewust) bedoeld om die drift te bevestigen. Ik moet daar gewoon staan. That’s it. Natuurlijk kan ik zeggen dat ik daar sta omdat ik een verhaal te vertellen heb en dat heb ik ook wel, maar ik sta daar vooral omdat de evolutie het wilde. Zo! Hoe hoogdravend wil je het hebben?’

U leest het: die Noorman heeft niet voor niets naast zijn conservatoriumdiploma (docent muziek) een bachelor filosofie gehaald. Flip vertelt over de momenten dat hij zich realiseerde dat hij het in zich had om een ‘aanjager’ te zijn. Als kleine jongen ging hij eens mee met een optreden van zijn vader. ‘Hij vroeg me te helpen om de mensen een bepaalde zaal in te dirigeren en naderhand kreeg ik achtennegentig gulden fooi. Achtennegentig! Dat was nog eens een magisch moment! Een oerinstinct werd wakker.’ En in het kleine punkhol in Breda waar hij later zijn puberteit sleet vuurde Flip zijn leeftijdgenoten aan. ‘Ik was wel verlegen, maar daar niet. Als er bij een concert gepogood of gecrowdsurfd moest worden, dan regelde ik dat. Daar zette ik ze dan gewoon toe aan.’

We komen over film te spreken. Noorman blijkt een grote fan van de Joker-figuur uit Batman. Ik zeg Noorman dat hij me daar – nu we het er toch over hebben – eigenlijk wel een beetje aan doet denken. Hij vat dit op als een groot compliment. ‘Als ik ooit die rol zou kunnen spelen? Man, daar zou ik alles voor geven. Dan stop ik met alles, dan is mijn leven vervuld. Ik vind The Joker zo’n interessante figuur! Hij is het vleesgeworden nihilisme, en dat is zo’n beangstigende levensvisie. Ze hebben het natuurlijk bij het rechte eind, die nihilisten, maar het probleem is: je kunt er niet op bouwen. Daar heb je dan weer leugens voor nodig, zoals geloof, hoop en liefde.’

En zo zijn we terug bij het thema van zijn tweede album en de gelijknamige show Make-Up. Is hij nu klaar voor het echte cabaretwerk? Die Wim Sonneveld-prijs 2014 (volgens het juryrapport was Noorman een ‘gevaarlijke en roofzuchtig kijkende frontman die met zijn songs en spoken word de grenzen van de kleinkunst onderzocht en vervolgens verlegde’) heeft hij toch niet voor niets gewonnen? ‘Er was een tijd dat ik dacht dat ik cabaretier moest worden. Ik heb ook al die shows afgelopen hoor, in mijn jeugd; ik heb ze allemaal gezien, Maassen, Teeuwen… maar op een gegeven moment had ik er zoveel van gezien dat ik er gewoon niet meer om kon lachen. Als ik eraan denk hoe het moet zijn om avond aan avond dezelfde grappen te serveren – brrr. Kijk, ik houd van humor, in mijn teksten plaag ik de hele tijd, maar cabaret is uiteindelijk vaak zo… humorloos. Nee, ik hou niet echt van cabaret. Alles moet uitgedacht en intellectueel zijn. Ik houd van apen. Ik wil dierlijk, primitief en tegelijk gestileerd op het podium staan.’

Flip Noorman, Make-Up (Bastaardplaten). De theatertour is van 23 januari t/m 29 april te zien door het hele land; flipnoorman.nl


Beeld: Flip Noorman móet op het podium staan (Rogers Cremers)