IEDERE ONDERNEMING start met leugens, of tenminste met een discutabele voorspelling van de toekomst. In vaktaal heet zo'n profetie een business plan. Geen aandeelhouder stort geld zonder dat stapeltje A4-tjes te hebben ingezien, en ook de bank leest het plan als ware het de bijbel. Maar wie conformeert zich nog aan de Schrift?
Het papier is geduldiger dan de praktijk. Na een jaar is de helft van alle startende bedrijven failliet. Bij de zevenduizend faillissementen die het ondernemersdom jaarlijks noteert, speelt in 48 procent van de gevallen mismanagement een cruciale rol. Fraude scoort elf procent, dus bijna duizend bedrijven bezwijken aan list en bedrog. Financiers en leveranciers kunnen meestal fluiten naar hun centen, want de boosdoeners hebben zich verscholen achter een zogeheten ‘plof-BV’ of zijn anderszins ingescheept aan boord van het m.s. Noorderzon.
Failliet gaan is een ideale methode om het zakelijke verleden te vergeten. Niet alleen kleine krabbelaars beheersen de techniek van een moedwillig faillietje, ook grote ondernemingen hebben het wondermiddel ontdekt. Zo zou het handelshuis Borsumij Wehry de met schulden overladen dochter Manudax moedwillig failliet hebben laten gaan. Vrachtwagenfabriek Daf boekt nu recordwinsten omdat honderden miljoenen guldens schuld zijn achtergebleven in de van de weg gereden oude Daf. De Daf-constructie wordt in financiele kring al aangeraden voor het noodlijdende Fokker. Een geensceneerd faillissement en de vliegtuigbouwer kan schuldenvrij als herboren doorstarten.
PIKANT BIJ HET Daf-debacle was de positie van de directie. De vrachtwagenbouwer kreeg in 1989 een notering aan de beurs. Beleggers hadden massaal overtekend, lekker gemaakt door mooie woorden van de directie en de bank. Ook de heren directeuren hadden zichzelf niet overgeslagen bij het verdelen van de buit. Topman Aart van der Padt en zijn rechterhand Cor Baan wisselden een week na de beursgang hun preferente aandelen in en incasseerden miljoenen. Uiteraard hadden de heren dat er niet bij gezegd toen ze breed lachend naar de beurs gingen, want als een directie er als een razende met de buit vandoor gaat, maakt dat andere beleggers kopschuw. ‘Wij gingen ervan uit dat de leadmanager van de introductie, de ABN Amro, dat bekend zou maken’, merkte Baan later op over het gebrek aan openheid. ‘Helaas is dat niet gebeurd’, voegde hij eraan toe. ‘Maar er was niets onrechtmatigs aan onze actie.’
Uit het jaarverslag dat werd uitgebracht in Engeland, waar in tegenstelling tot Nederland dergelijke gegevens gepubliceerd moeten worden, zou de graai van de directie blijken. Maar het kwaad was al geschied en het Daf-aandeel zette alras koers richting afgrond. Het bedrijf was op het absolute hoogtepunt naar de beurs gegaan. Op basis van te rooskleurige voorspellingen van de directie en de banken waren beleggers uitgelokt hun spaarcenten in te zetten op de roulette van Beursplein 5. De beurs had weer eens een muis gebaard. Van der Padt kon gaan zeilen en Baan zat fluitend op de veranda van zijn buiten te Florida.
Beleggen is geen spel voor bange men sen. Het vak van beurshandelaar vergt enige kennis, behoorlijk wat kapitaal en een forse dosis bluf. Een belangrijk kunstje is het kunnen ‘lezen’ van de andere partij. Oftewel: weten wanneer de ander bluft of nog een troefkaart in de mouw heeft. Dat vergt ervaring en talent. Wie in die wereld weinig fantasierijk met de feiten omspringt, kan beter chef boekhouding worden.
Een Angelsaksische definitie van de effectenmakelaar beantwoordt aan het cynische beeld dat van de mannen met bretels bestaat. ‘An investment-broker is somebody who invests your money until it’s all gone.’ Een beetje cynisch, maar dat het leven van de handelaren in geld een sterke maag vereist, staat vast. Wie, zoals de inmiddels beruchte Nick Leeson van de Barings Bank, met een grijpstuiver op zak miljardenrisico’s neemt, heeft lef. De evolutie van de financiele wereld heeft dan ook een nieuw menstype voortgebracht. In New York kwam de yuppie ter wereld en in Londen de City Slicker. Ze worden beschreven in Greed and Glory on Wall Street, Barbarians at the Gate en - alleen de titel al! - Lyers Poker. Schelmenromans in het genre van John Grisham, maar dan waar gebeurd.
De Newyorker Jeff Beck zou model kunnen staan voor het archetype van de wild eighties. Onmatig, onbescheiden en onbeschoft. Beck had een belangrijke functie bij Drexel Burnham Lambert, de bank waar hij werkte met de in 1990 tot zeshonderd miljoen dollar en tien jaar straf veroordeelde junkbond-koning Michael Milken. In Barbarians at the Gate wordt Beck omschreven als de ‘ultimate wheeler- dealer’. Beck benut al zijn theatrale talenten om geld te verdienen. Als hem eens een vette bonus dreigt te ontglippen, maakt hij een rondje schoolslag op zijn buik door het hoogpolige tapijt van de klant. ‘Oh my God, you can’t do this to me!’ Even later beent Beck naar het raam en dreigt een zweefduik richting troittoir in te zetten. Uiteindelijk zal de klant, half geschrokken, half geamuseerd, dit amateurtheater belonen. Zo harkt Beck een premie binnen van 7,5 miljoen dollar.
Grootspraak loopt als een rode draad door leven van Jeff Beck en veel van zijn collega’s in de financiele sector. Onder intimi staat Beck bekend als Mad Dog, een bijnaam die gebaseerd is op Becks gewoonte om goed nieuws te verwelkomen met luidruchtig hondegehuil. Naaste medewerkers imponeert hij met heroische verhalen over zijn Vietnam-verleden, en ook verwijzingen naar het hem toelachende familievermogen blijven niet onopgemerkt in de geldcultuur van Drexel. Geen wonder dat Oliver Stone deze investment-banker gevraagd heeft te adviseren bij het maken van de film Wall Street. Net als Stone lijkt Beck te kampen met een onverwerkt Vietnam-verleden. Althans, die suggestie wekt hij.
Inmiddels is Jeff Beck bezweken aan een zwaar leven en staat de waarheid op de stoep. Hij had geen rijke familie en diende evenmin in Vietnam. Becks leugens leidden een eigen leven. Zo had hij nachtmerries van zijn gefingeerde avonturen in de jungle. Voor Jeff Beck liepen realiteit en fictie naadloos in elkaar over. Mad Dog was de grootste fantast van Wall Street, maar ook een van de beste dealmakers. Botte bluf had zijn succes eerder versterkt dan gedwarsboomd.
KAN DE BANDELOZE Beck model staan voor de bengels van het Beursplein? Amsterdam is immers New York niet. De bedragen die hier rouleren zijn kleiner, de power suits flodderiger en de hebzucht wordt niet opgepookt met premies ter waarde van een penthouse of een Porsche. Toch laveert ook te onzent de beursman tussen bluf, branie en botte leugens. Ook de Amsterdamse beurs heeft trekjes van Miami Vice aan de Amstel.
Neem het korte wilde leven van het commissionairshuis Nusse Brink. De clientele bleek zich bezig te houden met minder reguliere zaken, zodat het kantoor aan de Herengracht al snel zou uitgroeien tot een witwasserij van drugsgelden. De handel van Nusse en Brink zat tegen, zodat op een dag een van de klanten zich ten kantore vervoegde om met een pistool tegen het hoofd van Nusse tot een gunstige regeling te komen. Ook de sleutels van de Ferrari 328 GTS van de 27-jarige Eric ‘Magnum’ Brink werden opgeeist. Maar zover kwam het niet omdat de gedupeerde klant, of liever: zijn geblakerde lichaamsdelen, al snel de misdaadrubriek Opsporing verzocht zouden halen. Het imperiumpje van Nusse en Brink bleek met misleiding een spoor van vernieling te hebben getrokken. Schade: zes miljoen gulden.
Nusse Brink was een exces, maar dat de Amsterdamse beurs kampt met spelverruwing staat vast. Of het nu gaat om de handel en wandel van Joep van den Nieuwenhuyzen of om een hele waaier aan beursgangen - financiele acrobaten beheersen de piste.
Als een bedrijf naar de beurs wil, komt het publiciteitsoffensief met road shows en een emissieprospectus op gang. Toen de Vrooms en de Dreesmannen achter Vendex dit voorjaar wilden ‘cashen’, werden tientallan advertentiepagina’s in de kranten gekocht om al het schoons van het detailhandelsbedrijf te bezingen. Wat Vendex echt was, namelijk een matig renderend concern zonder samenhang, werd er niet bij verteld. De beursgang werd een doorslaand succes, al was het maar voor de vijfkoppige directie, die zichzelf voor 25 miljoen gulden aandelen gunde. Mocht het straks met Vendex tegenzitten, dan liggen de persverklaringen met ‘valutaire tegenwind’ of ‘onvoorziene marktontwikkelingen’ al op de plank. Leugens zijn het niet, wel halve waarheden. En misschien hoort de belegger dat wel liever dan de waarheid, want wie geeft graag toe een miskoop te hebben gedaan? Investeren in een aandeel is als het kopen van een tweedehands auto. De schokdempers zijn gaar en er is garantie tot de hoek. En toch zweren velen bij een occassion.
Wheeling & dealing behoort in het financiele, net als in de autohandel, tot de tricks of the trade. Geen enkele koers komt op rationele wijze tot stand. Markten worden evenzeer beheerst door economische motieven als door emoties en Fingerspitzengefuhl. Een handelaar heeft maar een principe: buy low, sell high. Hoe dwing je dat af? Onder meer door het toeval een handje te helpen, bijvoorbeeld door het verspreiden van (valse) geruchten of het organiseren van een hype. Daartoe organiseert men bijvoorbeeld een daisy chain - letterlijk: een ‘kring van madeliefjes’ - in Quote ooit beschreven als: ‘Groepje handelaren dat onderling transacties doet om de schijn van een actieve markt te wekken. Wanneer beleggers van buiten de groep gaan meedoen en de prijs helpen opdrijven, verkoopt het groepje de stukken en laat de achterblijvers met de verliezen zitten.’ Wie dat overkomt, mag rustig stellen dat-ie verneukt is.
Iedere tijd heeft een modebeeld. Zo ook de beurs. Tien jaar geleden waren aandelen in software-bedrijven ‘in’, nu wordt tot vijftig keer de winst betaald voor bedrijven in ‘nieuwe media’. Niemand weet of dat geld ooit terugkomt, maar een beperkt aantal zelfbenoemde goeroes heeft bepaald dat het zo moet zijn. En als lemmingen rennen de beleggers achter de specialisten aan (die zelf vermoedelijk al lang ‘gecasht’ hebben).
Meesters in het opkloppen van spanning zijn de zogeheten hedge funds. Deze honingpotten zijn vaak gevuld met miljarden. Ze handelen in risicovolle financiele produkten als derivaten. Een revolutie is ontketend, want door de opkomst van de derivaten kan met een betrekkelijk kleine som eigen geld een risico van miljarden worden aangegaan. Die fondsen doen niet altijd waar ze voor bedoeld zijn: hegden, ofte wel risico’s afdekken, maar duwen de koers door massale speculatie juist omhoog of omlaag. Als de ballon groot genoeg is, stappen ze uit en nemen ze hun winst.
Zo verdiende Nick Leeson voor zijn bank ook groot geld, tot het tegen zat en hij zich steeds verder in de schulden moest steken om aan de pokertafel te blijven. Met een beetje meer geluk had ook Leeson de jackpot kunnen winnen.
De absolute meester van dit spel heet George Soros. Deze Hongaarse Amerikaan lukte het in het najaar van 1993 om zichzelf in een dag 1,1 miljard dollar rijker te maken. Soros dwong met zijn speculatie op de val van het Britse pond de Bank of England in de hoek. De Grand Old Lady moest miljarden lenen om de Newyorkse speculant bij te benen - en verloor alsnog. Een zelfde kunstje met de yen zou Soros even later opbreken, maar dat hoort erbij voor wie met negen nullen en meer speelt. Het zal Soros een zorg zijn - you win some, you lose some.
IN DE NEK VAN KOK en Duisenberg hijgt geen Soros, maar ook de Nederlanders zijn streetwise en zoeken steeds meer naar de grenzen van de wet. De boeienkoning van dit moment is Joep van den Nieuwenhuyzen. Financiele analisten halen de calculator uit de binnenzak als Van den Nieuwenhuyzen met de jaarstukken van zijn Begemann-concern komt. Van den Nieuwenhuyzen goochelt als Fred Kaps de cijfers uit zijn de hoed. Gezien die eigenschappen was het dan ook niet verbazend dat Van den Nieuwenhuyzen als eerste hardhandig kennis zou gaan maken met de nieuwe wet misbruik voorwetenschap. De Hoge Raad heeft bepaald dat Joep geen misbruik maakte in de zin van de wet, maar dat de voormalige ‘bedrijvendokter’ de waarde van aandelen in het automatiseringsfonds HCS had trachten te manipuleren, stond vast. Van den Nieuwenhuyzen pleegde, zoals dat heet, ‘koersorkestratie’. Hij gaf dat ook met een bijna jongensachtige eerlijkheid toe, want het manipuleren van de prijs van een aandeel was volgens de wet toch niet verboden? En wat niet verboden is, dat mag.
Resteert de vraag of het erg is: veel fantasie en weinig ethiek. Types als van den Nieuwenhuyzen zorgen immers voor bedrijvigheid. Het bedrijfsleven zou niet zonder liegen kunnen. De leugen is het smeermiddel van de economie. Iedere verkoper werkt met dubbele mouwen en spreekt met dubbele tong. Als alleen waarheid gesproken zou worden, kreeg geen jonge starter zijn business plan langs het loket van de bank. Veel mensen zouden niet eens een baan krijgen. Uit Brits onderzoek blijkt dat hoe hoger de functie, hoe vaker er leugentjes in het curriculum vitae voorkomen. Elf procent van de functionarissen in het mid denkader zou liegen in zijn sollicitatie. Vermoedelijk in de wetenschap dat het cv vanaf een bepaald niveau niet meer wordt nagetrokken. Vooral de genoten opleiding is vaak een bron van verdichtsels. Ook het bedrijfsleven kent zijn Charles Schwieterts. Neem alleen maar Robert Maxwell, de man die met veel bravoure een uitgeefimperium stichtte en ieder spoor van twijfel bij zijn medewerkers smoorde met een bars ‘Dont you trust me?!’ Maxwell loog alsof het gedrukt stond, maar dat bleek pas nadat hij zelf zee had gekozen bij de Canarische Eilanden.
De leugen zorgt voor dynamiek. Als tijdens fusie-onderhandelingen partijen elkaar hardhandig de nieren proeven, komt er geen akkoord. Het corps diplomatique heeft zich niet voor niets gespecialiseerd in de omtrekkende beweging en de aftocht zonder gezichtsverlies. Zonder eufemismen zouden er meer oorlogen zijn. Zo ook in het bedrijfsleven. Wie direct is, graaft zijn eigen graf. Philips-president Cor van der Klugt wist in 1990 dat zijn bedrijf in de rode cijfers zou belanden, maar liet na dit te melden. Van der Klugt werd gewipt. Liegen mag, maar het is net als met stelen: je moet niet gepakt worden. De directie van Bols- Wessanen beloofde rond het ontstaan van dit conglomeraat in kaas en drank een verdere toename van de winst. De chef had zich beter op de vlakte kunnen houden, want na tegenvallende resultaten kon hij zich ook tussen negen en vijf volledig wijden aan de golfsport.
Ter camouflage heeft de financiele wereld juist een lijst met versluierend taalgebruik ontwikkeld. Een winstgroei gaat nooit gepaard met tromgeroffel, maar heet ‘volgens verwachting’, ‘bevredigend’ of ‘krachtig’. De baas van DSM voorzag een spectaculair verlies van zijn onderneming in 1993 met de welgemeende toevoeging ‘klote’. Geschrokken bladerden de analisten door het woordenboek en hielden halt bij ‘een uiterst teleurstellende ontwikkeling van het resultaat’.
En natuurlijk vertrekt de topman in geval van een gedwongen ontslag over een rode loper van mooie woorden. Meestal wordt er ontslagen ‘in onderling goed overleg’, en in het meest ongunstige geval gaan partijen uit elkaar ‘wegens verschil van inzicht over het te voeren beleid’. Lees: de betrokkene verstaat zijn vak niet, of de board room is veranderd in een war room en de directieleden hebben zich tegenover elkaar verschanst in de loopgraven. Maar verbaal blijft alles in het nette. Men maakt het elkaar niet al te moeilijk, straks is het weer business as usual.
Steile gereformeerden zijn dan ook zelden succesvol in de ratrace naar de top. Uit een recente enquete die Quote onder topmanagers hield, bleek dat maar liefst 41 procent katholiek is. En dat terwijl slechts een derde van de bevolking Rome aanhangt en bovendien het merendeel van de grote bedrijven een Noordnederlandse en dus protestante achtergrond heeft. Succes in zaken vergt kennelijk een geloof, plus savoir vivre, en begrip voor de menselijke zwakten. Een leugentje om bestwil kan toch zeker geen kwaad?