Ik kijk een serie die aantrekkelijk en afgrondelijk is. Ik zie hem voor de tweede keer, want er wacht een nieuw seizoen op me. Ik moet eerst weer even weten hoe het ook weer allemaal zat. O ja, denk ik steeds, er gaat nu iets heel naars gebeuren. Maar wat dat dan precies was, wie er ook alweer doodging en hoe, dat ben ik telkens vergeten.
Het gaat mij om de momenten tussendoor. Dat ze naast elkaar in de auto zitten, over een markt lopen, in de keuken een glas wijn drinken. Dankzij die momenten tussendoor gaat de extreme verhaallijn me net genoeg interesseren. Het kan gewoon, dat je man wordt vermoord, dat je vader een schimmige business heeft, dat je dochter van huis vlucht en dat ze niet reageert als je haar probeert te bereiken.
Alles kan. Vannacht kon ik niet slapen van die gedachte.
Ik zat deze week voor het eerst sinds tijden weer eens rond een tafel met andere schrijvers. We hadden het over vrijheid. Onze eigen kleine vrijheid om te schrijven wat je wil. De enige onvrijheid die wij ons konden voorstellen was die in jezelf. Als ik zeg dat ik me probeerde voor te stellen hoe het zou zijn om als ik straks de nacht in zou fietsen te worden opgepakt en weggevoerd, lieg ik. Dat soort dingen stel ik me niet voor. Ik zou het obsceen vinden als ik dat wel zou doen.
We hoefden gelukkig niks over de oorlog te zeggen. Wel kwam er een vraag uit de zaal. Wat het zou betekenen als je morgen wakker werd en je kon niet meer schrijven. De vraag kwam op het moment dat er nog maar één schrijver aan tafel zat, de hoofdgast van de avond. Zij begon te lachen, dat was al heel verfrissend. En daarna zei ze dat ze dan iets anders zou gaan doen. Tuinieren. Ze wist nog niet genoeg van permacultuur, zei ze.
Vannacht knipte ik het licht aan omdat ik niet kon slapen. Ik geloof dat ik zou sterven als ik niet kon schrijven, wat typisch iets is om ’s nachts te denken.
Ik lees een roman van Oksana Zaboezjko. Ik kreeg die cadeau van een vriendin toen die net in vertaling uit was. ‘Zij doet wat jij ook wil’, zei ze erbij. Ik vraag bijna nooit wat iemand precies bedoelt. Het nadeel daarvan is dat ik veel opmerkingen beledigend opvat. Veldonderzoek naar Oekraïense seks heet de roman. Toen ik hem destijds las, dacht ik: o ja. Wat vrouwen bindt over de hele wereld is hun hartstocht voor hufters. Je zou willen dat het een fossiele brandstof was.
We zijn inmiddels meer dan tien jaar verder en nu valt me pas op hoe ze via die hufter over de hartstocht voor haar land schrijft. Hij is de eerste Oekraïner met wie ze een relatie krijgt, de eerste aan wie ze niets hoeft uit te leggen, de eerste die dezelfde literatuur als zij kent, ‘de eerste met wie niet zomaar woorden werden uitgewisseld, maar meteen ook heel de bodemloosheid van in een waterput verborgen schatten, die twinkelden in de weerkaatsing van het zonlicht en door die woorden werden geopenbaard’.
Openbaring, het woord viel een paar keer aan die tafel met die schrijvers. Dat je pas door iets te schrijven gewaarwordt waar het je kennelijk om gaat. En dat het vaak aankomt op die momenten tussendoor.
Alleen de liefde behoedt je voor de angst, schrijft Zaboezjko. Lieve Heer, bidt ze, maak dat hij in leven is. Hij mag me vergeten, hij mag teruggaan naar zijn vrouw, hij mag me bedriegen met de eerste de beste, ik hoef hem niet als echtgenoot, ik hoef helemaal niets van hem, als het Uw wil is, Heer, zal ik van een ander houden, kinderen krijgen met een ander, als hij maar, o Lieve Heer, als hij maar in leven blijft.
Als ik naar huis fiets, zie ik dat de man die voor me fietst een gehoorapparaatje in heeft. Dat de jongen die op de voorplecht van het pontje staat net zijn haar in de gel heeft gezet. Ik ben vervuld van medelijden met de wereld, wat obsceen genoeg is.