Khosrow Hassanzadeh, ooit een islamitisch militant, vrijwillig soldaat en fruitverkoper op de bazaar, is de laatste jaren uit gegroeid tot een van de meest gevierde Iraanse kunstenaars. Zijn kleine studio in downtown Teheran barst bijna uit zijn voegen van het werk. Overal hangen enorme doeken, met onderwerpen als zijn herinneringen aan de oorlog met Irak, vermoorde prostituees en terrorisme.

Hassanzadeh, die uit een conservatieve en religieuze familie komt, was vijftien toen de revolutie plaatsvond. «De revolutie was geweldig! Begrijp me niet verkeerd, ik ben het niet eens met de regering, maar de revolutie zelf is heel goed geweest voor Iraniërs. Mensen uit mijn klasse hadden vóór de revolutie geen enkel benul van politiek, de revolutie veranderde dat compleet; voor het eerst werden mensen politiek bewust.»

Anders dan veel van zijn generatiegenoten maakte de 41-jarige kunstenaar nooit propagandakunst. Tijdens zijn «tour of duty» aan het front met Irak raakte Hassanzadeh gedesillu sioneerd door het nieuwe islamitische bewind. «Toen ik zag hoe er voor niets duizenden mensen over de kling werden gejaagd en hoe corrupt de mullahs waren, was het revolutionaire vuur snel gedoofd», zegt hij lachend. Na zijn militaire dienst ging hij naar de kunstacademie, maar ontevreden over de kwaliteit van het onderwijs hield hij het na een jaar voor gezien en ging als autodidact verder.

Na de Islamitische Revolutie werden veel kunstvormen verboden of nauwgezet gecontroleerd en beperkt. Toch gelooft Hassanzadeh dat de revolutie de kunst juist positief heeft beïnvloed: «De revolutie heeft kunst gedemocratiseerd; vóór de revolutie was kunst een elitaire aangelegenheid, mensen uit mijn klasse hadden er niets mee te maken. Na de revolutie zijn veel mensen uit de traditionele, lagere klasse kunst gaan maken. Natuurlijk was er tegelijkertijd strikte censuur, maar daar kun je altijd een weg omheen vinden.»

Mahmoud Bakhshi-Moakhar behoort tot de generatie die geboren is na de revolutie. De 27-jarige kunstenaar studeerde aan de universiteit van Teheran en vocht mee tijdens de studentenprotesten in 1999 en de jaren erna: «Ik weet niet hoe het vóór de revolutie was, dat kan me ook niets schelen. Ik weet alleen dat leven in de Islamitische Republiek een hel is.» Bakhshi-Moakhar neemt geen blad voor de mond en ook in zijn werk schuwt hij de provocatie niet. In een van de galeries in Noord-Teheran wordt zijn nieuwe werk als onderdeel van de groepstentoonstelling Victim getoond. «Iran en Iraniërs zijn het slachtoffer, niet van buitenlandse overheersing of complotten, zoals de overheidspropaganda ons wil doen geloven, maar van zichzelf. Iran is het slachtoffer van haar zelfverkozen regering geworden», verklaart Mahmoud de naam van de tentoonstelling. Unknown Martyr, een van Bakhshi-Moakhars nieuwe werken, bestaat uit acht enorme nationale vlaggen. Hij kocht de smoezelige vlaggen, smerig geworden door de zwaar vervuilde Teheraanse lucht, van overheidsgebouwen. Met naald en draad lapte hij de gescheurde vlaggen op en spande ze op houten geraamtes. «De titel Unknown Martyr verwijst niet naar de tienduizenden martelaren die gestorven zijn tijdens de revolutie of de oorlog met Irak. Mijn werk gaat over al die mensen die vermoord zijn om hun dissidente ideeën over de huidige Iraanse politiek, voor wie er geen martelarenbegraafplaatsen met monumenten of immense muurschilderingen bestaan. Tienduizenden mensen zijn vermoord door het regime of worden vermist. Zij worden het liefst zo snel mogelijk vergeten.»

Net als Hassanzadeh komt Bakhshi- Moakhar uit een conservatief gezin, dat grote moeite heeft met zijn werk: «Mijn moeder houdt zielsveel van de geestelijk leider Khamenei. Ze snapt niet waarom ik de regering bekritiseer, waarom ik überhaupt politiek werk maak. Inmiddels hebben we al maanden geen contact meer.» Bakhshi-Moakhars moeder is niet de enige die zijn werk niet kan waarderen: een paar dagen na de opening is zijn werk door overheidsfunctionarissen weggehaald. Bakhshi-Moakhar had al verschillende waarschuwingen gekregen maar hij was vastbesloten om zijn werk te laten hangen: «Natuurlijk ben ik bang. Misschien kan ik nu nooit meer in Iran exposeren, of word ik zelfs opgepakt. Maar wat is het nut van politiek werk als het niets teweegbrengt? Dan kan ik net zo goed landschappen gaan schilderen.»

Ook Hassanzadeh heeft problemen met de autoriteiten gehad en veel van zijn werk is nooit tentoongesteld binnen Iran. Een poging om zijn War-serie, zwart-witschilderijen over zijn herinneringen aan de Iran-Irak-oorlog, tentoongesteld te krijgen, resulteerde in een urenlange ondervraging op het ministerie van Cultuur. «De directeur, een mullah, was absoluut niet te spreken over mijn werk. Hij vroeg me waarom ik geen kleuren gebruikt had en waarom de martelaren in mijn werk niet naar de hemel gaan. Kunst over de oorlog hoort felle kleuren te hebben, veel rood en groen, en het martelaarschap moet verheerlijkt worden. Maar ik heb geen vrolijke herinneringen aan mijn tijd aan het front, het was afschuwelijk. Toen de mullah dreigde me naar de gevangenis te sturen en mijn werk in beslag te nemen, heb ik hem maar snel beloofd dat ik het werk zou veranderen en er veel kleuren aan toe zou voegen. Dat heb ik natuurlijk nooit gedaan.»

Hoewel Hassanzadeh politiek gevoelig werk maakt, noemt hij zichzelf geen politiek kunstenaar: «Mijn ideeën zijn niet politiek, maar gaan over mensen.» Hij steekt een sigaret op. «Maar dat maakt eigenlijk niets uit, hier is alles politiek.»

Drie jaar geleden maakte Hassanzadeh een serie over de slachtoffers van een seriemoordenaar, een religieus fanaticus die geloofde dat het zijn plicht was de samen leving van prostituees te zuiveren: «De regering deed haar uiterste best om de moorden stil te houden. Er werd bijna niets over geschreven in de media, slechts een heel klein artikel met minuscule foto’s van de slachtoffers. Het maakte me woedend dat niemand opkwam voor de slachtoffers, vrouwen die uit armoede gedwongen waren om als prostituee te werken. Door hun foto’s op te blazen tot enorme portretten wilde ik deze vrouwen en hun familie hun eer teruggeven. Dat is voor mij geen politiek motief, maar menselijk.»

Zijn nieuwste werk Terrorist was voor Hassanzadeh het moeilijkste project van zijn car rière: «Ik ergerde me aan het gemak waarmee er over terrorisme wordt gepraat, zowel in de Iraanse als in de internationale politiek. Iedereen noemt elkaar over en weer een terrorist, zonder dat ze weten waar ze het eigenlijk over hebben. Daar wilde ik iets mee doen; met mijn werk stel ik verschillende vragen: wie is een terrorist, wat is de achtergrond van terrorisme en wie bepaalt er wie een terrorist is?»

De Terrorist-serie, een combinatie van fotografie en silkscreen-techniek, bestaat uit enorme portretten van zijn moeder, zijn zussen en een zelfportret. Zijn modellen worden om ringd door afbeeldingen van belangrijke sjiïtische heiligen, koranteksten en familie leden. «Door deze individuen, diep religieus maar zonder enig idealisme om de wereld te verbeteren, te tonen, bekritiseer ik het stereotype dat iedere moslim een terrorist is. Maar dat niet alleen, dat is te makkelijk. Ik bekritiseer ook de droomwereld van terroristen en hun verheerlijking. Veel terroristen laten zich vóór hun zelfmoordaanslag, samen met hun kinderen, religieuze parafernalia en andere persoonlijke voorwerpen, in een ouderwetse fotostudio voor een kitsch-achtergrondje met bergen en watervallen portretteren. Een mooi aandenken voor als papa met zijn offer de wereld weer een stukje beter heeft gemaakt. Dit soort verheerlijking is niet alleen persoonlijk, de Iraanse regering heeft zulke martelarenverheerlijking geïnstitutionaliseerd, kijk maar naar de honderden muurschilderingen in Teheran.»

Terwijl Hassanzadehs nieuwste werk al te zien is geweest in het buitenland is het maar de vraag of het in Iran tentoongesteld zal worden: «Binnenkort heb ik een gesprek met het museum van moderne kunst, maar de kans is groot dat ze het niet aandurven. Nu de internationale druk op Iran is toegenomen, en met de komst van een conservatief parlement, heeft de regering de teugels weer wat aan getrokken.» Toch is Hassanzadeh positief over de veranderingen in Iran: «Na Khatami is er meer vrijheid gekomen, er is veel minder censuur. Er wordt nu bepaalde kritische kunst tentoongesteld, wat we acht jaar geleden echt niet voor mogelijk hadden gehouden. Dat proces van hervormingen houdt niet meer op, stapje voor stapje gaat het vooruit. Wie weet dat ik over een paar jaar al mijn werk hier kan tonen.»

Bakhshi-Moakhar ziet de toekomst somberder tegemoet: «Er is echt helemaal niets veranderd de laatste jaren en er gaat ook niets ten goede veranderen. We geloofden in Khatami, maar hij heeft helemaal niets gedaan. De regering speelt een spelletje; ze geven de mensen iets meer vrijheid, of het geloof daarin, om het vervolgens weer af te nemen. Hetzelfde geldt voor de grip op de kunst. Waarschijnlijk wordt het alleen maar erger.»

Hoewel Bakhshi-Moakhar uiterst somber is over het leven in de Islamitische Republiek en geen enkele hoop op verandering heeft, overweegt hij niet om zijn land te verlaten. Twee jaar geleden was hij voor het eerst in het buitenland: «Toen ik terugkwam was ik ge shockeerd door mijn eigen land. Ik zag dingen die ik daarvoor nooit had gezien, of had willen zien. Het gebrek aan vrijheid viel me toen pas echt op. Tegelijkertijd was ik blij om terug te zijn. Dit is mijn land en ik kan niet anders dan werk over mijn eigen land en cultuur maken. Bovendien wil ik niet opgeven, maar politiek werk blijven maken, ook al betekent dat ge vangenisstraf of zelfs mijn dood.»

Een slideshow van het werk van Khosrow Hassan zadeh zal te zien zijn op zaterdag 5 maart tijdens Bazaar, een festival over het Midden-Oosten in De Balie in Amsterdam. Informatie: www.democratiseringinhetmiddenoosten.nl

Werk van Bakhshi-Moakhar is te vinden op: www.bakhshimoakhar.com;
www.victimexhibition.com