De maandagavondbijeenkomst in het Amsterdamse pakhuis De Zwijger van het vrouwennetwerk Womeninc trekt steevast volle zalen. De gastsprekers en de overwegend jonge, modieus in het zwart geklede, hoog opgeleide, werkende vrouwen discussiëren over allerlei thema’s. Ook bij andere gelegenheden wordt gedebatteerd over de positie van de vrouw. Emancipatie staat als urgent thema weer volop op de agenda. De nieuwe regering wil miljoenen investeren in kinderopvang en opvoedingssteun aan werkende gezinnen.
Maar niet zoals voorheen vechten vrouwen tegen mannen. Ze strijden tégen elkaar over de vraag waar het feminisme over moet gaan. Over meer macht op de werkvloer of juist over een herwaardering van het moederschap? Gaat empowerment over de seksuele bevrijding van moslima’s? Of is het eerder een aangelegenheid van autochtone academische vrouwen, die zoeken naar een balans tussen carrière, kinderen en een soeverein sociaal leven, waarbij goede, betaalbare, toegankelijke, flexibele kinderopvang het sleutelwoord is? Ook is er een generatiekloof te bespeuren: de dertig-minners versus de veertigers. Op televisie vliegen voorvechters van de verschillende opvattingen elkaar in de haren, soms op het gênante af. Hun gekibbel wordt veelal aangewakkerd door minzaam glimlachende mannelijke presentatoren, zoals Pauw en Witteman, die als duo onverholen het seksisme in de media vertegenwoordigen en daarmee onbedoeld bevestigen dat 8 maart een dag is voor alle vrouwen.
Hoe staat het met de emancipatie in Nederland? Stelde voormalig minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid nog dat ‘de emancipatie was voltooid’ en ‘er geen speciaal beleid meer nodig was’, de laatste tijd beieren de noodklokken weer. Uit onderzoeken blijkt dat het niet goed gaat met de positie van de vrouw op de arbeidsmarkt. Hoewel meer dan de helft van de eerstejaars studenten van het vrouwelijk geslacht is, blijft de output op de arbeidsmarkt ver achter. De Emancipatiemonitor van het Sociaal en Cultureel Planbureau (scp) stelt dat er in de afgelopen vier jaar minder vooruitgang is geboekt dan in de periode daarvoor. Er is sprake van stagnatie of zelfs achteruitgang, gemeten naar de ondervertegenwoordiging van vrouwen in hoge functies in het bedrijfsleven, de universitaire wereld en politieke en bestuurlijke besluitvorming en naar de ongelijkheid in inkomen voor hetzelfde werk als mannen. Met de doorstoot van vrouwen naar de top schiet het niet op. Nederland blijft kampioen deeltijdwerken. De tendens is dat de meeste vrouwen – ook de tweede generatie allochtonen – gaan werken, maar dat de curve rap afbuigt zodra het eerste kind in de wieg ligt. Over dit gegeven – stagnatie gemeten naar economische, maatschappelijke macht – gaat de strijd tussen vrouwen.
Er is een groep die hiermee geen genoegen neemt en vindt dat hoogopgeleide vrouwen hun verantwoordelijkheid moeten nemen, ‘van dat terrasje af moeten komen’ of niet zo gruwelijk Hollands moeten zeuren over hun zware bestaan als werkende moeder en hun kinderen gewoon fulltime moeten uitbesteden. Ze eisen van vrouwen keihard te gaan voor de top en omgekeerd willen ze organisaties dwingen vrouwelijk talent beter te scouten, te stimuleren en vast te houden. Niet alleen door te faciliteren (kinderopvang et cetera), ook door net als in Noorwegen bij wet te regelen dat bedrijven en organisaties minimaal veertig procent vrouwen in dienst hebben. Als de gewenste genderbalans niet lukt, dan zullen organisaties en bedrijven met naming and shaming aan de schandpaal genageld worden.
Niet toevallig zijn de pleitbezorgers van deze harde lijn twee internationaal opererende vrouwen. Eurocommissaris Neelie Kroes en Heleen Mees, die als econoom werkzaam is in New York en aan de weg timmert als opinieleider, zijn mede-initiatiefnemers van het netwerk women on top. Hun vrouwensolidariteit betekent: samen het glazen plafond kraken. Ook fnv-voorzitter Agnes Jongerius maakt een vuist voor deze zaak. Ze vertelt graag dat ze haar positie te danken heeft aan positieve actie, die ze uiteraard heeft verkregen bij gelijke geschiktheid. En: ‘Wees als vrouw niet bang om op je bek te gaan en durf te dromen van succes.’
Tegenstand ondervinden zij van hun eigen seksegenoten. Van vrouwen die de feminiene waarden in de samenleving prediken, en wel heel letterlijk door op de bres te staan voor een herwaardering van het moederschap, dat volgens hen in de afgelopen jaren, mede onder invloed van de Tweede Feministische Golf, in de verdrukking is geraakt. Niet mannen zijn de onderdrukkers van vrouwen, maar het feminisme dat zich plooit naar masculiene waarden onderdrukt de ‘eigenheid’ van de vrouw.
Sociologe Christine Brinkgreve schreef vorig jaar samen met oud-hoogleraar voortplantingsgeneeskunde Egbert te Velde het boek Wie wil er nog moeder worden? Het is een aanklacht tegen het emancipatiebeleid dat geen rekening houdt met de verschillen tussen mannen en vrouwen. De auteurs stellen: ‘Het combinatiemodel is mislukt. Er zijn nauwelijks mannen en vrouwen die samen het geld verdienen en die samen de zorg voor de kinderen en de huishoudelijke taken eerlijk delen. De overheid jaagt een illusie na.’ Volgens Te Velde is ‘de zorgende, stofzuigende man een utopie’. Omgekeerd zeggen ze dat ‘voor verreweg de meeste vrouwen het moederschap op nummer één staat. Ze werken wel graag, maar ze doen het er doorgaans een beetje bij. Voor mannen is het precies andersom. Als we dat feit blijven negeren, doen we onszelf en vooral de vrouwen te kort.’
Brinkgreve en Te Velde vinden steun bij onder anderen Beatrijs Smulders, Amsterdamse verloskundige en oprichter van het Geboortecentrum, die de afgelopen jaren heeft gemerkt dat het beter is dat vrouwen meer tijd nemen voor hun baby’s en opgroeiende kinderen. Smulders’ inzet is een jaar zwangerschapsverlof – ‘een babysabbatical’ – geregeld bij wet, zodat niemand daarover hoeft te onderhandelen bij de werkgever. Mannen mogen dat verlof ook best op zich nemen, hoewel de vrouw daar van nature meer behoefte aan heeft en biologisch gezien de aangewezen ouder is.
Ziehier de twee hoofdlijnen van het debat. Daarnaast zijn er allerlei losse individuen die een eigen geluid laten horen – van de grand old lady van het feminisme Cisca Dresselhuys tot het kersverse pvda-kamerlid Mei Li Vos. En er zijn allerlei andere agenda’s, die daar deels doorheen lopen – moslima’s die willen emanciperen op hun eigen manier en niet volgens het jaren-zeventigsjabloon versus de feministische hardliner Ayaan Hirsi Ali (die nog geen opvolgster heeft). Dat alles nog even los van types als schrijfster Heleen van Royen en lingerieontwerper Marlies Dekkers die in de week van de huishoudbeurs hun boek Stout: Over flirten, succes, macht, lingerie en erotiek uitbrachten als een ode aan de soevereiniteit van de vrouw. Het duo kreeg in de week van de publicatie van Stout een hartelijke ontvangst in de studio’s, wat de schijn gaf dat feminisme anno 2007 een kassucces van mainstream-erotiek betekent. Stoutmoedig, vrijpostig en ongehoorzaam zijn staat bij Van Royen en Dekkers weliswaar ook voor economisch succesvol opereren, maar de vrouw als sterk en onafhankelijk wezen presenteren in de vorm van een ‘stoute’ lingeriehoer is eerder een aberratie van de seksuele revolutie uit de jaren zestig dan een serieus statement over emancipatie.
Emancipatie gaat over gelijke kansen voor mannen en vrouwen, omgezet in een gelijke loopbaan en gelijke verdeling van opvoeding en zorg van kinderen en huiselijke sores. Op Internationale Vrouwendag moet worden beseft dat dit niet is weggelegd voor miljoenen vrouwen in andere delen van de wereld, waar een strijd gaande is over de basics, zoals reproductieve rechten. En dat dit, ondanks de Tweede Feministische Golf, nog altijd niet is bereikt voor veel vrouwen in de moderne westerse samenleving. Daarnaast gaat 8 maart nog steeds over triviale zaken als mishandeling – zie de overvolle blijf-van-mijn-lijf-huizen – vrouwenhandel en niet-economische vormen van onderdrukking.
Waar zou het feminisme anno 2007 zich mee bezig moeten houden? In ieder geval niet met deelbelangen alléén: de verheerlijking van het moederschap enerzijds of het (kinderloos) doorstoten naar de top anderzijds. Vrouwen moeten stoppen elkaar te bestrijden zoals meisjes op het schoolplein vechten: krabben, spugen en elkaar aan de haren trekken. Als keuzevrijheid een van de grootste verworvenheden van het feminisme is, dan zouden vrouwen elkaar hun keuze moeten gunnen.
Verder moeten veel vrouwen ophouden met zelfbeklag. Als ze na het behalen van hun bul thuis zitten met hun kinderen, dan zeuren ze over hun mannen die altijd moe zijn en hoor je ze op borrels zeggen ‘dat ze eigenlijk topadvocaat of gepromoveerd hadden kunnen zijn, maar ervoor hebben gekozen moeder te zijn’. Ja, had dat dan gedaan. Het is ook een steek onder water in de richting van werkende vrouwen: zie ze eens sloven en hun kinderen verwaarlozen.
Het is bovenal een luxeprobleem. De mannen van deze vrouwen zijn kostwinners en bieden financiële garantie voor het gezin en de toekomst (pensioenopbouw). Zij zitten in het keurslijf van geld moeten verdienen; ophouden of minder werken zit er op een gegeven moment helemaal niet meer in. Als een vrouw zou willen deelnemen aan het arbeidsproces, dan is het een kwestie van calculeren. Het huishoudboekje laat een ongunstige balans zien.
Ook zeuren vrouwen als ze wél werken. Het is zwaar, ze worden door mannen op de werkvloer in hun ambities belemmerd, het is veel gedoe met de kinderopvang en thuis wacht een stapel wasgoed en vuil sanitair. En ach, hun mannen, die voelen zich daar niet verantwoordelijk voor. Gaan ze na lang aandringen met de nodige gebruiksaanwijzing toch aan de slag, dan doen ze het altijd nét verkeerd. Als vrouwen afhaken en al jong in de wao belanden, dan begint het gepieker opnieuw, want eigenlijk willen ze iets anders met hun leven. Vrouwenmaandblad Opzij erkent vrouwen in die geplaagde rol. In het decembernummer staat het artikel Stt, even tijd voor de innerlijke stem, waarin wordt gesteld dat vrouwen in hun hectische bestaan grote behoefte hebben aan bezinning en reflectie. ‘Stiltedagen, retraites in oude kloosters en stiltecentra, een stilte-atlas, een stiltefilm, een stiltewandeling bieden uitkomst.’ Hebben mannen daar dan geen behoefte aan?
Overigens bestaat er een misverstand over hoe zwaar werkende moeders het hebben. Uit de statistieken komt naar voren dat burn-out vooral voorkomt bij vrouwen zonder kinderen. Dat zou te maken hebben met het gemis aan zingeving. Dus is de top halen door geen kinderen te krijgen niet het antwoord.
Dat vrouwen minder tegen hun zin zorgtaken vervullen dan het lijkt, blijkt ook uit de Emancipatiemonitor van het scp. 78 procent van de vrouwen geeft aan dik tevreden te zijn over de taakverdeling van werk en zorg. Op de vraag of ze ‘iets willen bereiken met hun baan’ zegt slechts eenderde van de vrouwen ‘ja’. Tweederde vindt werken ‘leuk’ en ‘best belangrijk’, maar niet ten koste van alles.
Waar ligt dat nou aan? Vergelijk de situatie eens met andere westerse landen waar de percentages werkende vrouwen wel hoog zijn. In Amerika voert de overheid nauwelijks een emancipatiebeleid en is de economische druk om twee inkomens te hebben hoger. In Noorwegen en Zweden is kinderopvang en naschoolse opvang goed geregeld. Frankrijk hanteert behalve voor de crèche ook voor schoolgaande kinderen kantoortijden. Je zou zeggen: als het met de opvang in ons land beter is gesteld, dan stromen vrouwen massaal toe op de arbeidsmarkt. Maar nee, enquêtes tonen dat als opvang goedkoper en flexibeler wordt – hét issue tijdens de verkiezingen – vrouwen nog steeds kiezen voor deeltijdwerken, zelf het huishouden doen en de kinderen verzorgen. Geen wonder dat volgens een VN-onderzoek de Nederlandse kinderen de gelukkigste kinderen ter wereld zijn. Dat is prachtig, maar misschien moeten moeders zich iets minder fixeren op hun kroost dat soms als kleine prinsjes en prinsesjes wordt omgeven met het beste speelgoed en van de ene naar de andere cursus wordt gesleept. En energievretende huishoudelijke taken zijn prima uit te besteden.
Kroes en Mees hebben deels gelijk. Als de meerderheid van de studenten bestaat uit vrouwen en dat geen output op de arbeidsmarkt heeft, dan is er sprake van vernietiging van menselijk kapitaal. De arbeidsproductiviteit is, afgezet tegen de investeringen, te laag. Of Nederland zich dat kan permitteren in de mondiale economische ratrace is niet zozeer de vraag. Wél wat realistisch is om het samen anders te organiseren. Is de werkvloer, waar veel vrouwen kennelijk op afknappen, niet te veel ingericht op het succes volgens mannelijke normen?
Maar: is de kern niet dat vrouwen een gebrek aan ambitie hebben en zelf niet door dat glazen plafond heen willen breken?
‘Vrouwen moeten zelf meer vechten, meer ambitie hebben, want werk is vaak niet leuk’, stelde Femke Halsema vorig jaar tijdens een van de bijeenkomsten van Womeninc. De hand in eigen boezem steken, was haar devies. Het hoeft echt niet per se de top te zijn. En ook is het niet per definitie erg dat vrouwen niet werken. Maar dat betekent wel dat ze bij een echtscheiding kwetsbaar zijn en economisch volledig afhankelijk blijven van hun ex. Voor beide ouders pakt dat vaak overigens emotioneel oncomfortabel uit. De vrouw krijgt meestal de kinderen plus het huis toegewezen door de rechter en de man mag de boel financieel draaiende houden. Dat dit de laatste jaren heeft geleid tot enorme frustratie bij mannen onderstreept dat het feminisme een zaak is voor beide seksen. Ook mannen moeten geen genoegen nemen met hun rol. Bij de opvoeding begint het tenslotte. Ouders zijn rolmodellen voor hun kinderen. Als ze beiden opvoeden, ambities hebben en werken, is dat normaal, zodat meisjes ook later hun jongensdroom zien uitkomen. Als vrouwen niet werken, ga dan niet zeuren. Toon meisjes dat vrouwen liever sterk zijn dan stout.