Ik drukte op het knopje van de afstandsbediening aan mijn sleutelbos, maar het opgewekte piepje bleef uit en in plaats daarvan klonk een afwijzende zoem. Schop een paar keer hard tegen de deur, zei mijn huisbaas door de telefoon. Daarna gaf hij me allerlei alternatieve codes. De deur gaf geen sjoege. De buurvrouw stak haar hoofd door de kier van haar voordeur. Zoals het merendeel van de bewoners is ook haar entree omringd met parafernalia, in dit geval: katten in alle soorten en maten. O jij bent het, zei ze. Zonder op een reactie te wachten, sloot ze de kier discreet.

Een halfuur later trad de slotenmaker aan, of eigenlijk de zoon van de slotenmaker, die zelf met vakantie was. Hij droeg grote slotenmakerslaarzen en een broek met vele zakken. Hoofdschuddend keek hij naar het kastje naast de deur waarmee het slot bediend moest worden. Waardeloze technologie, zei hij, altijd gedoe met die sloten. Ze willen iets geavanceerds omdat er dan zogenaamd niet kan worden ingebroken, maar je eindigt altijd met gezeik.

Nadat hij met een plastic strookje langs de kier was gegaan, nam hij een stap naar achter om het geheel te bekijken. Dit gaat wel even duren, zei hij.

Ik keek op de klok in de vorm van een kat naast de lift. Ik had geen tijd voor dingen die even zouden duren. Ik was een zzp’er die dingen moest afmaken en inleveren, en ik was een zzp’er die zo’n beetje alles had uitgesteld tot precies deze middag om dat allemaal te doen.

Wat een paar uur van rustige contemplatie en overgave had kunnen zijn, veranderde in een halve existentiële crisis

De Britse psychoanalyticus Adam Phillips hield voor BBC Radio 3 eens vijf korte lezingen over exces, later gebundeld in zijn boek On Balance. Volgens Phillips leven we in ‘The Age of Excess’; de eeuw van te veel, van overschot, van alle-perken-te-buiten. We zoeken de grenzen niet op, we overschrijden ze voortdurend. Het ene exces lokt het andere uit, en ook praten over exces maakt ons excessief: we zijn extreem in onze fascinatie en verwondering, maar ook in onze afkeuring en walging.

Van exces valt volgens Phillips van alles te leren, bijvoorbeeld hoe moeilijk het is om in te schatten wat we nodig hebben en wat genoeg is. Het consumentenkapitalisme heeft ons geleerd om als de dood te zijn voor frustratie, en excessief gedrag is onze manier om de frustratie vóór te zijn, of in elk geval te geloven dat zoiets mogelijk is. We eten niet omdat we honger hebben, maar om de honger te vermijden. En dit overschot brengt ons in een vreemde spagaat: we hebben te veel omdat er te weinig is van wat we nodig hebben, en we hebben te weinig omdat er te veel is wat we niet nodig hebben.

Gehurkt tegen de muur van mijn gang, moest ik aan dit alles denken. Het geavanceerde en nu op een complexe manier disfunctionele slot was excessief, de centrale verwarming in de gang stond excessief te loeien, ik reageerde excessief inflexibel op de hele situatie door obsessief te denken aan alles wat ik moest doen en (excessief) had uitgesteld tot deze middag die voor mijn ogen in duigen viel. Mijn hond begon excessief te blaffen toen de slotenmaker een gat in het slot boorde, mijn buurvrouw stak voor een tweede en derde keer (excessief!) haar hoofd door de kier om erop toe te zien dat we, inderdaad, nog steeds niet binnen waren geraakt. Misschien nog het meest excessieve van al, was het gevoel buitengesloten te zijn, niet alleen van mijn appartement maar van mijn hele leven. Wat een paar uur van rustige contemplatie en overgave had kunnen zijn, veranderde in een halve existentiële crisis en ineens had ik het gevoel dat ik al een poosje op deze manier aan het leven was.

‘Er is te veel aandacht voor het lijden van de burger’, zegt psychiater Damiaan Denys in een interview met Trouw. ‘Er is recent ook te veel zingeving. Er is zo veel zingeving dat de wereld betekenisloos is geworden. Welke richting men ook op kijkt, overal is er te veel.’ Ik keek naar de kattenbeeldjes en knuffels van de buurvrouw, de vitrine van de overburen met exotisch uitziende keramische creaties, de Keith Haring-poster vol hysterisch dansende poppetjes. Iedereen probeerde er wat van te maken, en iedereen maakte er te veel van. Toen de deur opensprong en de slotenmaker me triomfantelijk de zes pinnetjes liet zien die hij had weten los te boren, voelde het als een teleurstelling. Nog iets langer in die bloedhete gang en ik had wel degelijk de verlichting bereikt.