
De ene Amsterdammer fietste om om die heerlijke geur op te snuiven, de andere maakte juist een omweg om de stank te vermijden. Van 1915 tot de verhuizing in 1986 was de dropfabriek van Klene onmiskenbaar aanwezig aan de zuidkant van de Amsterdamse Jordaan. De luxe-appartementen die daar na de sloop in 1990 verrezen, herinneren in niets aan de werkplaatsen en fabrieken die zo kenmerkend waren voor dit deel van de stad. Nu zijn de enige sporen de straatnamen: de lijnbaan aan de Lijnbaansgracht waar touw werd geslagen, de leerlooierijen aan de Looiersgracht met hun hemeltergende stank.
Nu keert de productie terug naar de stad. Niet meer met stinkende fabrieken, want daarvoor is na de industriële revolutie hinderwetgeving in het leven geroepen, maar in de tussenruimten van de stad: leegstaande hallen, kantoren en scholen, winkelpanden en ook woningen. Beetje bij beetje maakt de beweging naar urban manufacturing de modernistische scheiding van de stad in aparte zones voor wonen, werken en recreëren ongedaan. Natuurlijk worden nog veel van de voorwerpen waarmee we ons omringen geproduceerd in megacomplexen in China of India, maar dankzij digitale productie aan de ene kant en ambachtelijke aan de andere wordt het maken van dingen steeds preciezer, kleinschaliger en persoonlijker – of het nu het 3D-printen van een huis is of het verwerken van wol tot vilt tot warme sloffen.
De nieuwe makers zijn dan ook geen fabrieksarbeiders, maar veelal mensen die een liefhebberij delen, of die in een ‘Fab Lab’ (fabrication laboratory) bij elkaar komen om apparatuur te delen die ze niet in hun eentje kunnen bekostigen of bergen. De open werkplaats iFabrica in Amsterdam-Noord bijvoorbeeld, die zichzelf op de site omschrijft als ‘een omgeving die high-end techniek combineert met ambacht’, biedt zestienhonderd vierkante meter ruimte met allerhande gereedschap, waar je advies kunt krijgen en van andere makers kunt leren.
DUS Architects hebben van hun werkplaats voor het 3D-printen van een grachtenhuis een openbare attractie gemaakt, waar je een tour kunt boeken. Ze laten er hun experimenten zien met materialen, vormen en de praktische eisen van de bouw zoals brandveiligheid, funderingen, isolatie. ‘Anders dan in het traditionele bouwproces is er géén afval’, zegt Hedwig Heinsman van DUS. ‘Je maakt alleen wat je hebt ontworpen. Je kunt het ontwerp ook persoonlijk maken, met alle details en ornamenten, want je hoeft geen dure mal te maken. En er hoeven geen materialen meer de wereld over te worden gesleept: het huis kan dáár worden geprint waar het komt te staan.’
Het maken gaat niet alleen om een eindproduct, maar is ook en misschien vooral een sociaal gebeuren. Overal worden dagen durende makersfestivals gehouden, zoals het driedaagse Makers Festival in oude scheepshallen in Amsterdam-Noord waar vorige zomer 3700 mensen op af kwamen. Leuze van het festival: ‘Maken is het nieuwe denken’.
Zelf dingen maken, productie in de buurt; samen met nieuwe technologie van 3D-printers en Fab Labs keert ook het ambacht terug in de stad. Het is allemaal onderdeel van de hernieuwde belangstelling voor alles wat local is en voor de circulaire economie, waarbij er zo weinig mogelijk verloren gaat. Zo worden er ook steeds meer lokale toepassingen gevonden voor gerooide bomen. In de Ceuvel, een werkplek van hergebruikte woonboten op een voormalige scheepswerf in Amsterdam-Noord, is het plankier tussen de boten gemaakt van de watercipressen die moesten wijken voor de markt in de hoofdstraat om de hoek. Voor Oerol bouwde ontwerper Elmo Vermijs een paviljoen, ‘100% Terschelling’ geheten, van onder meer juthout dat op de stranden van het eiland was aangespoeld. Amstelveen maakt alle beschoeiingen langs het water van ‘eigen’ hout.
In Amsterdam richtte meubelmaker Crisow von Schulz in 2010 leerbedrijf Stadshout op, dat van gekapte stadsbomen nieuwe producten maakt. ‘Doel is om de houtkringloop van de stad op gang te krijgen’, vertelt hij. ‘In Amsterdam staan er een miljoen bomen waarvan er veertigduizend per jaar worden gerooid of vervangen. Die worden tot biomassa verwerkt, maar je kunt er ook mooie dingen van maken.’ Kleinere objecten zijn te koop in een winkel in de Pijp, de grote staan buiten, zoals in buurt- en moestuinen, banken voor het Sarphatipark, een paviljoen in het Amstelpark. Stadshout maakte ook de Tafel van Saamhorigheid, een kunstwerk dat bestaat uit een enorme houten tafel en twee stoelen die dit jaar op bevrijdingsdag op de Dam werden geplaatst en sindsdien op diverse plekken in de stad opduiken.
Stadshout werkt ook aan een registratie van de herkomst van het hout. ‘Van veel producten kunnen wij u nu al vertellen uit welke straat de boom komt en hoe lang hij daar heeft gewoond’, zegt Von Schulz. Dat zijn vooral lindenbomen, maar ook iepen, populieren, esdoorns en robinia. ‘We zijn zo gewend geraakt aan het importeren van naaldhout uit Noorwegen en Rusland dat we vergeten zijn wat we zelf hebben. Vergelijk het maar met de beweging die vergeten groenten weer in omloop brengt.’
Maar het gaat niet altijd goed met het vieren van lokale ambachten. Begin dit jaar werd bekend dat de ruim een eeuw oude Amsterdamse smederij Meister in de Amsterdamse Kinkerbuurt moet sluiten omdat de eigenaar geen vergunning krijgt om te verhuizen naar een kleinere zaak. Meister maakte onder meer de met bladgoud vergulde zonnewijzer op de Nieuwe Kerk en de scharnieren voor de enorme deuren van de Hallen in Amsterdam. Maar stadsdeel West vreest geluidsoverlast voor de buurt en voor de woning boven de beoogde nieuwe smederij. Smit Bert Meister vertelt: ‘Wij maken muurankers, hekjes, we lassen je fiets. Kleinschalig werk voor mensen uit de buurt. Als ik naar een bedrijventerrein buiten de stad moet verhuizen ben ik mijn klanten kwijt.’ De buurt heeft volgens hem meer last van de terrassen die tot elf uur ’s avonds open zijn dan van zijn smederij waar achter dikke muren alleen overdag wordt gewerkt. ‘Dat vind ik een beetje dubbel.’
In Museum Rotterdam is de tentoonstelling Wat maken we nou? te zien, over Rotterdammers die sieraden, mode, meubels, bier, tassen en vilt maken. In 2012 richtte Frans Hilbrands in een woonbuurt van Rotterdam de Viltmannen op. Inmiddels biedt het bedrijf aan vijftien mensen voor één of twee dagen in de week betaald werk en verkoopt ze producten internationaal. ‘Productie heeft zich bevrijd uit de fabriekshal’, zegt Nicole van Dijk, antropoloog en samensteller van de tentoonstelling in Museum Rotterdam. ‘Door de democratisering van de technologie, maar ook door het nieuwe idealisme rond het duurzame en het sociale, ontstaan er nieuwe samenwerkingsverbanden en werkplaatsen in de stad. Die komen op daar waar de mensen zijn, niet ver weg op bedrijventerreinen.’
Het komt ook door de crisis, zeker in Rotterdam, zegt Van Dijk. ‘Dit is de armste stad van Nederland en veel mensen zijn teruggeworpen op hun eigen handen en hun vindingrijkheid.’ Het samenwerken in Fab Labs en maker spaces leidt ertoe dat mensen open staan voor het vragen en geven van hulp, zegt ze, in de geest van het open source werken op internet. ‘Daar staat tegenover dat het financieel vaak niet veel opbrengt. Er zijn wel bedrijven die thuis zijn begonnen en nu een werkplaats hebben en anderen werk bieden, maar voor velen is het nog sappelen. Maar het staat vast dat nieuwe productietechnieken, zowel high- als low-tech, de productie eenvoudiger en duurzamer zullen maken, dus zullen meer mensen die vaardigheden hebben. Het lijmen is het nieuwe lassen.’
Vorig jaar zomer bracht Sebastiaan Capel, toen raadslid voor d66 en nu voorzitter van bestuurscommissie Amsterdam-Zuid, een initiatiefvoorstel in om de ambachtseconomie te stimuleren. Dat ging zowel om het onderwijs, om jongeren aansluiting te geven op ‘het nieuwe maken’, als om het behouden van ruimte voor productie die wel overlast kan geven – bier, worst, drop – maar onderscheidende producten maakt. ‘We moeten die ambachtseconomie inzetten om buurten op te trekken’, zegt Capel. ‘Iedereen vindt het leuk om te weten waar zijn spullen vandaan komen, wat het verhaal erachter is, en de maker als het ware in de ogen te kunnen kijken. Hier kan de stad zich mee onderscheiden.’ Een van de uitkomsten van dat voorstel was het label Made in Amsterdam, waar intussen zo’n negentig bedrijven bij zijn aangesloten, variërend van de fietsen van Roetz en Vanmoof tot taarten en cupcakes, organic limoncello, bier en Stadshout.
Goeroe van de makers movement is Chris Anderson, oud-hoofdredacteur van Wired, nu producent van drones en auteur van Makers: The New Industrial Revolution. Vanuit het Engelse Manchester schrijft hij dat de eerste industriële revolutie aan die plek was gebonden, met zijn grondstoffen en transportinfrastructuur over de rivier de Mersey, maar dat de makersbeweging zich overal kan afspelen. ‘Het Fab Lab van Manchester zit in de huls van een oude textielfabriek, maar de tools and technologies zouden net zo goed in de kantoren van een wolkenkrabber in Londen kunnen zitten of in een verbouwde boerenschuur op het platteland. De makers zelf kunnen vanaf overal hun bestanden uploaden. ‘Place matters less and less in manufacturing these days – ideas trump geography.’
Net als de eerste en de tweede industriële revolutie zal deze derde grote invloed hebben op steden. Dat is de stelling van een vorige maand verschenen manifest van de blog Ruimtevolk samen met DUS Architects. Judith Lekkerkerker van Ruimtevolk zegt: ‘Als er één ding duidelijk wordt uit dit manifest, dan is het dat er met de opkomst van digitale productie urgente vragen opkomen waarvoor nog niet het begin van een antwoord is geformuleerd.
Digitale productie is niet beperkt tot monofunctionele locaties als bedrijventerreinen; die kan thuis plaatsvinden, bij buren, in een buurt-printshop of een Fab Lab. Verspreide productie betekent ook fijnmaziger distributie. Lekkerkerker: ‘Wat zal in de toekomst de aantrekkingskracht van binnensteden en andere winkelgebieden zijn als ze niet meer dé transactieplek tussen producent en consument zijn?’ De ruimtelijke ordening die uit de vorige industriële revolutie voortkwam, gaat op de helling; stadsplanning die op functies is gebaseerd, zal niet meer werken. ‘Misschien is het tijdperk van het “denken in controle” en daarmee ook het “denken in sturing” wel voorbij.’
Anders produceren zal leiden tot de terugkeer van ambacht en gemeenschapszin, en zal steden vitaler maken, denkt zij. ‘Dit vraagt een verweving van de nieuwe maakindustrie in de stad. Productieruimte, logistiek rond grondstoffen, maar ook kennis en innovatie: de stad die digitale productie faciliteert zou een koploperspositie kunnen innemen in de economie van morgen. De toekomst is aan de PrintCity.’
Stadsleven
Journalist Tracy Metz leidt in samenwerking met De Groene Amsterdammer en filminstituut EYE de maandelijkse live talkshow Stadsleven. Op maandag 1 december (20.00 uur) is het thema ‘Made Here’, over de terugkeer van de productie naar de stad. Gasten zijn onder anderen Nicole van Dijk (Museum Rotterdam), Sebastiaan Capel (D66), DUS Architects en Judith Lekkerkerker van de blog Ruimtevolk. People’s Place, Stadhouderskade 5-6, Amsterdam. Zie stadslevenamsterdam.nl
Beeld: Amsterdam-Centru, brouwerij De Prael (Herman Wouters / HH)