Dat je vrienden, oude vriendinnen en buren sterven, verzoent je op een vreemde manier met je eigen sterfelijkheid. Je ervaart bij elke overledene genuanceerder de zinloosheid van het bestaan.

Onlangs kreeg ik een rouwannonce toegestuurd van iemand die ik niet ken. Ik staar naar de naam en het adres en weet niet waarom ik zo’n kaart heb gekregen.

‘Misschien een van je onenightstands!’

‘Zoveel waren dat er nou ook niet!’ Een gespeelde irritatie moet mijn schaamte overstemmen.

Ik laat mijn nachtvlinders voor mijn geestesoog vliegen en vloek. Ik ben inderdaad veel namen vergeten. Bijna alle. Wist ik eigenlijk hun naam wel toen ik… Heette ze nou Simone of Ingrid? Uitzonderlijke namen herinner ik me nog, maar hoe heette die ene ook alweer die zichzelf had opgesloten in de wc en daar zachtjes begon te huilen.

‘Wat is er?’

‘Niks…’

‘Maar je huilt…’

‘Ik moest kotsen en mijn gebit is in de pot gevallen…’

‘Je gebit… Heb je een gebit, een kunstgebit?’

‘Ja…’

Het was 1971. Ze was toen 22. Even rekenen… Nee, dat kan niet de overledene zijn, maar hoe heette ze…

Soms kom ik op Facebook een naam uit het verleden tegen. Ik bekijk de foto’s. Oma’s met kleinkinderen, een man met een baard, soms een in memoriam van een echtgenoot.

Wat herinner ik me eigenlijk nog van mijn seksuele uitspattingen?

‘Zo, jij krijgt veel rouwkaarten, hier is er weer één’

De schaamte en de trots.

Ik herinner me dat ik heerlijk vree met het lelijkste meisje van de werkgroep, en dat ik weken later de mooiste meid achter op mijn fiets had met wie ik, eenmaal in bed, niets kon presteren. Ik snapte haar niet, haar lichaam niet, en mijn lichaam liet me ook in de steek.

Rekenen… toen was ik 23, dus dat is 43 jaar geleden, dus… Ik kijk weer naar het doodsbericht. Nee, die kan het ook niet zijn.

Maar wacht even, als ik 23 was, had ik toen al niet een verhouding met… Verdomme, wat heb ik me slecht gedragen!

Schuldgevoel is een straf voor genot dat geacht werd niet te mogen.

Via internet en met name Facebook speur ik voor de zoveelste keer naar de overledene. Iedereen is te vinden, zeggen ze, en ik vind haar ook wel, maar nergens kom ik iets tegen waarvan ik haar zou kunnen kennen.

‘Geboren in Nijmegen… Studeerde in Leiden…Werkte als psychologe in Barcelona en…’

En toch moet ze ergens een boekje of zo hebben gehad met mijn adres. Mijn oude adres weliswaar, want de rouwkaart werd door de nieuwe bewoners naar mij doorgestuurd. (‘Zo, jij krijgt veel rouwkaarten, hier is er weer één. Groeten… PS: We vinden je voormalige ouderlijk huis nog steeds erg fijn!’)

Ik geef het op.

Wat heeft rouw voor zin als ik godverdomme niet weet om wie ik moet rouwen? Hoe rouw je trouwens?

Ik besluit er niet meer aan te denken.

Maar ‘Linda’ blijft in mijn kop zitten. Vooral haar foto’s op Facebook die ik uitvoerig bestudeer.

Ze moet van lekker eten hebben gehouden. En van varen. Uiteraard ook van haar kleinkinderen. Een van de kleinkinderen is een donker meisje. Ze had twee dochters, maar op de familiefoto’s zie ik nergens een donkere man. Ik herken Spanje. Ik kijk naar de namen van haar vrienden. Niemand die ik ken. Ze speelde dwarsfluit en zat in een koor dat in Madrid had meegedaan aan een concours. Haar man was vorig jaar overleden. Een knappe Spaanse kerel. Die lijn loopt ook dood.

Nou ja, niks aan te doen! Ze wilde me laten weten dat ze dood is. Ik weet het! Op de rouwkaart staat bovenaan een kruis. Morgen is er in Nijmegen een dienst in de Maria Geboortekerk aan de Berg en Dalseweg. Moge de engelen haar het paradijs binnen geleiden.