Die drukte is niet alleen het gevolg van het kortstondige verloren-zoonbezoek van de zomer, maar volgens mij ook van de jaarlijkse prijskorting in september. De laatste dagen is het er bijzonder druk. Kinderen huilen, rennen, vallen, schreeuwen, ongehoorzamen hun ouders voor onze deur en gluren het souterrain in, waarbij ze door hun knieën zakken, hun handen op hun dijen leggen en dan naar hun moeder opkijkend naar binnen wijzen: de speen in de mond geeft elk kind de allure van een stom wezen.
In zulke dagen mijd ik de dierentuin - niet dat ik dagelijks vol ongeduld wacht tot mijn kind ontwaakt om hem dan mee te sleuren, desnoods onder dwang, zoals de ouders die hun kinderen gebruiken als excuus om een of andere Walt Disney-productie te zien in de bioscoop. Als het zo druk is, zie je door de kinderen de dieren niet meer. Dan ga ik meer letten op de vragen van de kinderen die, als ze dat al niet waren, in Artis in hun waarom-periode terechtkomen. Of op de ouders die alles doen om de aandacht van hun kroost maar op de dieren te vestigen: ‘Hé, kijk eens. Die leeuw is aan het poepen!’ En: ‘Oh, die twee schildpadden zijn stout aan het doen.’
Laat die arme dieren toch.
Op de pinautomaat staat geschreven: ‘Artis = dierenleed’ (en daaronder: ‘niet iedereen die politiek correct is homo’ - sic!) Een ‘is’ is weggevallen.
En ik begrijp steeds minder waarom ik gezwicht ben voor de vraag wekelijks een stuk te schrijven over dit leed. Ik voel me soms net Richard Adams, schrijver van Watership Down en Plague Dogs, maar zonder zijn kennis van konijnekeutels en paringsgedrag, noch met zijn erbarmend hart tegen dierenproeven. Ik heb wel rondgelopen (letterlijk en in Artis) met het idee een soort fabel te schrijven waarbij ik gebruik zou maken van de menselijke indruk die sommige dieren maken - want dieren zijn uiteindelijk ook maar mensen. Maar ik denk niet dat ik dat ooit zal doen.
Wat ik wel heb gedaan is een verhaal geschreven over mensen die dierlijke kwaliteiten hebben. Een verhaal met een watermerk van een beestenboel, en op dit moment beleef ik veel plezier aan de dierengedichten van Kees Stip. Ik zal nooit zo'n fabel schrijven.
Het zal mij precies vergaan, denk ik, als de struisvogel in de Arabische mythe: de struisvogel had oorspronkelijk horens, maar omdat hij ze te lelijk vond liet hij ze weghalen, in de overtuiging dat hij oren zou krijgen. Dat gebeurde niet en nu loopt de struisvogel rond met horens noch oren.