Net nu de begrippen links en rechts in de politiek achterhaald zijn verklaard, krijgen ze in de wetenschap een nieuwe invulling. Ik bedoel niet de schokkende bevinding dat van de Amerikaanse wetenschappers slechts zes procent Republikein is, maar een ander verontrustend onderzoek. Linkshandige mannen, zo blijkt uit een Amsterdams experiment, zijn beter van vertrouwen dan rechtshandige.*
Thomas Buser, aio in de economie aan de Universiteit van Amsterdam, onderzocht met behulp van laboratoriumexperimenten of linkshandigen zich vrijgeviger gedragen als er geld op het spel staat. Het was al bekend dat linkshandige mannen empathischer en creatiever zijn dan gemiddeld. Buser vermoedde dat dat zich zou vertalen in vrijgevigheid, maar vond precies het tegenovergestelde. Uit zijn experimenten bleek dat linkshandigen alleen meer geld weggeven als er iets mee te verdienen valt.
Het experiment was een vertrouwensspel. De 252 deelnemers werden in tweetallen ingedeeld, waarbij steeds een van beiden tien euro kreeg. Die deelnemer moest kiezen welk deel daarvan hij aan de ander wilde toevertrouwen. De spelleider zou dat bedrag verdriedubbelen en dat aan de ontvanger doorgeven. Die ontvanger kon ten slotte het vertrouwen van zijn of haar investeerder belonen, door een deel van het geld terug te sturen, of beschamen, door alles zelf te houden. Investeert de eerste speler bijvoorbeeld alle euro’s, dan kan de tweede er ongestraft met de buit van dertig euro vandoor gaan, of zuinigjes dankbaarheid uitdrukken door maar een paar euro terug te geven. Daardoor is met dit ene spel zowel het vertrouwen in de anonieme medemens als diens betrouwbaarheid te meten - in klinkende munt.
Gemiddeld investeerden de deelnemers ongeveer vijf euro in de ontvanger en ontvingen daarna minstens zoveel weer terug. De linkshandige mannen gaven beduidend meer weg in de rol van investeerder, maar niet in de rol van ontvanger. Hoeveel ze aan de ander terugstuurden hing sterk af van hoeveel ze gekregen hadden. Linkshandigen lijken dus niet vrijgeviger te zijn, maar vertrouwen hoger te belonen. Dat bleek ook uit andere vrijgevigheidsspellen waarin niets teruggegeven kon worden. Daarin verschilden de bijdragen van linkshandigen niet van die van rechtshandigen.
Om dat verwarrende resultaat beter te begrijpen, en uit te sluiten dat het alleen voor de Amsterdamse studenten in zijn lab geldt, vergeleek Buser zijn bevindingen met resultaten van internationale vragenlijsten. Daaruit bleek dat linkshandige mannen minder aan vrijwilligerswerk doen en ook minder doneren aan goede doelen. Waarom gaven ze dan wel meer in het vertrouwensspel? De verklaring daarvoor gaven ze zelf. Als antwoord op vragen als ‘Hoe betrouwbaar vindt u anderen, in het algemeen?’ zeggen linkshandigen vaker te verwachten dat anderen eerlijk en te vertrouwen zijn. Dat kleurt het plaatje van de labresultaten in: blijkbaar geven linkshandigen meer omdat ze verwachten meer terug te krijgen. Als er niets terug te verwachten is, zoals bij donaties, verschilden ze niet van het gemiddelde. Zelf reageren ze ook ‘betrouwbaar’ - tenminste, als de ander eerst iets aan hen gaf.
Dit onderzoek past in de trend om sociaal-politieke verschillen te verbinden met genetische en hormonale invloeden. Vrijgevigheid is deels erfelijk en toediening van het hormoon oxytocine leidt tot hogere investeringen in het bovenstaande spel. Omdat linkshandigheid al in de baarmoeder bepaald wordt, wijst de bevinding dat linkshandige mannen beter van vertrouwen zijn dan rechtshandige direct op een aangeboren component in onze sociale gezindheid. Zouden Republikeinen daar niet nieuwsgierig naar zijn?

*Handedness Predicts Social Preferences: Evidence Connecting the Lab to the Field, http://www.tinbergen.nl/discussionpapers/10119.pdf