

Als kind maakten wij kijkdozen waar familieleden tegen een kleine vergoeding in mochten kijken. Het beste om ervoor te gebruiken was een gewone schoenendoos. In het midden van de korte kant maakte je een rond gaatje. Als je daar doorheen keek, en door wat gaatjes in de deksel viel wat licht, zag je een kleine lege ruimte die er qua maat zo vertrouwd uitzag als een huiskamer. Die knusheid had zeker te maken met het traditionele perspectief van binnenkamers waar wij door de eeuwen heen aan gewend geraakt waren: door de zo brave kamers in de schilderijen van, bijvoorbeeld, Pieter de Hooch. Maar in de kijkdoos konden natuurlijk ook andere taferelen worden geënsceneerd. Ik maakte graag het idyllisch rommelige erf van een Brabantse boerderij.
De dieren en de andere requisieten tekende en kleurde ik bij voorkeur zelf: varkens, koeien, schapen, kippen, eenden, ganzen, paarden. Verder een paar bomen en struiken, een waterput en de hooimijt en natuurlijk, als coulissen in mijn ruimte, hoekstukken van de boerderij en een schuur. Bij het uitknippen moest je ervoor zorgen dat er onderaan stripjes overbleven. Die moest je omvouwen zodat je de figuurtjes op de bodem van de doos kon plakken als je bezig was met de mise-en-scène van het geheel. Vooral het plaatsen van de bomen (om de ruimte suggestiever te maken) was gevoelig werk. Tussen de dieren op het erf liet ik ook een boer optreden. In de deksel plakte ik over een smalle gleuf een strook cellofaan van een snoepverpakking. Geel of roze was het beste – die zorgden voor mooi zacht licht.
Wij waren dus bezig om situaties in het echt na te maken. Dat was gewoon. In de kijkdoos verzonnen we ook verhalen. Ik was acht of negen. Van abstracte kunst had ik, eind jaren veertig, geen benul. Mijn voorstellingsvermogen was dus beperkt, al had ik toen niet dat gevoel. Ik kon alles fantaseren wat bij me opkwam.
Maar in het kader van het thema ‘waarheid en leugen’ wil ik het hebben over een recent werk van David Maljkovic uit Zagreb dat over hetzelfde gaat. We zullen dan zien waar we terechtkomen. Het is een film van een goede vijf minuten (onophoudelijk herhaald) die op een simpel uitvouwbaar scherm geprojecteerd wordt dat opgesteld staat in de verre hoek van een laag, rechthoekig, wit podium. De film zelf is een manipulatie van een komische Kroatische tekenfilm, begrijp ik, uit de jaren zestig. In hoofdzaak zien we twee mannen tegenover elkaar aan een vierkante tafel. Daarop staat ook een schaakklok waarvan bij gelegenheid een wijzer beweegt. Maar in plaats van met een schaakbord met stukken is de strak getekende tafel gevuld met rechthoekige blokken (staand en liggend) die zo ordelijk zijn gerangschikt als de experimentele volumes in een maquette van een nieuwbouwproject. De twee mannen, ernstig als schakers, beschouwen de stelling. Na enige tijd beginnen ze te trillen en te beven (alsof ze in de war zijn) totdat het hele beeld in horizontale vagen wordt weggewist. Op een ander moment zijn de vagen verticaal of verwarder, maar ze vegen het beeld uit.
De film begint echter met het beeld van een parmantige, stationair stappende ober, koddig als een stripfiguur, die op een blad een slank geometrisch bouwsel aandraagt. Het gestap van de ober gebeurt op een platte doos die in proportie lijkt op het echte podium waarop het scherm staat. Die rechthoekige plak komt trouwens regelmatig terug, als in een muziekstuk een vast accoord. Als dan het beeld van de twee schakers met hun maquette weer eens is weggeveegd, komt de ober andere vormen aandragen: geometrische vormen en constructies die uit ander werk van David Maljkovic afkomstig zijn. Tegen het eind duikt een tekening op van een slangenbezweerder met zijn fluit. Groter en kleiner zweeft die door het beeld en toetert – zodat een klein vormpje in de maquette ineens zo groot wordt als een toren. Vervolgens wordt die toren de sokkel van een ouderwetse filmprojector (in silhouet). Ten slotte zien we die platte rechthoekige vorm, die al eerder voorkwam, boven in beeld en gedragen door een kamerpalm die doorbuigt zoals Atlas die de wereldbol draagt. Ook de plant is een motief uit eerder werk.
Aan dit sprookjesachtige werk is niets te verklaren. Je kunt alles gewoon zien. Je hoeft ook niets speciaal te weten. Met geduld kijken. In de ruimte van een film, en met gebruikmaking van de abstracte vormen en figuurtjes die nu volstrekt normaal zijn voor een veertigjarige, maakt Maljkovic ook een soort kijkdoos. Uit de jaren zestig herinner ik me discussies over zoiets als Het Probleem van Abstracte Kunst maar nooit hoorde je over het probleem van figuratieve kunst. Die was normaal. Maar juist daar lag de beperking, en vaak het manco aan fantasie. In dit compacte, vrolijke en listige theater worden die problemen effectief opgeruimd.
PS Afterform is nog tot 18 januari te zien bij Galerie Annet Gelink in Amsterdam, annetgelink.com