Voor de één is de canon anno 2014 volledig gedemocratiseerd, de ander wil personages als echte mensen. Je zou daar uren over kunnen praten – in een zaaltje vol eerstejaars literatuurwetenschapstudenten, bijvoorbeeld, waar dan altijd één iemand tussen zit die vol bravoure over Jip en Janneke begint – en nog kom je er natuurlijk nooit uit.

Het meest kon ik me vinden in de standpunten van Joost de Vries en Maartje Wortel. Over het verschil tussen een ‘good read’ en literatuur schreef De Vries dat die eerste een checklist heeft, waarbij de schrijver min of meer de wensen van de lezer afvinkt. Voor literatuur bestaat zo’n checklist niet. Omdat er geen regels zijn, maar ook omdat literatuur per definitie niet wordt gemodelleerd naar de wensen van de lezer. Wortel schreef in het verlengde hiervan: ‘Literatuur is een vraagteken. En meestal geen goed boek.’

Het bracht de curieuze receptie van De woongroep, het nieuwe boek van Franca Treur, bij me in herinnering. De Volkskranten NRC Handelsbladhadden er niet meer dan twee sterren voor over. Karin Overmars van Het Parool gaf het boek zelfs één ster, de grootste ondermijning van een boek denkbaar.

Over hoofdpersonage Elenoor schrijft Overmars: ‘Ze heeft een vriendje, en een baantje, en ze houdt van winkelen. Ze draagt graag fladderjurkjes omdat er dan tenminste nog iets fladdert. Daarmee is alles wel zo’n beetje gezegd.’ En inderdaad is Overmars geenszins van plan nog andere dingen over het boek te melden dan dat het ‘heel dik’ is en dat de schrijfstijl een ‘bijkomend probleem’ is. Tja, zo kun je elk meesterwerk uit de geschiedenis wel afserveren (À la recherche du temps perdu: ook héél dik, en die overgevoelige verteller zit alleen maar half slapend wat te mijmeren over de, eh, leegheid van zijn wereldse ambities. En de verloren tijd natuurlijk.)

In haar recensie doet Overmars iets kwalijks: ze maakt van het boek een karikatuur. Ik weet niet wat ik deprimerender vind: het totale gebrek aan integriteit van zo’n recensie of de bedroevend oppervlakkige lezing van het boek. Smaken verschillen, dat moet je er altijd bij vermelden, maar van een recensent verwacht ik de bereidheid om een boek grondig en met een open blik te lezen. Inmiddels ben ik ver gevorderd in De woongroep, en als iets (wederom) duidelijk wordt, is het dat Franca Treur een heel goede schrijver is. Het boek stijgt uit boven de plot, en Elenoors zoektocht naar haar bestemming wringt aan alle kanten. ‘Gelukkig loopt het wel goed af’, schrijft Overmars. ‘Het idealisme gaat overboord, en er komt toch een baby. En een koophuis.’ Dit boek een pleidooi voor burgerlijk geluk, inclusief happy end? Schei uit.

Treurs stijl is gortdroog, bij vlagen ironisch, en consequent. Overmars valt over de formulering ‘iemand interessants’, die inderdaad nogal weerspannig is, objectief gezien. Maar in een beetje roman wordt zoiets natuurlijk nooit zomaar geformuleerd. Die twee woorden ‘iets interessants’ horen bij het vocabulaire van Elenoor en typeren haar meer dan welke wollige omschrijving dan ook.

Iets heel goed gevondens, zou ik zo zeggen.

Om terug te komen op de vraag wat literatuur is: wat mij betreft is De woongroep onmiskenbaar literatuur. Geen checklists, geen zorgeloze leeservaring, maar een vraagteken. De durf, ook, om na dat vraagteken niet met sluitende antwoorden te komen. Je kunt twisten over de geslaagdheid van het boek, dat lijkt me bij ieder boek wenselijk, maar ik heb liever een boek dat een beetje faalt dan een boek dat die mogelijkheid niet eens open laat.

Literatuur is, wat mij betreft, dat wat het onderscheid tussen geslaagd en niet geslaagd ontstijgt. En per definitie niet gereduceerd kan worden tot sterren, al zijn het er vijf. Het is de ambitie van de schrijver die met een gestrekt been zijn boek in stapt en bereid is grandioos onderuit te gaan. Wat de zijlijn er vervolgens van vindt moet de zijlijn er maar van vinden – mits die het boek zorgvuldig heeft gelezen. Ook als het, o hemel, wel 338 pagina’s telt.


Beeld: cover De Woongroep - Franca Treur