In 2006 vond ook het grote publiek de Duitse schrijfster Katharina Hacker. Hackers derde roman Lege handen (Die Habenichtse, besproken in De Groene van 8 december 2006) over de generatie van de mid-dertigers won dat jaar de prestigieuze Deutscher Buchpreis. Het mediacircus dat daarna rond de schrijfster, in Nederland wegens de onlangs verschenen vertaling, losbrak noemt ze mompelend: ‘Verschrikkelijk!’ Met verkoopcijfers, media-aandacht en Duitstalige sterschrijvers als Daniel Kehlmann en Pascal Mercier heeft Hacker niet zo veel op. Tijdens ons gesprek gaat ze pas rechtop zitten wanneer ze vertelt welke auteurs er dit jaar schandaligerwijs níet op de shortlist van de Deutscher Buchpreis staan, zoals de jonge Duitse schrijfster Antje Rávic Strubel. In plaats van om grote gebaren, namen en gevoelens bekommert Hacker zich meer om de dingen die andere mensen over het hoofd zien. Advocaat Jacob en grafisch ontwerpster Isabelle vormen in Lege handen een voorbeeldig modern stel: ze zijn mooi, succesvol en gaan ook nog trouwen. De gewoonheid van hun leven – soms op het irritante af – vond Hacker lastig te beschrijven.
Katharina Hacker: ‘Hiervóór heb ik onder meer een roman over een 48-jarige badmeester uit Oost-Berlijn geschreven. Dat was een stuk eenvoudiger. Ik kan me sneller verplaatsen in personages die op het eerste gezicht verder van mij af staan. De mooie Isabelle heeft me meer hoofdbrekens gekost dan de wat gestoordere personages in het boek.’
De personages worden geportretteerd tegen de achtergrond van de nasleep van 11 september. Als Jacobs collega bij de aanslagen omkomt, mag hij diens positie bij een Londens advocatenkantoor innemen. Vanuit hun beschermde leventje proberen hij en Isabelle zich te verhouden tot de rest van de wereld. Dat literatuur op de een of andere manier een moreel handvat biedt, ook als dat gebeurt door het stellen van vragen, is voor Hacker een voorwaarde: ‘Kunst is altijd politiek. Ik heb tijdens de Irak-oorlog een interview met het Engelse kunstenaarsduo Gilbert en George gelezen, geweldig! Ik wist niet dat hun kunst zo’n morele en politieke lading had! Kunst moet mensen op de een of andere manier helpen een beter leven te leiden. Literatuur kan bijvoorbeeld de waarneming scherpen, en wie beter leert observeren wordt een beter mens.’
Het beeld dat Hacker schetst van de mid-dertigers is op het eerste gezicht illusieloos. Het is een generatie die geen echte tragedies kent en geen oorlogen of economische malaise heeft meegemaakt. Jacob en Isabelle voelen zich onaantastbaar, maar zijn daardoor ook vlak en onbestemd. Hacker: ‘Je kunt mijn personages doelloos noemen, maar wat betekent het hebben van een doel eigenlijk? Zelf wil ik alleen maar mijn volgende boek schrijven. Niemand van mijn eigen vriendenkring zou zeggen dat hij of zij bijzonder gelukkig is. Dat ben je toch alleen op momenten? We leven een onopvallend leven en doen gewoon ons werk. We worden voortdurend gebombardeerd met passies, maar er is zo veel meer! Er zijn bijvoorbeeld gedachten, landschappen en politiek! Het leven bestaat voor 98 procent níet uit passies! Passies betekenen vaak vooral verschrikkelijk veel leed. Mensen die op zoek gaan naar een “opwindend” leven zijn zo lichtzinnig! De saaiheid van onze generatie is juist een enorme winst waar we zorgvuldig mee om moeten gaan.’
De vlakheid van Jacob en Isabelle wordt in de roman gecontrasteerd met een aantal personages die wél een persoonlijke geschiedenis met duidelijke contouren hebben. Jacobs baas, de joodse Beckham, is als kind door zijn ouders op de trein uit nazi-Duitsland naar Engeland gezet. De geschiedenis verleent deze generatie wél een duidelijke identiteit. Maar de naoorlogse generatie van Jacob en Isabelle hoeft zich hierdoor volgens Hacker niet geïntimideerd te voelen. De overtuiging van de Duitse schrijver Martin Walser dat Auschwitz te alomtegenwoordig is en de druk om te herinneren door de media te sterk wordt opgevoerd, noemt zij ‘dom’ en ‘verkeerd’: ‘Iedereen moet naar Auschwitz gaan om te herinneren. Het Holocaustmonument in Berlijn is wel het minste wat we kunnen doen ter nagedachtenis van de overledenen.’ Al heeft de schrijfster zelf een voorkeur voor de kleine gedenksteentjes die in Berlijn op straat voor de huizen van weggevoerde joden zijn geplaatst: ‘In een restaurant waar ik vaak eet zag ik er opeens één voor de deur liggen. Zo discreet! Ze verhinderen iemand tenminste niet zijn bord spaghetti op te eten!’
Deze terughoudendheid moet de schrijver volgens Hacker ook bij het schrijven van zijn eigen boeken leiden: ‘Literatuur moet discreet zijn. Lezers moeten een boek terzijde kunnen schuiven wanneer het hen niet interesseert.’ Ook ten opzichte van zijn eigen personages moet de schrijver een stapje terug doen: ‘Het psychologisch binnenstebuiten keren van romanfiguren is heel erg iets van de twintigste eeuw. Nu zijn we op een punt beland waarop je je de vraag kunt stellen in hoeverre we hiermee nog iets nieuws kunnen vertellen. Het achterhalen van de motieven van personages is vooral een vorm van “whodunnit”. Als persoon ben ik daar natuurlijk in geïnteresseerd, maar als kunstenares vind ik het eigenlijk niet meer kunnen. Ik bewonder schrijvers als Coetzee, Kafka en Gombrowicz omdat zij niet de hele tijd naar verklaringen voor het menselijk gedrag zoeken, maar vooral observeren hoe mensen in een bepaalde omgeving handelen. Naar hun eigen personages als naar een filmopname kijken.’
Tegen Hackers pleidooi voor een grote terughoudendheid ten opzichte van grote gebaren en eenduidige verklaringen steekt het catastrofale einde van Lege handen verrassend af. Juist doordat het zo dramatisch is, realiseert Isabelle zich voor het eerst dat er bepaalde dingen zijn waaraan je niet voorbij kúnt gaan. Voor het eerst wordt ze hierdoor gedwongen haar wat kille masker af te leggen. Hebben wij drama dan tóch ook nodig? Hacker: ‘Hmmm… eigenlijk is het einde niet zo heel subtiel, misschien niet zo heel origineel ook.’ Wederom toont Hacker haar neiging alles tot normale, menselijke proporties terug te brengen. Ook haar eigen werk.
Katharina Hacker, Lege handen, Vertaald door Gerda Meijerink, Meulenhoff, 301 blz., € 19,90