Meteen ter zake maar: er klinkt iets gevoelsarms door in dit woord, iets onpersoonlijks en formeels. Hier spreekt niet het hart, hier spreken de conventies. Klopt. Al die verdenkingen zijn op waarheid gebaseerd. Correct gedrag loopt niet over van emoties: het is per definitie gestileerd, gevormd naar een abstract voorbeeld, waarin weinigen hun hele persoonlijkheid tot uitdrukking kunnen brengen maar waarin iedereen zich zo'n beetje kan vinden. De eigen, hoogst individuele inbreng wordt even opgeschort, een algemene norm tot standaard verheven. Waar blijft het ik? Het ik gaat even met vakantie, de automatische piloot neemt het over. Ik zal u een nachtmerrie schetsen. Ik zal u een sprookje vertellen. De kinderen van vriendin N. zijn vijf, negen en elf jaar oud. Ik breng vakanties met ze door en neem ze voor mijn plezier mee naar een restaurant, ook de jongste. Zij kennen mij en zijn niet te verlegen om hun driftbuien te laten zien wanneer die zich onontkoombaar aan hen opdringen. Maar in de regel excuseren zij zich wanneer ze voor mij langs moeten omdat de jojo precies daar ligt waar ik zit. De laatste keer dat ik ze zag kreeg de jongste ineens last van honger, zoals kinderen ook last kunnen krijgen van spoken en andere dingen die er niet zijn. Oké, oké, zegt moeder, haal de nootjes maar, ze staan in de keuken. Het jongetje komt terug met een schaal in handen, en die honger levensgroot voor ogen. Er zit een gezelschap van zes in de kamer: twee volwassenen en vier kinderen. Zijn instinct zegt: aanvallen. Behoeftebevrediging, nu. Maar omdat er ook nog andere stemmen in zijn hoofdje klinken dan dat van zijn ego, kijkt hij even om zich heen en gaat eerst met de schaal rond, waardoor zelfs zijn leeftijdgenootjes eerder pinda’s in hun mond hebben dan hijzelf. Ik zei het al: een nachtmerrie. DERTIG JAAR geleden kwam deze scène in een schril daglicht te staan. Ouders, die zelf gezucht hadden onder het juk van de plichtplegingen, wilden hun kinderen vrijwaren van die toeter in het hoofd, de Stem van de Norm en de Wet. Handje geven aan vreemde bezoekers, juist als je het op een krijsen wilt zetten. Beleefd luisteren naar de onwezenlijke vragen en opmerkingen van de visite: ‘Welke klas zit je nou?’ Kinderen hebben over het algemeen geen groot talent voor verveling, dus zijn ze geneigd hun hand voor hun mond te slaan, te geeuwen, ongeïnteresseerd hun hoofd af te wenden, en ook verder helemaal zichzelf te zijn. Daarmee dienen zij de eerlijkheid, en schofferen in een moeite door oom en tante, die zich nu een houding proberen te geven op de bank, die toch al iets te losjes zat naar hun smaak. Dertig jaar geleden kreeg de spontane inval van het kind even voorrang boven het gevoelen van zijn omgeving. Wees jezelf, lucht je hart, vertrouw die primaire aandrang om te janken, te spugen en onwelgevallige bezoekers een trap tegen het scheenbeen te geven. Afijn, de politie in Rotterdam is nog bezig het speelgoed op te ruimen dat de kleuters van toen in hun volstrekt gevoelsmatige eigenzinnigheid hebben achtergelaten na het kinderpartijtje dat Feyenoord deze week mocht geven. Er moest een nachtmerrie voorkomen worden, de allerjongste gevoelens mochten eens bekneld raken tussen corvee en plicht, en het resultaat is een stadscentrum dat niet sprookjesachtig maar ronduit spookachtig aandoet. NIET ZO LANG geleden kreeg ik het compliment te verwerken dat ik mij meestentijds zo correct gedroeg. ‘Niet hartelijk’, strooide spreker nog wat zout in de wond, ‘en al helemaal niet spontaan. Correct, dat beschrijft het nog het beste.’ Natuurlijk bleef die angel nog dagenlang naprikken. Ben ik echt zo afgemeten in de omgang? Zo helemaal gedreven door wat hoort en wat moet, een kloon uit een etiquetteboek, die braaf zijn lesje opzegt? Hoe zat het eigenlijk met mijn empathie, mijn meegevoel? Volstrekt afwezig? Altijd gespeeld? Er schoot me een scène uit mijn puberteit te binnen. De moeder van een vriendinnetje kwam te overlijden. Vriendinnetje was volledig gebroken. Ik gaf om het vriendinnetje, maar alweer een stuk minder om haar moeder, en betrapte mij erop, vlak voor de begrafenis, dat ik maar met één ding bezig was: Wat trekken wij aan? Het moest iets zwarts en stemmigs zijn, maar ook weer niet te plechtig, want de familie in kwestie was nogal casual in haar benadering der dingen (men at er met bord op schoot voor de tv), en onder geen beding wilde ik de directe nabestaanden in rouwkleding overtroeven. Dat zijn behoorlijk geraffineerde overpeinzingen voor een puber, en ineens, met het plotse inzicht dat de puberteit eigen is, voelde ik mij een slecht mens, een harteloos, egocentrisch monster, dat zijn gebrek aan gevoelens probeerde te compenseren met uiterlijk vertoon. Dat was wel radicaal gedacht, maar toch niet helemaal waar. Had ik mij alleen het hoofd gebroken over mijn eigen verschijning op die begrafenis, dan was de diagnose van een verregaande staat van narcistische ontbinding gerechtvaardigd geweest. Maar het ging mij om de verhoudingen, en de rechtmatige plaats die ik aan anderen wilde overlaten. Juist omdat ik niet durfde te vertrouwen op mijn gevoel alleen en mijn eigen altruïstische karakter niet overschatte, nam ik mijn toevlucht tot rekwisieten die in ieder geval Bedürfnis uitdrukten. (Niet toevallig grijp ik hier naar het Duits, dat zo veel formeler is in zijn uitingsvormen dan het Nederlands.) De kwestie is: waarom zijn er omgangsregels en etiquettevoorschriften? Enkel om de mensen te frustreren in hun eigen oprechte gevoelens, zoals de Vrije Opvoeders meenden, of juist om het gebrek aan meegevoel te verzachten en wie weet, empathie op te roepen? Gaat het om geliefde, moeder, beste vriend, dan spreekt het hart meestal rechtstreeks, en is de vorm van later zorg. Maar zodra de eigen kring verlaten wordt en we oog in oog staan met al die anonieme mensen met wie we welbeschouwd niets te schaften hebben, zijn regels zoveel minder dodelijk dan aandriften. Vertrouw er niet op dat je spontaan aan anderen denkt. Schat jezelf niet te hulpvaardig in. Leer de regels uit je hoofd en geef ze door aan je kinderen, als stormwering tegen de vloed aan egoïstische gevoelens, die inderdaad helemaal vanzelf komen. TOCH NOG EVEN over het politieke aspect van de correctheid. Goede manieren, mores, met twee woorden spreken - het is van oudsher een praktijk die eerder gekoesterd werd in rechts-conservatieve dan in linkse kring. Politieke correctheid is in wezen burgerlijk, traditioneel, en vormelijk - en dat zijn niet de lievelingswoorden van het progressieve deel der natie. Hoe komt dat? Links, althans links van vroeger, kende een politiek ideaal, en dat was zo mooi en rechtvaardig dat niemand zich hoefde te bekreunen over de middelen waarmee dat doel werd bereikt. Omgangsvormen, dat was ballast voor rechtse lui, die toch niets beters te doen hadden. En het is waar: conservatieven staat geen hoogverheven ideaal voor ogen, dus moet het ze wel gaan om de middelen en de vormen, waarmee niets anders wordt bereikt dan handhaving van een zeker beschavingspeil. Daarom was het bij de hockeyclub ook altijd zoveel aangenamer toeven dan bij de CPN of in het kraakcafé. Ook, of juist, als je zelf communist of kraker was. Politieke correctheid is daarom niets anders dan de wijze les die rechts aan links te geven had, en die links nu hopelijk eindelijk ter harte neemt.