Verschenen op de dag van de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo, op 7 januari 2015, was deze roman op slag visionair, of leek ze in ieder geval een forse waarschuwing te bevatten. Schetste Houellebecq niet een akelig realistisch beeld van een Frankrijk dat steeds meer geplaagd zou worden door rellen, aanslagen en ander geweld? De dreigende burgeroorlog zou in dit horrorscenario uiteindelijk alleen de kop kunnen worden ingedrukt door een moslimpartij die zich gematigd, traditioneel en met het juiste snufje exotisme als het redelijk alternatief zou weten te presenteren. Stel je voor, leek Houellebecq te willen zeggen: als je niet goed oplet is het zo ver, is de westerse beschaving voorgoed passé en sieren de maanvormige sikkel en ster de toegangspoort van Frankrijks oudste en meest prestigieuze universiteit.

Zo’n anderhalf jaar later, met het naderende vertrek van Groot-Brittannië uit de Europese Unie, is Onderworpen opnieuw idioot actueel. Je moet het de schrijver nageven: hij legt de vinger op een kloppende wond, als dat al een uitdrukking is. Het nabije-toekomstbeeld dat Houellebecq schetst – Onderworpen speelt zich af in 2022 – van het ineenstortende oude Europa is een grotesk visioen, maar ook weer niet een heel vreemd visioen. Zij het dat het het visioen is van een bange witte man van middelbare leeftijd, en met dat gegeven ook de spot lijkt te drijven. Meer dan ooit voert de schrijver zijn lezers wat dat betreft tot het uiterste: hangt hij nu de onheilsprofeet uit, of is hij juist de ultieme criticaster van dit soort angstdenken?

Onderworpen vertelt het doemverhaal vanuit een 44-jarige hoogleraar letteren aan de Sorbonne in Parijs, gepromoveerd op het werk van de decadente, rabiaat rooms-katholieke schrijver Joris-Karl Huysmans. Het type is bekend uit eerder werk van Houellebecq: man alleen, zich behelpend met afhaalmaaltijden en escortservices, en min of meer berustend in de lelijkheid van zichzelf en het leven. Voordeel van zijn hoogleraarspositie is wel dat er ieder collegejaar verse aanvoer is van studentes die fabelachtig kunnen pijpen, een ‘voorkeur voor anaal’ hebben en hem, qua leeftijd, nog net acceptabel vinden. Of, zoals Houellebecq dit soort verschijnselen altijd verleidelijk cynisch weet te definiëren: zijn hoofdpersoon profiteert volop van de basisongelijkheid tussen man en vrouw die maakt dat de erotische potentie van de man maar heel langzaam achteruit gaat naarmate hij ouder wordt, terwijl de totale ineenstorting bij de vrouw zich verbluffend abrupt voltrekt. Alarmerend alleen voor deze man is dat hij in de collegezalen steeds meer zwijgende Chinese studentes tegenover zich vindt, dan wel even ondoorgrondelijke gehoofddoekte Maghrebijnsen. Gelukkig presenteert de laatste groep zich dan wel weer creatief geil op diverse herensites. Dagelijks moet hij zich een weg naar zijn werk zien te banen langs al dan niet gewapende Afrikaanse en/of zwarte hangjongens die zich posteren voor de poort van de universiteit, en naar eigen zeggen slechts hun zusters even dag komen zeggen.

De roerige politieke situatie van Frankrijk dat zich aan de vooravond van de presidentsverkiezingen bevindt, is begonnen in 2017 toen een linkse president werd herkozen in een land dat steeds openlijker naar rechts overhelde. De verhoudingen in het land zijn sindsdien almaar meer op scherp komen te staan, en het Front National met Marine Le Pen als voorvrouw stevent af op een geheide overwinning. Zij het dat zij concurrentie heeft gekregen van de Moslimbroederschap in de persoon van ene Ben Abbes, een slimme moslim en handig politicus, die in zijn ambitie het grote Romeinse Rijk naar de kroon te steken zal laten zien dat er meer rek in de Europese Unie zit dan wij nu durven te denken.

Het is een situatie die de schrijver vervelend genoeg wel helemaal uit moet zien te leggen, en heel graag wíl uitleggen ook, omdat hij op die manier zijn lezer ten volle kan geselen met zijn kolderieke toekomstbeeld. Zoals in de eerste uren na de uitslag van het Brexit-referendum het satirische online magazine De Speld berichtte uit Leeds dat de rivieren er van bloed waren, er geen daglicht was en alle wegen bezaaid waren met dode ratten, zo kijkt in Houellebecqs Parijs – verrijkt met Chinatown waar het relatief rustig boodschappen doen is – niemand meer op van brandende auto’s op straat, neergeschoten Afrikanen met stenguns in hun handen bij een benzinepomp en verstopte wc’s in de tgv’s waardoor de coupés permanent overstroomd dreigen te worden met stront.

Hangt Houellebecq nu de onheilsprofeet uit, of is hij juist de ultieme criticaster van het angstdenken?

Aan de andere kant lijkt de situatie zoals Houellebecq die hier schetst de consequente doorvoering van het pessimistische wereld- en mensbeeld dat we uit zijn eerdere werk kennen. Maar anders dan bij zijn vorige romans rijst de vraag immer prangender naar de vrijblijvendheid van deze visie op het leven. Nihilisme lijkt op het eerste oog intelligenter dan wat dan ook, maar kent uiteindelijk niet heel veel variëteit. Zo overpeinst de verteller dat het verleden altijd mooi is, en de toekomst ook, en dat alleen het heden pijn doet, ‘je draagt het met je mee als een lijdensgezwel’. Yeah right. Of ervaart hij de rustige verkeerssituatie op zondagochtend vroeg op de snelweg als ‘het moment waarop de samenleving ademt, haar luchtwegen vrijmaakt, het moment waarop haar leden de korte illusie van een individueel bestaan koesteren’. Eén keer trek je inderdaad die conclusie: vriendschap is een illusie.

Er valt zeker nog wel wat te genieten in het bij vlagen sardonische Onderwerping, maar voor het eerst wordt Houellebecqs romankunst bedreigd door een meedogenloze sluipmoordenaar, namelijk de monotonie. Zoals de verteller ergens halverwege bekent eigenlijk uitgekeken te zijn op Nietzsche, zo lijkt ook de schrijver zijn vermogen te betoveren verloren te hebben, al haast ik me hier een aarzelend ‘een beetje’ aan toe te voegen.

De monotonie hangt samen met een tamelijk traditionele verteltruc om de boodschap er luid en duidelijk in te kunnen hameren. De schrijver laat zijn personage een rondgang maken langs collega’s en superieuren die niet te beroerd zijn hem hélemaal bij te praten over wat er mis gaat in het land, hoe dat zo gekomen is en wat Europa allemaal nog te wachten staat. Verschrikkelijk hoe de politieke geschiedenis een rol is gaan spelen in zijn leven, bedenkt de verteller, maar de lezer wordt met hem meegesleurd die verschrikking in.

Daartegenover staan de altijd interessante dingen die Houellebecq te vertellen heeft over literatuur: ‘Alleen literatuur kan je in contact brengen met de geest van een dode, op een directere, completere en diepere manier zelfs dan met een vriend met wie je praat – want hoe diep en duurzaam een vriendschap ook is, nooit geef je je in een gesprek zo volledig bloot als tegenover een lege pagina, voor een lezer die je niet kent.’ En over wat een schrijver is: ‘Of hij heel goed of heel slecht schrijft doet er uiteindelijk weinig toe, het belangrijkste is dat hij schrijft en dat hij daadwerkelijk aanwezig is in zijn boeken (…).’

Die aanwezigheid van Houellebecq is ook in Onderwerping onmiskenbaar, of het nu gaat om de volstrekt gratuite natuurbeschrijvingen die niets met goed of slecht schrijven te maken hebben (‘Het landschap was heuvelachtig, best mooi, maar er was nergens ook maar het kleinste meertje te bekennen – en ook geen riviertje trouwens.’), of om de verwoording van het menselijke verlangen à la Huysmans deel te worden van een rite, en het summum van geluk te ervaren in absolute onderworpenheid. Ontdaan van alle ruis lijkt dit dan toch weer even een onontkoombare waarheid te zijn.


Beeld: Michel Houellebecq sleurt de lezer mee de verschrikking in (Richard Dumas / Agence Vu)