In Amsterdam kunnen raadsbesluiten in een referendum worden weggestemd. De volksstemming is echter pas geldig als er meer mensen tegen het raadsvoorstel stemmen dan de helft van het aantal mensen dat bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen is komen opdagen. IJburg dankt zijn toekomstige bestaan aan deze clausule. Er waren meer stemmen tegen dan voor IJburg, maar niet genoeg om de raad te vermurwen. Als het vier jaar geleden bij de gemeenteraadsverkiezingen vreselijk slecht weer was geweest, als de regen met bakken naar beneden was gekomen, zou het IJmeer open zijn gebleven. Maar zouden al die mensen die toen op GroenLinks, de Groenen, de SP of welke andere protestpartij dan ook stemden, hebben geweten dat ze daarmee het stadsbestuur een steuntje in de rug gaven? Waarschijnlijk niet.
Verkiezingen zijn bedoeld om de burgers in staat te stellen het stadsbestuur desgewenst naar huis te sturen. Als de verschillen tussen de partijen groot zijn, als er voor het huidige college een duidelijk alternatief bestaat, kan dat ook. De ervaring met referenda leert dat de belangrijkste politieke tegenstellingen niet liggen tussen de partijen, maar tussen het stadsbestuur en de stad. Bij de Stadsprovincie, bij IJburg, bij de Noord-Zuidlijn, telkens waren alle grote politieke partijen het eens over de te volgen koers en waren de burgers in meerderheid tegen. Alleen bij het referendum over de autoluwe binnenstad waren er aanzienlijke verschillen tussen de partijen. Maar van die volksuitspraak is dan ook bitter weinig meer vernomen. De politiek kan, gezien de overeenkomsten tussen de partijen, alleen in een referendum op de vingers worden getikt. De idiote referendumverordening maakt het winnen van een referendum echter vrijwel onmogelijk.
U zult misschien denken: hier is een slecht verliezer aan het woord. Slechte verliezers wijten hun nederlagen altijd aan de spelregels of de scheidsrechter en nooit aan henzelf of hun standpunt. Maar bij de laatste twee Amsterdamse referenda was ik geen verliezer. Ik ben voor IJburg en voor de Noord-Zuidlijn. Ik vind het alleen een schande om op deze manier te moeten winnen. Als je er niet in slaagt om voor zulke grote infrastructurele plannen meer voor- dan tegenstanders te mobiliseren, is er iets mis met de boodschap of met de wervingskracht van de boodschapper.
De Amsterdamse referendumverordening is ontsproten aan een defaitistische geest, die ervan uitgaat dat het stadsbestuur nooit op eigen kracht een volksstemming kan winnen. Als het gaat om volksstemmingen is angst troef. Dat bleek verleden week ook bij de discussie in de raad over de Afrikahaven. Bij een correctief referendum kan alleen een volksstemming plaatsvinden over een raadsbesluit. Grote infrastructurele plannen komen echter stapsgewijs tot stand en dus is het moeilijk om er een referendum over te houden. Maar daar heeft de raad wat op bedacht. De motie-Meijer verplicht het college om bij elk zwaarwegend principebesluit het moment aan te geven waarop de raad kan beslissen of er een referendum mag plaatsvinden. Daartoe moet het stadsbestuur een startnotitie schrijven. De voor de Afrikahaven verantwoordelijke wethouder, Pauline Krikke, heeft zo'n startnotitie nooit geschreven omdat ‘het traject met de Afrikahaven al in de jaren zestig is begonnen’ - en dus kon er geen referendum over worden gehouden. Slim bedacht, maar als alles waarover in de jaren zestig al eens is gepraat uitgesloten is van een referendum zijn we snel klaar, want waarover zijn in die jaren geen plannetjes bedacht? D66-raadslid Rick ten Have merkte terecht op dat over IJburg ook al in de jaren zestig werd gesproken. Dat de gemeenteraad toch voor dit argument is gezwicht en een referendum afwees, kan alleen worden verklaard uit opportunistische redenen: ze is bang dat de gemeente in een volksstemming over de Afrikahaven onderuitgaat.
Het probleem van het stadsbestuur is dat het referenda alleen ziet als zand in de geoliede bestuursmachine. En dat geldt niet alleen voor de bestuurders, maar ook voor de grote partijen die zich met het bestuur identificeren. Voor hen zijn referenda slachthuisconstructies waar prachtige plannen een te vroeg einde beleven. En dus zijn extra voorwaarden en regels nodig.
Een kansrijk referendum gaat echter gepaard met een levendig debat waarin voor de bestaande plannen ook alternatieven worden aangedragen. De discussie over IJburg heeft de notie van de compacte stad nieuw leven ingeblazen. Als de verantwoordelijke politici minder krampachtig hadden geopereerd, was het een uitgelezen mogelijkheid geweest om het taboe op hoogbouw in de stad ter discussie te stellen.
Het trieste is dat het gemeentebestuur op andere momenten juist smeekt om burgers die willen meedenken over de toekomst van de stad. Duco Stadig presenteerde onlangs de brochure HUB Amsterdam, waarin de ‘dromen en dilemma’s’ voor de ruimtelijke ordening van Amsterdam in de komende dertig jaar zijn opgetekend. Hij hoopt dat overal in de stad over deze plannen wordt gedebatteerd. Burgers praten echter liever mee als er iets op het spel staat. En wat zou een mooiere gelegenheid zijn geweest om te discussi‰ren over de toekomstige ruimtelijke ordening van de stad dan een referendum over de Afrikahaven?
Een politiek systeem dat geen impulsen van buiten kan opnemen, draait vast. Door de eensgezindheid van de Amsterdamse partijen komen die impulsen van buiten vooral door referenda. Het behoud van een levendige referendumcultuur is daarom belangrijker dan de verdeling van de zetels in de raad. En die cultuur ontstaat alleen als initiatiefnemers voor een referendum een kans hebben op succes. Gegeven de huidige referendumverordening is een lage opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen dan noodzakelijk. Daarom: democraten aller partijen, blijft thuis op 4 maart!