Op 10 februari 2003 rukte een New Yorkse politiemacht van zestienduizend man uit om het metrostelsel van de stad te beschermen tegen een mogelijke terreuraanslag. Arrestatieteams en eenheden met speurhonden, gasmaskers en stralingsmeters waren de hele dag actief op de 466 stations, langs de vijftienhonderd kilometer spoorrails en onder de vijf miljoen reizigers die het stelsel dagelijks gebruiken. De reden voor dit machtsvertoon was het woord «underground» dat een terrorismeverdachte in een telefoongesprek had laten vallen.

Sinds een halve eeuw beschikken de Amerikanen, Britten, Canadezen, Australiërs en Nieuw-Zeelanders over afluistersysteem Echelon, dat alle telefoongesprekken, e-mails, faxen en telexen in de wereld kan onderscheppen. De draaischijf van dit systeem is het National Security Agency, gevestigd in Fort Meade in Maryland. Daar worden de onderschepte signalen gefilterd op inhoud, afzender en ontvanger, waarna de uitgezeefde berichten via verdeelsleutels naar betrokken instellingen in de vijf landen worden verstuurd.

De dreigingsanalyses waarop het Amerikaanse terreurwaarschuwingssysteem met de kleurcodes is gebaseerd, worden voornamelijk opgesteld aan de hand van de door Echelon opgevangen signalen. Het is op grond van dezelfde informatie dat het Britse Verenigd Centrum voor Terrorisme-analyse (JCTA) enkele weken voor de aanslagen in de Londense ondergrondse het nationale waarschuwings niveau verlaagde. Achteraf lijkt die beslissing onverdedigbaar, maar dat hoeft ze niet te zijn. De directeur van de binnenlandse veiligheidsdienst MI5, Eliza Manningham-Buller, verklaarde afgelopen weekeinde dat zij niet geloofde «dat we iets gemist hebben; de aanslagen kwamen uit het niets».

Dat zou kunnen kloppen. Echelon lijkt een onovertroffen middel in de strijd tegen terrorisme. Maar in de praktijk (re)produceert het systeem enkel elektronisch gekwebbel oftewel «chatter», schrijft journalist Patrick Radden Keefe in zijn gelijknamige boek Chatter (2005).

Echelon is bij het grote publiek vrijwel onbekend en de autoriteiten zwijgen er in alle talen over, zodat het falen van dit peperdure systeem zelden aan de kaak wordt gesteld. Na de Amerikaan James Bamford, de Nieuw-Zeelander Nicky Hager en de Brit Mark Urban is Radden Keefe pas de vierde Angelsaksische journalist die er een baanbrekende studie over publiceert. En hij komt tot dezelfde conclusie: Echelon vormt een grote bedreiging voor de privacy van oppassende burgers, maar zorgt niet voor grotere veiligheid in de wereld.

In veel gevallen levert het gewoonweg niets op. «Een signaal onderscheppen is één ding», schrijft Radden Keefe. «Begrijpen wat het betekent is iets heel anders. Chatter blijkt een perfecte term voor de gesprekken die uit de ether geplukt worden: grillig, misleidend, en meestal onbetekenend.» De kwalijkste bijwerking van Echelon is wellicht dat deze «signals intelligence» (afgekort «sigint») systematisch wordt overschat als inlichtingenbron, terwijl door informanten, spionnen en experts vergaarde informatie («humint») vooral in de Verenigde Staten naar het tweede plan is verdrongen. Sigint wordt daar bij voorbaat serieuzer genomen dan humint.

De literatuur over Echelon boekstaaft tal van vergissingen en blunders en slechts een klein aantal successen. De grote test was natuurlijk 11 september 2001, schrijft Radden Keefe, en sinds die dag «was moeilijk te ontkennen dat sigint zijn kans had gekregen en had gefaald». Het NSA kon zelfs achteraf niet veel meer laten zien dan twee onderschepte telefoongesprekken van 10 september (die pas op 13 sep tem ber werden vertaald) waarin een terrorisme verdachte de woorden sprak: «Morgen is het uur nul.» Daaruit viel met de beste wil van de wereld niet af te leiden wat er werd bedoeld.

De Britse media handhaven vooralsnog de stiff upper lip en stellen hun verantwoordelijke ministers geen lastige vragen. Maar vroeg of laat moet het ervan komen. «De Angelsaksische inlichtingendiensten, die vaak nogal neerkijken op hun Europese partners, vertrouwen veel te veel op technologie, in het bijzonder op Echelon dat snippers informatie uit allerlei bronnen vergaart, maar zelden snippers met een betekenisvolle samenhang», zei Crispin Black, tot 2002 werkzaam voor MI5 en tegenwoordig particulier veiligheidsadviseur, afgelopen vrijdag in Le Monde.

Black benadrukte het contrast met de Franse veiligheidsdiensten die veel meer gebruik maken van menselijke informatievergaring. Dat is een aanvulling die het Franse publiek natuurlijk graag wil horen, maar die daarom niet minder waar is. De Franse diensten beschikken traditioneel over goede contacten in de Arabische wereld en gebruiken Libanezen, Algerijnen en andere geboortige Arabieren als infiltranten om erachter te komen waarmee een (vermoedelijke) terreurgroep bezig is. Sigint fungeert daarbij als noodzakelijke aanvulling, niet als leidraad.

Tot overmaat van ramp voor de Angelsaksische diensten weet de tegenstander allang dat hij wordt afgeluisterd en maakt daar gebruik van. Amerikaanse mariniers vonden in Afghaanse grotten van Al-Qaeda handboeken voor het omzeilen of manipuleren van hun eigen sigint-systemen. Volgens Radden Keefe en andere auteurs is misleiding van westerse sigint door islamistische terroristen inmiddels routine. De haastige ontruiming van het centrum van Birmingham afgelopen zaterdag is daardoor wellicht te verklaren. In de woorden van Milt Bearden, een van de zwaarste getuigen in Radden Keefes boek: «Natuurlijk spelen ze een spelletje met ons door middel van hun chatter.»