NIET VER buiten een Afghaans dorp zag een Nederlandse fotograaf onlangs twee stofwolkjes opdoemen die hem begonnen te achtervolgen: motorfietsen. Hij wist meteen dat het mis was.
Hij droeg lokale kleding en niemand wist dat hij die dag in Chora, een relatief veilig district in de provincie Uruzgan, zou zijn. Bovendien had zijn lokale chauffeur een witte Toyota Corolla: het kleur en type auto dat het Afghaanse wagenpark domineert. Iemand moest hem bij het instappen herkend hebben als westerling.
‘Het konden Taliban zijn, of gewoon bandieten, dat was lastig in te schatten’, vertelt hij. ‘Maar het was hoe dan ook foute boel. Mijn chauffeur keek in zijn spiegeltje, gaf plankgas en zei “no good” - meer Engels sprak hij niet. Hij heeft gereden als een gek. De motoren haalden ons langzaam in, elk met een passagier op de bagagedrager. Maar die konden ons niet onder schot nemen omdat we zo ongelooflijk hard door de woestijn scheurden.’ De fotograaf vermoedt dat dát zijn redding is geweest. Hadden zijn achtervolgers auto’s gehad, dan hadden ze hem klem kunnen rijden. Nu restte hun niets anders dan afhaken toen een begroeide vallei in zicht kwam, waar zich Afghaanse en Nederlandse veiligheidseenheden bevonden. ‘Toen we eenmaal veilig waren, zijn de chauffeur en ik elkaar in de armen gevallen. Ik zou niet weten hoe ik hem moet bedanken. Die man heeft misschien wel mijn leven gered. We hebben er maar een blikje cola op gedronken.’
Zelfs als het nét goed afloopt, liggen kidnappingsverhalen gevoelig. De fotograaf twijfelde of hij aan dit artikel zou meewerken. Uiteindelijk stemde hij toe, als zijn naam maar niet genoemd zou worden. Hij wil niemand ongerust maken. Zijn opdrachtgevers bijvoorbeeld, die er waarschijnlijk niet op zitten te wachten dat hij te koop loopt met de risico’s van zijn reizen.
Ook de Nederlandse hulpverlener die vorige week donderdag in de Noord-Afghaanse provincie Takhar door vijf gewapende mannen uit zijn auto werd gesleurd, is anoniem. Lokale autoriteiten maakten bekend dat de ontvoering had plaatsgevonden, maar hielden zijn naam en zijn werkgever geheim. Bij het ter perse gaan van deze Groene Amsterdammer was nog altijd niet bekend door wie hij wordt vastgehouden: door een criminele bende of door Taliban-strijders. Of door criminelen die zich voordoen als Taliban, in de hoop dat de wreedheid waarmee die worden geassocieerd de waarde van hun gevangene zal opstuwen. Er is niet bekend of er losgeld gevraagd wordt, of dat het een politieke ontvoering betreft. Daarbij eisen de Taliban doorgaans de terugtrekking van de troepen door het vaderland van de ontvoerde of de vrijlating van commandanten.
Radiostilte kan essentieel zijn tijdens een ontvoering. Twee jaar geleden zweeg het voltallige internationale perskorps in Kaboel over de ontvoering van de Nederlandse journaliste Joanie de Rijke, werkzaam voor een Belgisch blad. Ze kwam na zes dagen vrij na betaling van meer dan honderdduizend euro: ook deze ‘Taliban’ bleken eerder ordinaire dieven dan vrome koranstudenten. Vorig jaar werden twee Afghaanse medewerkers van de Nederlandse hulporganisatie Healthnet TPO ontvoerd. ‘We hebben destijds pas bekendgemaakt dat er mensen van ons waren gekidnapt toen de Afghaanse overheid de zaak in de publiciteit bracht’, vertelt Willem van de Put, directeur van Healthnet TPO. Hoe zijn mensen al na een week vrijkwamen, wil hij nu niet vertellen. Ook andere Nederlandse ngo’s die voor dit artikel werden benaderd, zoals Artsen zonder Grenzen, dat in 2002 te maken kreeg met de geruchtmakende gijzeling van zijn medewerker Arjan Erkel, doen er het zwijgen toe. Van de Put legt uit waarom: ‘We moeten erg voorzichtig zijn zolang de huidige ontvoeringszaak speelt. Informatie verspreidt zich snel. We weten niet precies hoe, maar we hebben meegemaakt dat de Taliban zaken wist waarvan we dachten: hoe kan dat nou? Damage control is nu belangrijk. En aangezien we niet weten welke informatie schade kan doen, zeggen we maar liever niets.’
VOLGENS Marianne Moor, projectleider bij IKV Pax Christi, is het vooral bij politieke ontvoeringen zaak om weinig bekend te maken: ‘Ontvoerders met een politiek motief willen doorgaans graag veel media-aandacht. Hoe minder ze die krijgen, des te minder lucratief wordt de ontvoering voor ze.’ Al twaalf jaar houdt Moor zich bezig met de wereldwijde ontvoeringsindustrie. ‘Het aantal ontvoeringen in Afghanistan neemt al jaren toe. Dat geldt ook voor het wereldwijde aantal ontvoeringen. Ongeveer tien jaar geleden was Colombia hét toonbeeld van een ontvoeringsindustrie die het gewapend conflict voedde. Nu is Mexico waarschijnlijk nummer één op de wereldranglijst. Dat heeft alles te maken met de drugsexplosie daar. Het netwerk dat internationaal opererende drugsdealers nodig hebben, leent zich goed voor ontvoeringen. Bovendien hebben ze vaak cash nodig om voorschotten te betalen.’
Exacte cijfers over het aantal ontvoeringen zijn moeilijk te achterhalen omdat veel overheden die niet prijsgeven, er vaak nauwelijks sprake is van enige overheid, of familieleden liever zelf in contact treden met de ontvoerders dan een kidnapping bekend te maken aan de vaak corrupte autoriteiten. Duidelijk is dat sinds 2006 het aantal ontvoeringen explosief gestegen is. Colombia en Argentinië en Tsjetsjenië, waar rebellengroepen minder actief zijn, daalden op de ranglijst. Maar ze werden vervangen door een groep landen waar het aantal ontvoeringen snel stijgt: Mexico, Irak, Afghanistan en India - waar gewone criminelen en rebellen nieuwe rijken ontvoeren. Sinds enkele jaren duiken nieuwe landen op in de ontvoeringsindustrie, zoals Zuid-Afrika, Trinidad & Tobago, Haïti, China en Pakistan. In Afghanistan, Pakistan, Nigeria, Irak, Somalië en India ondersteunt losgeld direct een gewapende strijd.
‘De ontvoeringsindustrie kan hele samenlevingen ontwrichten’, zegt Moors. ‘In Colombia geloofde niemand meer in de overheid. De regering moest reclame gaan maken: u kunt weer een lang weekend weg. Dan werd met militairen de belangrijkste snelweg beveiligd, omdat de mensen anders niet hun stad uit durfden.’
De meeste regeringen beweren dat ze niet te chanteren zijn en nooit losgeld betalen. Maar in de praktijk wordt daar vrijwel altijd de hand mee gelicht. Meteen na het bekend worden van de ontvoering van de Nederlandse hulpverlener in Noord-Afghanistan verklaarde minister van Buitenlandse Zaken Uri Rosenthal dat ook Nederland geen losgeld betaalt: ‘We hebben het hier niet over handelswaar.’ Voor Arjan Erkel werd destijds echter wel degelijk betaald: één miljoen dollar. Erkels werkgever Artsen zonder Grenzen en het ministerie van Buitenlandse Zaken raakten vervolgens verwikkeld in een rechtszaak over de vraag voor wiens rekening het losgeld zou komen. Ook Artsen zonder Grenzen hanteert een antilosgeldbeleid. De rechter sommeerde beide partijen de helft van het bedrag voor hun rekening te nemen.
In Italië is het betalen van losgeld bij wet verboden om de maffia wind uit de zeilen te nemen. Toch betaalde de regering losgeld en beijverde zich voor het vrijlaten van politieke gevangenen om een einde te maken aan de ontvoering van een Italiaanse journalist. Vorig jaar betaalden Duitsland en Zwitserland volgens Algerijnse bronnen acht miljoen dollar aan al Qaeda-in-de-islamitische-Maghreb (AQIM), dat zich de afgelopen jaren heeft toegelegd op het ontvoeren van westerse toeristen in Noord-Afrika. Het geld diende om twee landgenoten vrij te krijgen, en twee Canadezen. Canada (dat de Duitsers waarschijnlijk later terugbetaalde) kon zo blijven volhouden dat het nooit losgeld betaalt aan ontvoerders. Algerije was furieus. De kwestie was aanleiding voor de VN-Veiligheidsraad om een resolutie aan te nemen waarin regeringen werden opgeroepen nooit losgeld te betalen. Marianne Moors: ‘Wij vinden dat zo'n principebeleid ook moet gelden voor Europese mogendheden. Maar steeds vinden we de Duitsers en de Italianen op ons pad. Met name de Duitsers beseffen niet wat het betalen van losgeld teweegbrengt. Het voedt de industrie en leidt tot almaar meer kidnappings.’
Ook het bestaan van speciale ontvoeringsverzekeringen (vijftienhonderd tot vijfduizend dollar per persoon per jaar) zou de kidnapindustrie in de hand werken. Bij verzekeraar AIG, een van de twee aanbieders van zogenaamde kidnap & ransom-polissen ziet men niet in hoe dat kan. Alles aan de polissen is geheim. Er wordt niet gewerkt met namen, maar met codes, de polissen worden bewaard in stevige kluizen en als de verzekeringnemer - naar verluidt betreft het meestal grote, beursgenoteerde bedrijven - niet geheim houdt dat hij een ontvoeringsverzekering heeft afgesloten, wordt die ongeldig verklaard. ‘Ik zie geen toename of afname in het aantal van onze polissen’, vertelt directeur Ab Lausberg. ‘Dit product wordt niet veel verkocht. We hebben het op de plank liggen. Als een bedrijf erom vraagt, kunnen we ernaar kijken. Maar we maken er zeker geen speerpunt van.’
Als een verzekerde wordt ontvoerd schakelt de verzekeraar een kidnap response-bedrijf in. Dat kan alle kosten, ook die van het losgeld, in rekening brengen bij de verzekeraar. Hans Slaman is directeur van International Security Partners uit Lelystad, een bedrijf dat over dergelijke anti-ontvoeringsexpertise beschikt. Hij is net terug uit Kameroen, waar hij een ontvoeringszaak tot een goed einde bracht. Piraten hadden de bemanning van twee gekaapte schepen meegenomen het oerwoud in. ‘Wij hebben bemiddeld en onderhandeld. Over het betalen van losgeld doen we geen mededelingen. Maar alle bemanningsleden zijn vrij.’ Slaman merkt wel degelijk dat het aantal ontvoeringen fors toeneemt. De laatste jaren wordt steeds vaker een beroep op hem gedaan, zowel wat betreft preventie als het oplossen van daadwerkelijke kidnappings. Dan reist hij met enkele medewerkers spoorslags af en vormt ter plaatse een crisisteam. Zijn medewerkers hebben doorgaans een politieachtergrond. Zelf was Slaman jarenlang lid van een antiterreureenheid en een arrestatieteam. ‘Ontvoeringen zijn er altijd geweest en ze zullen er altijd blijven. Het is een utopie dat we daar een einde aan kunnen maken’, zegt hij. ‘Tenzij we wereldwijd economische en politieke stabiliteit kunnen creëren. En dat zie ik nog even niet gebeuren.’
De kosten van kidnap response-bedrijven zijn hoog, vaak hoger dan het losgeld, dus eisen verzekeraars snelheid. En daar gaat het mis, meent Marianne Moor van IKV Pax Christi: ‘Ontvoerders horen meteen aan de stem, het accent en de haast dat ze met zo'n bedrijf te maken hebben. Dan weten ze dat er geld te halen is. Dat leidt tot een explosie van ontvoeringen. Het langetermijneffect van hun werk is voor dit soort bedrijven minder van belang.’
Moor denkt dat het onhaalbaar is om kidnap & ransom-polissen internationaal te verbieden. Ze denkt aan een andere maatregel. Een ingreep die snel gedaan kan worden en in overeenstemming is met de tijdgeest. ‘Die polissen zijn belastingaftrekbaar, en losgeldbetalingen ook. Daar moeten we vanaf.’