Op de wandelgang van het parlement omschreef iemand vorige week de huidige gang van zaken in de Nederlandse politiek als the tragedy of the commons. Of de vergelijking volgens de kenners van dit begrip uit de rechtseconomie helemaal klopt, weet ik niet, maar ik snapte de omschrijving wel. Alle politieke partijen zitten gevangen in het systeem, eten ten eigen voordele de democratie als het ware leeg en kaal, en door niemand is dat te stoppen. Met bestuurlijke machteloosheid als gevolg en de democratie zelf uiteindelijk mogelijk als slachtoffer.
Een dag later, nadat bekend was geworden dat de populaire 50Plus-leider Henk Krol in zijn vorig leven als hoofdredacteur van de Gay Krant verantwoordelijk was voor het niet afdragen van pensioenpremies en als gevolg daarvan zijn Kamerlidmaatschap had neergelegd, verzuchtte iemand anders op de wandelgang: ‘Waar gaat de boze burger nu weer heen?’ Het was niet alleen een verwijt aan die boze burger, maar ook het toegeven dat politieke partijen die verantwoordelijkheid nemen voor beslissingen niet in staat zijn burgers mee te nemen in het beleid.
Nog een observatie vanuit de wandelgang: bij zo goed als alle gesprekken in de Kamer over de onderhandelingen van het kabinet met een aantal oppositiepartijen over de begroting van volgend jaar duiken de opiniepeilingen op. Het komt voor dat als ik refereer aan het aantal Kamerzetels van de twee coalitiepartijen, en zeg dat toch niet voorbijgegaan kan worden aan de Kamermeerderheid van vvd en pvda, mij te verstaan wordt gegeven dat die twee partijen die meerderheid meer kwijt zijn. Hoezo, zijn er verkiezingen geweest dan?
Democratie onder druk, stroperigheid van beleid, gebrek aan draagvlak, opiniepeiling als politiek feit op zich, het zijn voorbeelden uit de Haagse praktijk die de Belgische cultuurhistoricus en schrijver David Van Reybrouck zal herkennen. Van Van Reybrouck, bekend geworden met het boek Congo, verscheen vorige week Tegen verkiezingen.
Van Reybrouck maakt zich zorgen over de democratie. Die lijdt volgens hem aan een vermoeidheidssyndroom. Kijk naar de shutdown in de Verenigde Staten, naar de manier waarop Silvio Berlusconi de Italiaanse politiek tot voor kort in zijn greep had, naar een recente lange kabinetsformatie in België, naar de vele verkiezingen in korte tijd in eigen land die de laatste twee keer dan ook nog eens geen stabiele meerderheid opleverden, en er bekruipt je toch minstens de neiging om inderdaad vermoeid een zucht te slaken over de politiek als zodanig.
Zoals de titel van zijn boek al aangeeft, verzet Van Reybrouck zich tegen verkiezingen als zaligmakend en het enige dat telt als democratisch. Hij beschuldigt het Westen van ‘electoraal fundamentalisme’ dat de vorm aanneemt van ‘een nieuwe mondiale evangelisatie’. Voordat u gaat steigeren, denk even na over wat hij ook schrijft: ‘Wij minachten de gekozenen, maar aanbidden de verkiezingen’. Herkenbaar?
Als remedie stelt Van Reybrouck loting voor. Toen ik dat zelf zo, zonder verdere uitleg, las in een interview met hem, streek me dat tegen de haren. Gaan we weer. In de jaren negentig moesten gemeenteraden gaan gehoorzamen aan panels van deskundigen, nu zouden we geregeerd gaan worden door middel van loting. Alle gedeelde vermoeidheid ten spijt, dat leek me niet erg democratisch. Of betoonde ik me daarmee een electoraal fundamentalist?
In zijn boek blijkt Van Reybrouck echter voorstander, althans voor nu, van een gemengd systeem, een bi-representatief stelsel: een deel van de politici is gekozen, een deel ingeloot. Hij schetst een systeem dat veel meer behelst dan simpelweg een lotje trekken. Hier is te weinig plaats om daar heel uitgebreid op in te gaan. Lees zijn boek.
Geïnspireerd door dat boek stelde ik me voor dat naast de gekozen Tweede Kamer de Eerste Kamer zou bestaan uit 75 mensen die daar terecht zijn gekomen door loting. Dus niet de leden van een politieke partij die indirect zijn gekozen door leden van de Provinciale Staten, die zelf weer zijn gekozen na een opkomst bij de stembus van nog geen 56 procent zoals in 2011. Maar u en ik, bij toerbeurt. We zouden de kans krijgen om ons grondig te laten informeren en samen te discussiëren. We zouden niet bang hoeven te zijn dat we de volgende keer niet herkozen worden en we zouden ons niet hoeven te voegen naar partijpolitieke spelletjes.
Ik zag ook voor me hoe mensen om me heen die nu vaak klagen over de politiek als het lot op hen valt zich dan wel degelijk gaan verdiepen in maatschappelijke vraagstukken, de complexiteit ervan en de noodzaak niet alleen te handelen ten eigen voordeel. Naïef? Net als Van Reybrouck denk ik van niet. Echt kunnen meebeslissen en verantwoordelijkheid ergens voor dragen is wezenlijk anders dan kort gehoord worden bij een inspraakronde of op een partijbijeenkomst, want dat is vaak verworden tot een moetje.
Loting van volksvertegenwoordigers zou ook als voordeel kunnen hebben dat de polderpartners van nu zich breder moeten oriënteren. Ze hebben dan niet meer hun vaste aanspreekpunt in de Senaat. Zou een vakcentrale het zich dan nog kunnen veroorloven vooral oudere leden te hebben en vooral voor hun belangen op te komen? Ook zouden er nieuwe polderpartners kunnen opstaan en in gesprek kunnen gaan met de politiek, want maatschappelijk draagvlak komt dan uit de gelote Senaat, niet langer uit de ser. Dat kan ook het probleem van het primaat oplossen waar de politiek nu tegenaan loopt.
Haken en ogen zitten er ook aan het voorstel van Van Reybrouck. Maar als het democratisch vermoeidheidssyndroom breed wordt herkend, kunnen we niks doen en de neergang van de democratie als ons lot over ons heen laten komen, of we kunnen kiezen voor het lot. Laten we er minstens over doordenken.