Van Vossen, zelf ook een en al gretigheid om zich bij het gerenommeerde Ajax te bewijzen, heeft echter nog een onvoorziene hindernis te nemen: het ongebreidelde perfectionisme van trainer Louis van Gaal. Terwijl de loodgieter het water nog moet aansluiten en tuinmannen nog bezig zijn het gras in te zaaien, loopt de Ajax-trainer met een kritische blik door het aanstaande huis van het gezin Van Vossen. De Zeeuw drentelt als een schoolknaap achter zijn oefenmeester aan en geeft uitleg bij zijn bankstel-, behang- en eettafelkeuze. Onbewogen hoort Van Gaal de argumenten aan.
Dan gebeurt het. De Ajax-trainer blijft rondhangen in de keuken. Zijn blik glijdt van de aanrecht via de keukenkastjes naar het groenterek en vice versa. Van Vossen voelt de bui hangen: ‘Van Gaal vond dat een witte keuken toch niet zo paste bij het meubilair. Hij is zo iemand die dat dan ook zegt. Ja, we hebben zijn raad toen maar opgevolgd en iets anders genomen.’
Achteraf is de linkervleugelspits erg blij met de gewijzigde keuken. Van Gaals inrichtingsadvies sterkt hem in de mening met een bijzonder mens van doen te hebben: ‘Van Gaal is een wereldtrainer, die overal aanwezig is in de club. Hij weet alles, ziet alles, drukt overal zijn stempel op.’
NET ALS IN DE objectieve wetten van de binnenhuisarchitectuur gelooft Aloysius Paulus Maria Van Gaal (1951) in de objectieve wetten van het voetbalspel. Een geloof dat sterker is dan de ondoorgrondelijke wegen van de bal. Waar collega-trainers bij uitblijvende resultaten snel naar nieuwe tactieken en nieuwe spelers grijpen of zich van ellende in het vage hullen, blijft Van Gaal vierkant achter zijn aanpak staan.
Als hij in december 1992, meer dan een jaar na zijn aantreden, de vraag krijgt voorgeschoteld waarom Ajax nog steeds niet aan de top van de ranglijst prijkt, antwoordt hij: ‘Ik vind het onrechtvaardig dat Ajax niet bovenaan staat. Gezien de manier waarop wij spelen, attractiviteit voorop stellend, altijd aanvallend, en de moeilijkheidsgraad van de speelstijl.’ Over toenmalige nederlagen tegen PSV en Feyenoord: ‘Als je die wedstrijden analyseert, zijn die uitslagen discutabel omdat we in die wedstrijden veruit de betere ploeg waren.’ Zelfs na de pijnlijke Europacup-uitschakeling door AC Parma blijft hij geloven in de uitgestippelde lijn: ‘Ik word niet warm of koud van die nederlaag. Omdat ik weet waaraan het gelegen heeft.’ Deze commentaren leveren hem het predikaat ‘arrogant’ op. Het journalistenkorps vraagt zich af wat de Ajax-trainer bezielt. In de voetbalwereld geldt toch alleen het resultaat? Wie is Van Gaal om de harde cijfers te negeren? Maar als een vorst op weg naar zijn Utopia heeft de Ajax-trainer lak aan de realiteit: het bouwen aan zijn elftal - in Van Gaal-taal: teambuilding - mag niet worden verstoord door zure scribenten en ongelukkige nederlagen.
Het levensverhaal van Louis van Gaal begint vlakbij het Ajax-stadion: in de Watergraafsmeer. Als negende kind uit een katholiek gezin meldt hij zich als jongetje aan bij RKSV De Meer. Zijn jeugdtrainer van destijds, Cor Cocu, weet zich het baasje Van Gaal nog goed te herinneren: ‘Die jongens van zijn elftal hadden het zwaar met Louis. Hij vond dat hij de enige was die kon voetballen. En wanneer het niet naar zijn zin verliep, greep hij hoogstpersoonlijk in. Dat ging soms zover dat-ie zei: jongens, zal ik jullie nou eens bal geven van een hele goeie voetballer? Zo eigenwijs en zelfverzekerd was-ie.’
Later op het St. Nicolaasollege in Amsterdam-Zuid vult Van Gaal elke minuut pauze met voetbalpartijtjes op het grasveld. Volgens klasgenoot Gerard Klaassen wordt hij een ander mens zodra hij over het lage hekje stapt en de bal gaat rollen; met ijzeren vuist dirigeert hij zijn manschappen naar de juiste posities. Klaassen: ‘Qua karakter is de Van Gaal die iedereen nu kent precies dezelfde als dat jochie van onze school. Hij was een beetje grimmig, een beetje narrig. Het was geen jongen met wie je makkelijk in een deuk lag. Hij had steeds een duidelijk doel voor ogen en ging daar voor zijn leeftijd heel bewust en efficient op af.’
Van Gaals dominante aanwezigheid en zijn heldere kijk op het spel lopen niet helemaal parallel met zijn voetbalcapaciteiten. In zijn opmars naar Ajax’ eerste elftal wordt hij gestuit door een wat plompe lichaamsbouw, die hem de snelheid en wendbaarheid onthoudt die nodig is voor topvoetbal.
GEPLAAGD DOOR DEZE speling der natuur raakt Louis op een zijspoor en komt hij in de marge van het profvoetbal terecht, eerst bij Telstar, dan bij FC Antwerp en later voor vele jaren bij Sparta. Guy Thijs, ex-bondscoach van Belgie en FC Antwerp, over het ontbrekende puzzelstukje van de voetballer Van Gaal: ‘Hij kon goed koppen. Technisch was hij een begaafde voetballer. En tactisch inzicht had hij ook. Alleen was Louis wat aan de zeer trage kant, dat had met zijn morfologie te maken. Het was moeilijk om met hem op de tegenaanval te spelen. Daar was hij te langzaam voor.’
Niettemin legt zijn halfgeslaagde voetbalcarriere de basis voor zijn uitzonderlijke trainerskwaliteiten. Terwijl andere talentjes zich in een bad van ouderliefde en beginnende roem aan het voetbal wijden, begint Louis van Gaal noodgedwongen te bouwen aan een maatschappelijke positie. Hij start een opleiding aan de Academie voor Lichamelijke Opvoeding en kort daarna, als zeventienjarige, staat hij reeds als gymleraar voor de klas.
Zijn debuut vindt plaats in wat wel bekend staat als het spookhuis van het onderwijs: de LTS. Waar ervaren docenten mentaal geknakt door de schoolgangen van LTS Don Bosco sloffen, draaft Van Gaal daadkrachtig naar gymlokaal en sportveld. Dan al beschikt hij over zoveel overwicht en geestelijke volharding dat hij zelfs de harten der klieren en minder begaafde pupillen weet te stelen. Met de handen doodkalm op de rug treedt hij - zelf nog puber - zijn leerlingen tegemoet. Oud-leerling Patrick Altelaar: ‘Wat hij voor had, was dat hij heel veel geduld had. Hij liet zich door niks van de wijs brengen. Als we gingen honkballen kon zo'n beetje de helft van de klas niet slaan. Van Gaal ging dan net zo lang door tot iedereen het kon. Dat was het extra dat hij had.’
Zijn hele profcarriere lang blijft Van Gaal het voetbal combineren met zijn functie van leraar. Een hard bestaan waarin hij dagelijks uit de roze wolk van het betaalde voetbal valt, middenin de sociaal-realistische zweetgeur van de gymzaal. Jaar na jaar maakt hij er kennis met de dromen, verwachtingen en gevoeligheden van de jongensziel.
Met deze kennis op zak zal Van Gaal aanvankelijk uitgroeien tot een omstreden trainer, die door tegenstanders als ‘sekteleider’ wordt bestempeld en door sympathisanten wordt beschreven als ‘hard, consequent en eerlijk’. Van Gaal meent dat hij zijn spelers in een rustige omgeving ter hand moet kunnen nemen. Daartoe begint hij zijn pupillen systematisch af te schermen van het voetbalcircus, waarin legertjes journalisten, sponsors en maffiose spelersmakelaars als ijdele aapjes ronddartelen. ‘Als je veiligheid kunt creeren, ga je betere en constantere prestaties leveren’, aldus Van Gaal.
De maatregelen lijken onschuldig, maar langzamerhand ontstaat er een nieuwe Ajax-mens wiens hele leven gericht is op topprestaties. Allereerst wordt het spelershome, de ruimte waar de spelers zich na de wedstrijd kunnen ontspannen, verboden terrein voor buitenstaanders. Bij de ingang verschijnt een Ajax-uitsmijter die onbevoegden de toegang verspert. Zelfs oud-spelers als Sjaak Swart en Jan Mulder mogen de nieuwe vedetten alleen nog van een afstand een Spaatje Rood zien drinken met vrouw en kinderen.
Een andere maatregel is de verplichte mediatraining. Veronica-presentatrice Elsemieke Havenga leert de Ajax-selectie de do’s en don'ts van krante-interview en tv-optreden. Dit leidt tot koddige scenes. Bijvoorbeeld als Ajax-ster en beginnend mediacursist Patrick Kluivert tegenover Harry Vermeegen minutenlang volhoudt dat hij niks mag zeggen. ‘Van wie niet?’ vraagt Vermeegen. Kluivert lacht: ‘Ik mag niks zeggen.’ Vermeegen: ‘Ah, doe niet zo gek!’ Kluivert, weer lachend: ‘Ik kan er ook niks aan doen…’ Vermeegen: ‘Dus wat je nu staat te doen mag eigenlijk niet?’ Kluivert: ‘Je hebt gelijk. Ik mag niks zeggen.’
Naast de strenge bewaking van zijn spelersgroep, denkt Van Gaal ook aan de lange termijn. Om zeker te zijn dat er in 2005 ook elf Ajax-mensen voorradig zijn, zet hij een wetenschappelijk jeugdplan op de hard disk van de Ajax-computer. Het is een schiftingsmodel waarbij alleen de talentjes die fysiek, mentaal en technisch tweehonderd procent functioneren een akkorderend ‘bliep!’ te horen krijgen. Voor de vacature van ‘hoofd jeugdopleiding’ trekt Kaiser Louis vervolgens de hard-boiled Co Adriaanse aan, die plechtig belooft Van Gaals voetbalvisie als een brave printer te reproduceren.
De stelling dat Van Gaal bouwt aan ‘De Nieuwe Mens’ klinkt wellicht hysterisch, maar de praktijk wijst uit dat hij een eind op streek is. Dure aankopen als Van Vossen (Anderlecht), John van den Brom (Vitesse) en Marcio Santos (Fiorentina) zouden voor elke Europese topclub een aanwinst zijn. Maar bij Ajax zitten ze voornamelijk op de reservebank, als leerlingen die zijn teruggezet naar de laagste klas van de Ajax-academie. ‘Hij speelt nog niet genoeg in het teambelang’, krijgt Van Vossen te horen als hij na oogstrelende rushes soms de bal inlevert. ‘Ik heb veel waardering voor de kwaliteiten van Van Vossen, maar die impulsieve, slordige momenten moeten eruit. Dat is mijn taak als trainer’, verklaart Van Gaal.
OOK DE PRESTATIES van de Ajacieden in het Nederlands Elftal voeden het idee dat Van Gaal een holistische hogeschool met torenhoge buitenmuren heeft gecreeerd. Als verloren schaapjes dolen zijn vedetten rond in het Oranje-elftal. Na blamerende nederlagen tegen Tsjechie en voetbaldwerg Wit-Rusland luidt de conclusie dat de Ajacieden de weg kwijtraken zodra ze de Ajax-cocon verlaten. ‘Hiddink (bondscoach van het Nederlands Elftal - hvw) laat je vrijer dan Van Gaal. Misschien dat we dat niet aankunnen’, oppert Ajacied Ronald de Boer.
Maar Van Gaal bestrijdt het beeld dat hij bezig is een bloedeloos, ja-knikkend collectief te creeren. Dat de spelers publicitair voortdurend op hun qui vive moeten zijn, wordt zijns inziens goedgemaakt door de open communicatie binnen de groep. Sterker nog: hij eist dat zijn spelers meedenken. ‘Ik vind dat er altijd sprake moet zijn van een wisselwerking, van een dialoog en nooit van een monoloog. Dat is de eerste regel die een leidinggevende zich moet stellen. Het is niet alleen fatsoenlijk, je doet er als coach ook je voordeel mee. Want spelers hebben ook kennis van het spel en zij komen soms met hele goede ideeen.’
De Ajax-trainer gaat er prat op dat de spelers, binnen zijn model, naar sociale volwassenheid toe groeien. De oud-gymleraar heeft zijn lessen pedagogie nog immer paraat. Welke trainer kan het mooier uitleggen dan hij? ‘Teambuilding is het ondergeschikt maken van jezelf aan het systeem met inachtneming van de kwaliteiten van jezelf en de medespelers in relatie tot de tegenstander. Spelers moeten leren oog te hebben voor elkaars positieve en negatieve kwaliteiten. Reiziger moet anders voetballen wanneer Kanu op zes speelt dan wanneer Seedorf daar staat. Ik moet ervoor zorgen dat de spelers elkaars kwaliteiten zodanig kennen dat ze mindere punten camoufleren ten behoeve van het elftal. Al die radertjes moeten zo goed mogelijk in elkaar passen.’
Wie deze woorden goed beluistert, hoort de softe jaren zeventig meeklinken. Het geloof in maakbaarheid. Logisch dat Van Gaal, in de kilte van het postmodernisme, aan het uitgroeien is tot icoon van de progressieve goegemeente. Was het niet Pieter Broertjes, hoofdredacteur van de Volkskrant, die onlangs zuchtte dat ‘de maatschappij wel wat meer types als Louis van Gaal’ kan gebruiken? En ook Freek de Jonge ziet de Ajax-trainer helemaal zitten. Van hem mag Van Gaal als opperhoofd van Nederland worden aangesteld: ‘Een tijdelijke dictator die met een lange-termijnvisie even wat zaken kan regelen. Een prettig idee, of liever: een prikkelende gedachte.’
OF ZIJN METHODEN nu deugen of niet. Wie deze vraag terzijde legt, moet constateren dat Van Gaal een voetbaltrainer is, misschien wel de eerste uit de geschiedenis, die een coherente visie heeft en een dito beleid voert. Dat zo iemand overleeft in de geheugenloze wereld van het topvoetbal is nog nooit vertoond. En juist in die krachtproef ligt dan ook zijn allergrootste verdienste.
Zelfs Van Gaal wil wel toegeven dat juist het stijf houden van zijn poot het allerzwaarste is geweest, veel zwaarder dan het maken van opstellingen, het instuderen van spelpatronen en het incasseren van doelpunten. ‘Op de avond voor mijn aanstelling, op 29 september 1991, heb ik het met mijn vrouw besproken. Zou ik het doen zoals ik vind dat het moest gebeuren of geleidelijk aan? Ik vond dat ik het meteen moest doen. Toen zei zij: “Dat is ook zo. Je moet jezelf nooit verloochenen.” En daar gaat het om. Als je een visie hebt, moet je het doen met hart en ziel. Ik wil nooit marchanderen met mijn eigen opvattingen. Natuurlijk had ik bepaalde zaken voorzichtiger kunnen brengen dan ik heb gedaan, maar dat past niet bij het karakter Louis van Gaal.“
Inmiddels heeft de erelijst van Van Gaal bovennatuurlijke vormen aangenomen. In de PTT/Telecompetitie is Ajax al anderhalf jaar ongeslagen en in de Champion’s League won het vorig seizoen, eveneens ongeslagen, de Europacup I. Ook dit jaar heeft nog geen nationale of internationale topclub de Amsterdamse goden kunnen verslaan.
Sportcolumnist Jan Mulder vind het de hoogste tijd om open kaart te spelen: 'Louis van Gaal is aan zichzelf verplicht om op de persconferenties hardop te zeggen dat Ajax onoverwinnelijk is. Maar hij, die alles bij de naam noemt, de coach die klinisch precies te werk gaat, acht zich te klein voor het allerhoogste: onoverwinnelijkheid. Terwijl Ajax onoverwinnelijk is. Zeg het dan ook! Zeg dat niemand nog een schijn van kans maakt, dan is er voor ons weer een beetje spanning: zal Ajax geklopt worden?’