Voor de zoveelste keer was het Lowlands-festival, dit weekend in Biddinghuizen, dit jaar uitverkocht op de dag dat de voorverkoop begon. Dat is inmiddels zo vaak gebeurd dat het normaal lijkt, maar het blijft wonderlijk: dat er festivals bestaan die zoveel karakter hebben, dat ze uitverkopen zonder dat er ook maar een naam bekendgemaakt hoeft te worden. Het Britse Glastonbury-festival heeft dat bijvoorbeeld eveneens, maar hier speelt iets mee dat bij Lowlands geenszins het geval is: de wetenschap dat een van de allergrootste namen ter wereld er zal staan. Op Lowlands staan geen stadion-acts. Het programma lijkt ook dit jaar weer op dat van het Belgische Pukkelpop, maar dan zonder topact Eminem.
Naar Lowlands ga je niet voor bands, maar voor Lowlands. Zoals je inmiddels ook naar Into The Great Wide Open gaat voor dat festival, en naar het nieuwe Best Kept Secret. Allemaal festivals die veel aandacht schenken aan aankleding, sfeer, aan beleving.
De documentaire Life @ Lowlands van Lisa Boerstra, afgelopen weekend te zien bij de vpro, deed een poging te ontrafelen wat dat dan ís, dat ‘Lowlandsgevoel’. Ze volgde daartoe twee groepjes: een gezelschap zeer ervaren begin-veertigers, en een clubje zeventienjarige meisjes uit een dorpje in de Achterhoek. Al snel werd duidelijk: die beleving verschilt per bezoeker. De meisjes hebben deels een vergelijkbaar, maar deels ook een heel ander weekend gehad dan de veertigers, al liepen ze drie dagen op hetzelfde veld. Dat lijkt een open deur, maar was het niet lang geleden niet. Grote popfestivals waren nog niet lang geleden zoals kleine nog steeds zijn: een veld met daarop een groot podium, aan de zijkanten van dat veld een bar en een frietkraam, en op het affiche een naam of tien, naar boven oplopend in faam en corpsgrootte. Das war einmal. Festivals die daar nog steeds op lijken, Pinkpop bijvoorbeeld, die moeten het alleen hebben van de namen op dat affiche. Zijn die aansprekend, dan staat het veld vol. Zijn ze dat niet, dan niet. Bezoekers komen voor de bands, want meer is er niet. Bier kun je ook drinken in de kroeg, frieten krijg je bij de snackbar. Ze lijken inmiddels ouderwets en boertig, de festivals van de oude school, overblijfselen uit een wereld waarin iedereen ook tegelijk naar hetzelfde televisieprogramma keek.
De aanblik van het Lowlands-terrein, dat wonderlijke, bonte dorp vol grote en kleine tenten, oneindige eetkramen, theaterartiesten, de charme van de kneuterigheid (Pannenkoeken! Een draaimolen!), zelf georganiseerde lol (waterpistolengevechten!), het goede leven (een sauna!) en een strak geplande wirwar van gevestigde namen (Slayer, Jeugd van Tegenwoordig), nieuwe helden (Kendrick Lamar) en vooral veel bands en acts om te ontdekken, die heeft de toon gezet voor andere festivals in Nederland. Ze zijn verlowlandst. Ook festivals met een iets conservatievere manier van boeken en een vooral regionaal publiek (Paaspop in Schijndel, bijvoorbeeld) zijn kleine Lowlandjes geworden.
Niet dat Lowlands zelf stilstaat. Grofweg gaan de dertigers en veertigers nog steeds voor de bands en de middag en avond, en de tieners en twintigers voor de dance en de nacht. Ze komen en gaan in ploegen, de Lowlands-gangers anno 2013, ze vullen de vrijwel volledige 24 uur van de dag, en af en toe botsen ze op elkaar, allebei verzonken in het dagprogramma op de Lowlands-app op hun iPhone.
Lowlands, 16, 17 en 18 augustus, Biddinghuizen