Vorige week was ik in Londen met een werkgroep onder de naam ‘Is Finance Fit for Purpose?’. Tja, waar is de financiële sector eigenlijk goed voor? Werkt ze zoals dat zou moeten? Op initiatief van de ESRC (de Britse Organisatie voor Wetenschappelijk Onzerzoek) hadden we er een dag voor uitgetrokken om van elkaar te horen welke vraag nu echt urgent genoeg is om er onderzoeksgeld aan te besteden. De argeloze buitenstaander zou zich kunnen afvragen waarom na tien jaar nog steeds niet duidelijk is of de financiële sector ‘goed werkt’. Trouwens, ook menige insider vraagt zich tandenknarsend af wanneer het kwartje nu eens valt.
Een paar dagen later stonden de weekendkranten vol met stukken over ‘lessen leren uit de crisis’. Op de volgende bladzijde las je dan van een specialist dat het nu gevaarlijker is dan in 2007 – en meestal ook dat hij hier al jaren voor waarschuwt. De ‘lessen’ die zo breed uitgemeten werden zijn inderdaad al lang bekend. Dat betekent niet dat we alles snappen, maar wetenschappelijk is er consensus over een aantal zaken waarmee toch niets gedaan werd.
De echte vraag is dus niet wat de lessen uit de crisis waren, maar waarom we er niets mee doen. Het antwoord is zo oud als Homerus: het Cassandra-effect. De brenger van slecht nieuws is impopulair, de oplossingen zijn dat ook. En de crisis was slecht nieuws, omdat het een systeemfout in onze economie blootlegde die pijnlijke verandering vereist. We waren te veel op makkelijke schuldgroei gaan vertrouwen voor onze welvaart. We hadden een maatschappij gekregen waar bankiers, verzekeraars en vastgoedjongens toenemend de dienst uitmaakten, ook via de politiek. Het gevolg was een steeds schevere verdeling van rijkdom, verlies van innovatie en hoogwaardige werkgelegenheid, uitholling van het publieke domein en de gemengde economie, een groeiende kloof tussen politiek en volk, en dus toenemend populisme.
Die systeemfout vereiste diepgaande verandering die de gevestigde belangen zou raken. Krachtig leiderschap met langetermijnvisie was daarvoor noodzakelijk. Het is moeilijk je iemand voor te stellen die daarvoor minder geschikt is dan Mark Rutte. Helaas stond hij aan het hoofd van drie kabinetten sinds de crisis.
Wat zijn de lessen die we wel kennen maar niet uitvoerden? Het subsidiëren van schuldgroei moest afgebouwd worden. De hypotheekrenteaftrek is slechts één van de manieren waarop schuld nog steeds wordt gesubsidieerd. Ook bedrijven steken zich diep in de schulden vanwege fiscale voordelen en kunstmatig lage rente. De verhouding tussen maximale schuld en huizenprijs moest omlaag, zodat de huizenprijzen niet weer de pan zouden uitrijzen als de economie aantrok. Die verhouding ligt nog steeds op honderd procent. We zitten dus inderdaad midden in de volgende boom.
Echte innovatie en investeringen moesten gestimuleerd worden. Maar de Nederlandse Investeringsinstelling die in 2014 pas werd opgericht, heeft dat nauwelijks gedaan en werd afgelopen mei weer opgeheven. Ze wordt komend voorjaar vervangen door een Nederlandse Investeringsbank. Te weinig en te laat, lijkt het.
De macht van financiële instellingen en het grootbedrijf moest ingedamd worden, om ruimte te scheppen voor meer diversiteit en dus veerkracht in de sector. Niets daarvan: veel kleine banken gingen failliet, de grote werden gered zonder tegenprestatie. We kregen wel een lachwekkende bankiers-eed, en wetgeving waaraan bankiers zelf meeschreven. De belasting op inkomsten uit financieel kapitaal (zoals dividenden) moest omhoog (gaat omlaag), de ontmoediging van werk en economische activiteit via loonbelasting en btw moest omlaag (ging omhoog). Belastingontwijking moest aan banden worden gelegd. Brussel probeerde dat, maar Den Haag traineerde het ten bate van de BV Nederland, marktleider in brievenbussen en sluiproutes. Pas onder druk van de Paradise Papers moest Rutte dat erkennen. Om even later de dividendbelasting af te schaffen.
Zo gaat het maar door. Met als gevolg dat we continu bang moeten zijn voor de volgende klap. Dat tien procent van de Nederlanders moeite heeft rond te komen, zelfs in de boom die we nu meemaken. Voor wie draait de economie eigenlijk?
We weten wat ons te doen staat, maar het gaat tegen de gevestigde belangen in en het vraagt langetermijndenken. Want Cassandra had nog een probleem: haar sombere profetie klopte, maar kwam niet onmiddellijk uit. Tegenstanders konden haar dus makkelijk wegzetten als pessimist en de kop weer in het zand te steken. Troje stond er immers nog.