Bachelor pad. Het is een bijna onvertaalbaar begrip, maar van Angelsaksische deskundigen heb ik begrepen dat het neerkomt op: een luxueus optrekje van een bemiddelde vrijgezel, heteroseksueel van opzet en uiterlijk, bedoeld om dames te ontvangen. Daarvoor zijn een paar ingrediënten onontbeerlijk. Een zwembad waarin de gast (v) kan ronddobberen, een rond bed van megaformaat en een keuken die van alle gemakken is voorzien, hoewel het niet de bedoeling is dat er echt gekookt wordt. Je moet er een fles champagne kunnen ontkurken.

In de spionnenkomedie The Silencers uit 1965, een parodie op de eerste James Bond-films, bedient zanger/acteur Dean Martin zo’n kingsize bed – want afstandsbediening is het nieuwste van het nieuwste – maar verliest vervolgens de controle over het mechaniek. Het ronde bed schuift langzaam maar zeker het zwembad in, en weg is de betovering van de bachelor pad. Nat en droog moeten wel een beetje gescheiden zijn.

James Bond dus, potentiële bewoner van zo’n vrijgezellenflat. Ware het niet dat hij eerder een man zonder vaste woon- en verblijfplaats is. Een dubbelagent die de ene hotelkamer verwisselt voor de andere, en het ‘mannenboudoir’ overal ter wereld in het leven roept, uiteraard met behulp van pinups in bikini. Begrijpelijk dat de camera inzoomt op de lichamelijke kwaliteiten van de dames en minder op het interieur, maar wie daaraan voorbijgaat ziet fraaie staaltjes futuristische architectuur passeren. Gebouwen die de zwaartekracht lijken te tarten, of gelijkenis vertonen met een ruimteschip.

De ronde kliniek, bedoeld voor vrouwen die aan wellness toe zijn (lang voordat dat een begrip werd), uit On Her Majesty’s Secret Service (1969) op de top van een berg in Zwitserland, is zo’n adembenemend decor, net als het Guggenheim Museum in Bilbao. De stad Bilbao moet een fortuin betaald hebben voor zijn city promotion om het ongeremde gebouw van Frank Gehry een rol te laten spelen in The World Is Not Enough (1999). En dat alleen om Pierce Brosnan van de titanium gevel te laten abseilen.

Ook al komt de architectuur slechts kort in beeld, het is voldoende om een indruk te krijgen van de wereld van de toekomst, van het benijdenswaardige kosmopolitische bestaan dat James Bond in zijn films moet uitstralen. Het meest aansprekend in dat opzicht is het Elrod House van de architect John Lautner in Palm Springs. De villa was in 1968 nog maar nauwelijks opgeleverd of het werd door setdesigners geïntroduceerd in Diamonds Are Forever (1971). Lautner, die zich liet inspireren door Frank Lloyd Wright, moest een woest stuk natuur laten egaliseren om de villa te kunnen verwezenlijken, en wat hij aan rotsblokken niet kon verwijderen, integreerde hij in het interieur. Dat had Wright ook al gedaan bij zijn buitenhuis Fallingwater.

Lautner en zijn collega’s Bruce Goff en Eero Saarinen waren in de jaren zestig de ultieme vormgevers van de American dream. Hun buitenhuizen blonken uit in bijna onaards design bestaande uit golvende daken, vloeiende overgangen tussen binnen en buiten en vooral het tarten van barre natuurlijke omstandigheden. Niet zelden overschreden ze een grens. De befaamde criticus Charles Jencks noemde Bruce Goff ‘de Michelangelo van de kitsch’, door de manier waarop hij het hoogpolig tapijt de zitkuil liet bedekken en verder liet overgaan in plafonds en wanden. Oranje matten op het dak, gigantische bedden opgehangen aan pylonen, goud in de badkamers en deuren met glazen kralen en lovertjes: het kon allemaal niet op. Na een grondig onderzoek van Princeton University weten we sinds kort dat hier een naam voor is: Playboy Architecture. Dat hoogpolig tapijt, dat knuffel­interieur, is de rode draad van de architectuur die Playboy propageerde. Het is een detail op de talloze foto’s die zijn verzameld op de verrukkelijke expositie in het NAI Maastricht – naast alle objecten, settings en originele magazines.

James Bond, dat zal duidelijk zijn, is de ultieme playboy, en zijn schepper Ian Fleming kreeg in de jaren vijftig en zestig de kans dat in het magazine breeduit te etaleren. Bij Playboy-architectuur denk je uiteraard in eerste instantie aan vrouwen in en zonder niemendalletjes, maar een heel tijdschrift daarover moet Hugh Hefner te eenzijdig hebben gevonden. Vanaf 1953 heeft hij Playboy een setting aangeboden die reikte van de juiste manchetknoop tot de convertible car, van de handsfree telefoon in de vorm van een banaan tot de ideale nachtclub. Een editie uit 1962 met de gedroomde bachelor pad en andere interieuradviezen is de best verkochte uit de geschiedenis van Playboy.

Het interieur met al zijn moderne design is een poging om een luchtig weerwoord – om niet te zeggen toevluchtsoord – te bieden aan de man die in die jaren bedreigingen boven het hoofd hing. Eerst de Korea-oorlog, daarna de Koude Oorlog en vervolgens Vietnam. Voor de troepen aldaar werden rantsoenen gedropt, waarvan Playboy een vast onderdeel was. Ik maak me sterk dat de soldaten niet zozeer in de architectuur waren geïnteresseerd.

In Hefners droomwereld hing alles met elkaar samen. Kantoor, club, buitenhuis (prachtig aangeduid als hideaway) en villa vertoonden een doorlopende lijn, een grand idea. Zo zijn bepaalde stoelen uit die tijd, zoals de vlinderstoel van Hardoy en de Womb Chair, bedoeld voor vrouwen om zich naakt maar tegelijk bedekt in te nestelen, terwijl een man haar vanuit een draaifauteuil kan observeren. Kijken en bekeken worden, daar draait het om in de Playboy-interieurs, direct maar meestal indirect via spiegels en camera’s, of taperecorders die opgenomen gesprekken kunnen terugspoelen.

Het Elrod House voert een ander ideaal van Hefner op, dat van de grotto. Dat is een zwembad met een afgeschermd gedeelte, waardoor de fantasie over de naakte vrouw en haar gastheer haar werk kan doen. ‘Wat zich in de grot afspeelt, blijft in de grot’, was een vaste slogan van Hefner. In zijn ontwerp voor The Playboy Mansion gaf een onder water geplaatst raam bezoekers uitzicht op de playmates die het bassin ingleden.

Het spreekt vanzelf dat het gigantische bed het middelpunt vormt in het Playboy-huis. Daar moet de hardwerkende man tot rust komen, met een tipje van de vinger de apparatuur kunnen bedienen, zoals de airconditioning en de gordijnen. Lounging was lang voordat het een gangbaar begrip was al een idee van Hefner. Hij omschreef tot in de millimeters nauwkeurig de lengte, breedte en hoogte van het bed: ‘six feet wide, six feet long and 16 inches above the floor.’ De kast boven het bed diende de stereo te herbergen maar ook een makkelijk te bereiken boekenkast met daarin Playboy, Punch en Proust. Punch, tussen haakjes, was het succesvolle moppen- en cartoonblad uit de jaren zestig en zeventig, waar de man tijdens gesprekken op kon terugvallen.

Terug naar de architectuur: materialen als gietbeton, gebogen hout en glas, veel glas, schiepen de voorwaarde voor buitenissige villa’s en kantoren. Frank Lloyd Wright had het pad geëffend naar een countryhouse dat zich onttrekt aan de natuur door enorme, tegen sneeuw bestendige daken, maar tegelijk de natuur binnenhaalt. Dat deed hij met flagstones en ruw gemetselde muren, die afsteken bij het tapijt op de vloer of een glazen salontafel. De playboy, namelijk, is een stedeling, die niet zijn weg baant door doornig struikgewas maar de natuur gebruikt om de stad even te ontvluchten. Liefst wel voor de open haard met een haardkleedje.

Hefner maakte dankbaar gebruik van dergelijke decors voor zijn fotoreportages en ging ook verder. In 1972 bouwde het ontwerperscollectief Ant Farm het House of the Future aan een meer bij Houston. Het huis bestaat uit onregelmatig gevormde, uitbollende ruimten, voorzien van ingebouwde televisies en geluidsinstallaties. Hoog gelegen is de slaapkamer waar tafels en banken versmolten zijn met de vloer. Het is een kenmerkend aspect van de jaren zeventig, het doorlopend design waarvan de zitkuil het beste voorbeeld is geworden.

Het exterieur van het House of the Future laat niets aan de verbeelding over: hier zien we een fallus en teelballen aan de oever van het meer, waar de ballen zijn voorzien van (ronde) ramen. De erotische architectuur kreeg de naam Texas Time Machine. Een gepaster speelhol voor de vrijgezel is nauwelijks denkbaar, alleen is de tijd niet barmhartig geweest voor de villa. Zoals de preutsheid om zich heen heeft gegrepen en Playboy niet langer een tijdschrift voor miljoenen is, zo kwijnt deze natte Amerikaanse droom weg aan het meer.

Wat is er over van dit ideaal? Meer dan je zou denken. De interieurs van de serie Mad Men zijn een letterlijke vertaling van Hefners utopie. Met name de lichte kleurrijke kantoorvertrekken zijn de gedroomde habitat van de moderne man – niet zozeer het thuis van Bets en Don waar het enige moderne het geruite behang zou kunnen zijn, een ruit die refereert aan Burberry. Hipper is het interieur van compagnon Pete en zijn vrouw, dankzij de opengewerkte wanden, de Womb Chair en de houten artefacten.

Het is goed te verklaren waarom de Playboy-architectuur en het Playboy-interieur een succes zijn – nog steeds, als je afgaat op de replica’s ervan in de hedendaagse horeca en de architectuur waar vloeren doorslingeren in wand en plafond. ‘The future is easy, but what about the now?’ zingt de hoofdpersoon in de nieuwe opera Written on Skin. Hoe toepasselijk. De crisis is zo veelomvattend en ongrijpbaar dat we het nu liever van ons afschudden en wegdromen in de toekomst, omdat we niet weten hoe die eruitziet. Als grotto: wie zal het zeggen?


Playboy Architecture, tot 10 februari in NAIM/Bureau Europa in Maastricht