Lino Capolicchio en Dominique Sanda in de verfilming van Giorgio Bassani’s boek De tuin van de familie Finzi-Contini, regie Vittorio De Sica, 1970 © Documento film

‘Met de tijd zijn het er minder geworden, maar toch valt ook weer niet te zeggen dat maar weinig mensen in Ferrara een herinnering bewaren aan dokter Fadigati.’

Een monumentale beginzin, die zo klassiek aandoet dat hij je alleen al qua vorm terugbrengt naar een ander tijdperk. Iemand gaat tegenover je zitten en neemt je in vertrouwen, zo leest deze opening van Giorgio Bassani’s roman De gouden bril (1958). Er is geen complexe structuur, geen begin waarmee de auteur de lezer wil shockeren of meteen een scène in wil trekken – tips die vaak opduiken in schrijfcursussen en ook best legitiem klinken, maar bij zulke adviezen betrap ik mezelf toch ook op de gedachte: tja, als iedereen ze opvolgt, levert dat natuurlijk nogal saaie, eenvormige verhalen op. Anders gezegd: gelukkig heeft Bassani (Bologna, 1916-2000) afgelopen eeuw een volwaardig oeuvre geschreven zonder zich ook maar iets van die adviezen aan te trekken.

Dokter Fadigati dus. De hoofdrolspeler in Bassani’s subtielste, meest afgewogen boek. Slechts honderd bladzijdes heeft hij ervoor nodig om de laatste periode uit het leven van deze dokter te beschrijven, opgetekend door een jonge joodse student: we lezen hoe Fadigati in 1919 als buitenstaander naar Ferrara kwam, de bescheiden, mooie stad in Noord-Italië die tegenwoordig een deel van zijn bekendheid dankt aan Bassani’s werk. Daar, in die gemeenschap met overigens veel joodse inwoners, verwerft Fadigati in De gouden bril het nodige aanzien; hij is een deftige heer en leeft op stand. Tot verhalen de ronde beginnen te doen: die dokter, valt die niet op… mannen?

Prachtig maakt Bassani de kentering van zijn tragische hoofdpersonage duidelijk, zonder enig oordeel te vellen of het leed uit te smeren: tot aan het einde toe blijft hij schrijven alsof hij tegen je spreekt, een op een, geen poespas, kalm en onmiskenbaar melancholisch. Hoe Fadigati er alles aan doet om dicht bij de lokale bevolking te komen, bij de mannen, de jongens. Hoe hij langs de tennisbaan in Ferrara gaat staan waar ontzettend onbeholpen wordt getennist en waar hij niettemin de meest enthousiaste kreten uitkraamt: ‘Goeie bal!’ ‘Maar net uit!’ ‘Zonde!’ En hoe hij daarna, of eigenlijk op dat moment al, steeds verder in een sociaal isolement raakt, van geliefd verandert in afgezonderd, van afgezonderd in verguisd.

De gouden bril is een nagenoeg perfecte novelle. Ontroerend maar nergens sentimenteel, subtiel maar nooit saai. En wat de boel extra onder spanning zet, wat het hele verhaal net een fatale duw geeft en boven elke vorm van particuliere geschiedenis uittilt: het fascisme dat op de achtergrond sluimert en gist. Zoals altijd bij Bassani, die zelf overigens eveneens uit een welgesteld, joods milieu kwam en goeddeels in Ferrara opgroeide. In zijn werk wordt het fascisme dikwijls geïntroduceerd via bijzinnen en terloopse mededelingen, het laat zich aanvankelijk best over het hoofd zien – Bassani’s personages zijn vaak zo in beslag genomen door hun dagelijkse gang van zaken, een onbeantwoorde liefde, een strandende relatie, kleinschalige familieperikelen, dat de buitenwereld pas doordringt als het echt niet meer anders kan.

Wanneer bijvoorbeeld in zijn bekendste roman De tuin van de familie Finzi-Contini (1962) de lokale tennisclub joden voortaan buitensluit, trekken de welgestelde Finzi-Contini’s zich gewoon terug op hun luxueuze landgoed: daar hebben ze een privé-tennisbaan. Dit gegeven vormt de basis voor alweer zo’n ontroerend en vooral opvallend modern aanvoelend verhaal, beschreven in die typische Bassani-stijl: secuur en verdrietig, zonder serieuze hoop op een goede afloop. Stapsgewijs trekt de Italiaanse auteur namelijk elke keer weer de omslaande politieke sfeer zijn proza in, meestal verteld door een terugblikkende (en alweer: joodse) jongen. Die is niet geïnteresseerd in de politieke context van zijn tijd of de maatschappelijke implicaties van het gedrag om hem heen. Nee, hij heeft belangstelling voor de personages over wie hij vertelt, bijvoorbeeld voor die familie Finzi-Contini, met name voor de dochter des huizes. Op wie hij, en ook dat komt meer dan eens terug in Bassani’s fijnzinnige romanwereld, nooit helemaal greep krijgt.

Mensen, daar gaat het om bij Bassani. Geen uithangborden van politieke stromingen of symbolen voor een veranderende tijdgeest. Nee, gewone, geloofwaardige mensen met vrij alledaagse, soms banale verlangens. Mensen aan wie niets mankeert, mensen die maatschappelijk gezien vaak een respectabele positie bekleden, mensen die zich al vertellend en schrijvend zo scherp mogelijk proberen te herinneren, mensen die nog veel in hun mars hebben en vandaag de dag moeiteloos zouden meedraaien in de bovenste lagen van de samenleving. Maar Bassani’s verhalen spelen zich niet af in de huidige wereld, ze gaan over een vervreemdende, steeds gevaarlijkere tijd waar zijn personages uiteindelijk niet aan kunnen ontkomen.

Mensen, daar gaat het om bij Bassani. Gewone mensen met vrij alledaagse, soms banale verlangens

In de fraaie, korte roman De reiger (1968) volgen we een joodse advocaat tijdens de laatste dag van zijn leven, pal na de Tweede Wereldoorlog; hij wordt dusdanig geteisterd door herinneringen aan de jodenvervolging en rassenwetten, dat hij tijdens het beeldend beschreven jagen op reigers geen schot gelost krijgt – pagina na pagina verdwijnt meer van zijn levenslust. Achter de deur (1964) vertelt zeer invoelbaar het verhaal van een welwillende tienerjongen in de jaren dertig, die op school plots wordt buitengesloten vanwege zijn joodse identiteit. Ook Fadigati is hoofdzakelijk een ontroerend, bijzonder menselijk figuur, tot hij na een tijdje, net als de familie Finzi-Contini trouwens, gewoonweg niet meer om Mussolini’s politiek heen kan leven; het bestaan wordt voorgoed ontregeld en aangetast.

Dat maakt de verhalen niet alleen somber van toon, maar ook werkelijk tragisch: Bassani’s personages doen in essentie niets verkeerd. Ze worden niet ingehaald door een geheim of afgestraft voor eigen fouten, ze leven alleen in een tijd en plaats waarin ze vanwege hun geaardheid, hun religie, hun achtergrond, met toenemende weerzin worden bekeken en meer dan eens niet kunnen overleven.

Het interpreteren en herlezen van iemands werk, zeker als het om het hele oeuvre gaat en niet om één afgezonderd hoogtepunt, kan confronterend zijn. Een tweede indruk is immers vaak minder overweldigend dan een eerste, een vroeger oordeel wordt regelmatig ingehaald door je eigen veranderende referentiekaders, en iemands voltallige oeuvre lezen betekent onmiskenbaar ook: geconfronteerd worden met de zwakke plekken van iemands schrijven, met de herhalingen, de trucjes.

Als twintigjarige las ik De gouden bril en De tuin van de familie Finzi-Contini, die me tegelijkertijd door twee verschillende vrienden werden aangeraden. De ene vriend overleed kort daarop, de andere vriendschap strandde op nogal pijnlijke wijze, maar het proza is opmerkelijk goed intact gebleven – wonderlijk hoe modern Bassani’s taal aandoet, juist door dat gebrek aan lyriek, door de levensechte hoofdpersonages en vooral door de vertellende, terugblikkende toon die Bassani’s verhalen steeds weer insluipt. Dit is me nog veel duidelijker geworden nu ik in z’n geheel Het verhaal van Ferrara heb gelezen, de verzamelnaam waaronder Bassani’s vertaalde fictie onlangs is uitgebracht; het merendeel van zijn verhalen lijkt slechts een paar jaar geleden opgetekend, of nee, het lijkt plaats te vinden terwijl je erover leest, op het moment zelf, luister, kijk, nu ga ik je iets vertellen over die dokter toen, laten we dit niet vergeten, nu neem ik je mee naar die welgestelde familie die zich afzonderde, heb je ooit gehoord over de laatste dag uit het leven van die advocaat in Ferrara?

Vanzelfsprekend, niet alles wat Bassani schreef haalt hetzelfde hoge niveau. Zeker in de verhalenbundel Binnen de muren (1956) voel je dat het om een beginnend auteur gaat, het psychologische raffinement van later werk ontbreekt, en zijn memoires De geur van hooi (1972) hebben iets schetsmatigs, maar toch: als je alles achter elkaar leest, zie je juist de groei die hij als auteur doormaakt, en het is opmerkelijk hoe toonvast en hoogstaand dit ene grote, verbrokkelde verhaal over Ferrara is. Dit in fictieflarden opgedeelde, overkoepelende pleidooi tegen het vergeten, zo kun je Bassani’s werk immers ondanks de politieke ondertoon óók typeren, zoals menig literatuurwetenschapper reeds heeft gedaan: keer op keer is er de terugblikkende verteller die probeert vast te houden aan wat voorbij is, die zonder expliciet te waarschuwen en juist via onopvallende, alledaagse levens laat zien hoe gruwelijk en nietsontziend het fascisme huishoudt.

Het verhaal van Ferrara kun je zonder moeite lezen als één geheel dat gaat over een heel specifieke periode uit de geschiedenis. Maar dat het tijdgebonden is maakt dit proza allesbehalve gedateerd. Op een bijzonder toonvaste en fijnzinnige manier laat Bassani zien hoe plots een verzwelgend bewind aan de macht kan komen. En zich vervolgens, gedurende dertig jaar, verspreidt over allerlei uiteenlopende levens binnen een bescheiden, gekwelde joodse gemeenschap. En ook daarna nog blijft voortleven, zelfs tot ver nadat het bewind officieel is afgeschaft – alleen al door de verhalen die blijven.


Correctie: de bundel Het verhaal van Ferrara is wel aangekondigd maar helaas nooit uitgegeven. Bassani’s vertaalde werken zijn wel apart verkrijgbaar.