
Je weet natuurlijk nooit van tevoren hoe het zal uitpakken, maar je zou zeggen dat de opera Lulu van Alban Berg (wereldpremière 1937), die William Kentridge regisseert voor De Nationale Opera, speciaal voor hem is geschreven, ja zelfs door hem geschreven had kunnen zijn. Het modernisme is een van zijn grote interesses, de Duitstalige wereld tussen de twee wereldoorlogen al evenzeer. Maar ook twee van de hoofdfiguren uit de opera lijken als twee druppels water op door hem bedachte figuren: op de zakenman Soho Eckstein en daar tegenover de schilder Felix Teitelbaum.
Toch was William Kentridge niet onmiddellijk enthousiast toen Peter Gelb, algemeen directeur van de Metropolitan Opera in New York, hem na het grote succes van De neus van Dmitri Sjostakovitsj voorstelde als volgend project Lulu te regisseren. Kentridge had er aanvankelijk geen idee van hoe hij deze opera, die is gebaseerd op twee toneelstukken van Frank Wedekind, zou moeten aanpakken en hij wees het voorstel af. Maar na het zien van een tentoonstelling van Duitse expressionistische houtsneden veranderde hij van gedachten: ‘Door de gewelddadigheid en de zwartheid van die houtsneden zag ik plotseling hoe ik Lulu zou kunnen regisseren. Toen ik hoorde dat er intussen al een andere regisseur was aangetrokken maakte dat natuurlijk dat ik er dubbel van overtuigd was dat ik deze opera moest doen. Gelukkig trok die andere regisseur zich terug en kon dat alsnog.’
Voor William Kentridge, die op mijn vragen antwoordt vanuit zijn studio in Johannesburg, gaat Lulu vooral over iets intiems: ‘De toverfluit van Mozart, die ik eerder in Brussel regisseerde, gaat over de macht van de muziek, De neus van Sjostakovitsj over de waarheid van het absurde. Maar Lulu gaat over de instabiliteit van het verlangen.’
Dat is iets heel anders dan Die Winterreise van Schubert, vorig jaar op het Holland Festival. Deze liederencyclus ensceneerde Kentridge op een hoogst autobiografische manier, met gebruikmaking van geprojecteerde houtskooltekeningen en ander materiaal uit zijn verleden. ‘Winterreise begon voor mij vooral als een meditatie over mijn eigen connectie met dit soort serieuze muziek. Er is alleen de zanger, die wordt omgeven door een heel samenstel van beelden en gedachten. In een opera is dat heel anders.
Net als iedereen ben ik geïntrigeerd door de ambiguïteit van het hoofdpersonage, de jonge vrouw Lulu. Het is heel moeilijk haar vast te pinnen. Iedere interpretatie van haar persoonlijkheid leidt in de opera steeds weer tot geweld tegen haar. Het is niet adequaat om haar alleen maar te beschrijven als een femme fatale. Maar het is net zo min adequaat om haar alleen maar te zien als een slachtoffer van mannelijke agressie. Zij is echt veel meer dan alleen maar een verleidster van mannen. Waar het eigenlijk om gaat is de ongrijpbaarheid van het verlangen, van een obsessief verlangen naar een vrouw. Lulu wordt onweerstaanbaar voor een man juist door haar volstrekte onverschilligheid voor al die mannen die achter haar aan zitten. Waar we in deze opera naar kijken, dat is de instabiliteit van dit soort verlangen. Lulu kan nooit de vrouw zijn die een man in haar wil zien. En de mannen kunnen nooit degenen zijn van wie Lulu hoopt dat ze dat zijn. Er vindt een voortdurende botsing plaats van verwachting en realiteit. Visueel is dat voor mij de sleutel tot de beelden voor deze opera.’
Kentridge is wel geamuseerd door mijn suggestie dat twee belangrijke mannelijke personages in de opera, dr. Schön en een naamloze schilder, veel lijken op twee mannen die een grote rol spelen in zijn eerdere werk: de bezitterige kapitalist Soho Eckstein en de vrijgevochten schilder Felix Teitelbaum. In zijn tekeningen en animaties zijn dat twee antagonisten, maar tegelijkertijd ook afsplitsingen van hemzelf. ‘Nee, daar had ik nog niet bij stilgestaan. Maar het is waar dat de tekeningen die ik van dr. Schön maakte lijken op hoe ik vroeger Soho Eckstein tekende: een man met een gestreept pak en een rozig gezicht. De politiek van de seksualiteit in de wereld van de jaren twintig en dertig is een element dat me erg interesseert. Alle ellende uit die jaren in Europa vind je terug in de verhitte kamers van Schön en de kunstenaar, in Parijs en Londen.’

Muziek en opera speelden al vroeg een rol in het leven van William Kentridge. In zijn ouderlijk huis in Johannesburg stonden altijd grammofoonplaten met klassieke muziek op en zijn vader was gek op opera. ‘Maar als kind wist je nooit waar het over ging. Je hoorde het Slavenkoor uit Nabucco van Verdi, maar je had geen idee van het verhaal van die opera. Zelfs als je als kind mee mocht naar de opera bleef dat zo. Er waren nog geen boventitels, je las de korte inhoud in het programma van tevoren, maar wat ze precies zongen wist je helemaal niet. Je moest je fantasie gebruiken om zelf het verhaal te construeren bij wat je hoorde en zag. En dat construeren van een verhaal achter de beelden is altijd een rol blijven spelen in mijn latere werk. Nu zijn er wel boventitels en kun je het veel beter volgen. Bij Lulu moet dat ook, het is net als een thriller, het is goed de dialoog te kunnen lezen als je het Duits niet precies kunt verstaan.’
Kentridge studeerde politicologie en Afrikakunde en ging toen naar de kunstacademie, maar hij was ook altijd geïnteresseerd in theater en opera. ‘Dat ik nu bezig ben met opera voelt voor mij niet als iets onnatuurlijks. Als student zat ik al in theatergroepjes en heb ik erover gedacht acteur te worden. Ik heb aanvankelijk vooral veel gewerkt met de Handspring Puppet Company uit Kaapstad. Poppen en operazangers lijken wel enigszins op elkaar. Er zijn bij een operaproductie altijd zangers die graag willen dat je ze precies zegt wat ze op een bepaald moment moeten doen, net als met poppen. Die worden gek van mijn besluiteloosheid en onzekerheid. Maar er zijn ook zangers die het prachtig vinden om zes weken met elkaar van alles uit te proberen en te ontdekken. Je hebt altijd te maken met beide typen zangers.’
Hij begon zijn theaterwerk met twee kameroperaproducties samen met de Handspring Puppet Company. Eerst Monteverdi’s Il ritorno d’Ulisse in patria, waarbij naast poppen ook zangers optraden en dat ook in Brussel te zien was, en een opera van Kevin Volans naar The Confessions of Zeno van Italo Svevo, opgevoerd tijdens de elfde Documenta in Kassel (2002).
Hij blijkt een speciale binding met Brussel te hebben, waar veel van zijn werk al vroeg te zien was op het Kaaifestival en het Kunstenfestivaldesarts van Frie Leysen. Hij werkt er ook graag aan zijn nieuwe producties en heeft voor zijn operaproducties, ook voor Lulu, een team gevormd met decorontwerpster Sabine Theunissen, kostuumontwerpster Greta Goris en coregisseur Luc de Wit. Kentridge is niet, zoals je zou verwachten, als beeldend kunstenaar via het decorontwerpen in het theater terechtgekomen. ‘Ik heb ooit wel decors gemaakt voor theaterproducties, maar ik ben eigenlijk niet zo’n goede vormgever. De structuur van het toneelbeeld, bijvoorbeeld waar de projecties terecht zullen komen, vereist een heel nauwe samenwerking met de decorontwerper. Naast de esthetische kant zitten er ook belangrijke technische aspecten aan, en het uiteindelijke decor ontstaat in het gesprek tussen ons tweeën.’
Omdat Kentridge zoveel schetsen, animatiefilms en sculpturen maakt voor zijn operaproducties ontstaan er ook veel bijproducten. Daardoor hebben zijn operaproducties een veel langer leven dan alleen maar een aantal voorstellingen in het theater. Een goed voorbeeld is de installatie Black Box die in 2012 veel indruk maakte op een tentoonstelling in het Joods Historisch Museum in Amsterdam. Zowel wat de vorm als de inhoud betreft kwam die direct voort uit zijn regie van De toverfluit van Mozart. Black Box speelt zich af in een miniatuurtheater uit Mozarts tijd, met decors en coulissen waarop tekeningen en documentatie worden geprojecteerd. Ook het verhaal van het werk heeft direct te maken met een van de hoofdpersonen uit Mozarts vrijmetselaarsopera, de opperpriester Sarastro, het symbool van de Verlichting. Kentridge: ‘Die Verlichting heeft ook een andere kant. Black Box laat als het ware de onderbuik van De toverfluit zien, de Verlichting in een koloniale context. Het laat de rampen zien waar de Verlichting ook toe heeft geleid, als je een monopolie op kennis combineert met een monopolie op geweld, zoals in een koloniale situatie.’
Black Box was een verpletterende ervaring. Het werk toont de massamoord door de Duitse kolonisator op het Herero-volk in Zuidwest-Afrika (nu Namibië) in 1904. Kentridge zegt het niet expliciet, maar hij impliceert dat als de wereld toen had geprotesteerd tegen deze genocide andere, latere volkenmoorden misschien niet zouden hebben plaatsgevonden. Zo bestaan er in zijn werk altijd veel lagen: schoonheid, humor, betrokkenheid, experiment en veel om over door te denken. Spannend wat dat voor de opera Lulu zal opleveren.
Lulu van Alban Berg in de regie van William Kentridge, een coproductie met de Metropolitan Opera in New York, de English National Opera in Londen en de Canadian Opera Company in Toronto, is van 1 t/m 28 juni te zien bij De Nationale Opera op het Holland Festival. Op 23 juni vanaf 19.00 uur wordt deze opera live op een groot scherm vertoond in Park Frankendael, Amsterdam, gratis toegankelijk; dno.nlen hollandfestival.nl
Beeld: William Kentridge, Black Box, 2005 (foto’s William Kentridge Studio)