De transformatie van Sister Ruth (Kathleen Byron) van preutse non tot vrouwelijke ‘draak van de natuur’ vormt de dramatische climax in het meesterwerk Black Narcissus uit 1947. Seks en erotiek druipen van de close-ups waarmee de filmmakers het keerpunt in de karakterontwikkeling van Ruth verbeelden, en dat is fenomenaal mooi: eerst de glinsterende, knalrode lippen van de non die niet meer gelooft, en dan, uiteindelijk, haar waanzinnige gezicht, met nat, zwart haar in slierten over haar donkere ogen die voorkennis lijken uit te stralen van het feit dat er iets verschrikkelijks komen gaat. Niets maakt haar meer uit. Sister Ruth is nu een lustobject pur sang, eindelijk.

Haar metamorfose wordt gereflecteerd in de gewaagde stijlbreuk die de makers, Powell & Pressburger, op dat moment in de vertelling toepassen. Opeens slaat Black Narcissus om van een mix van avonturenfilm en melodrama naar horror, met de vamp die uit is op wraak – de bevrijde Ruth als ‘monster’ dat niet alleen de moeder overste, Sister Clodagh (Deborah Kerr), belaagt, maar ook haar zinnen heeft gezet op het bezwete mannenlichaam van Mr. Dean (David Farrar).

De morele paniek waarmee de Britse cineast Michael Powell (1905-1990) tijdens zijn leven kampte, kortwiekte hem als kunstenaar. Aanvankelijk had de weerzin tegen zijn werk een bijna speelse vorm: er werden scènes uit Black Narcissus geknipt. Hilarisch was dat de censoren de echt sappige beelden, zoals hierboven beschreven, lieten zitten terwijl ze onschuldige flashbacks, over een eerdere relatie van Clodagh, veel te gewaagd vonden.

De moraalridders snapten er weinig van. De film is een impressionistisch gedicht waarin suggestie alles is. De vrouwen in het verhaal – Anglicaanse nonnen in een klooster hoog in de Himalaya – zijn de erotiek voorbij. Vooral de zwoele Jean Simmons, in de rol van een Indiaas meisje dat in de film op suggestieve wijze in het zachte vlees van een stuk fruit bijt, bracht de zedenmeesters het hoofd op hol. Maar wie dankbaar keek naar haar bijna dierlijke seksualiteit op het scherm – ze is in deze scène eveneens een lustobject – was steracteur Stewart Granger, die halsoverkop verliefd werd en haar nog op de premièreavond van de film in de Odeon op Leicester Square, Londen, ten huwelijk vroeg. In de coulissen keek Grangers vriend, Powell, tevreden toe. In zijn biografie, A Life in Movies, schrijft Powell: ‘It was the final erotic touch.’ Zijn werk was gedaan. ‘Het is de meest erotische film die ik ooit maakte’, schrijft hij. ‘Het is allemaal suggestie, maar er is erotiek in ieder frame en in ieder beeld, van begin tot eind.’

Later werd het allemaal bloedserieus, met de release van zijn meest controversiële werk, Peeping Tom uit 1960, dat hij maakte na de (vriendschappelijke) breuk met zijn vaste collega Emeric Pressburger. Peeping Tom gaat over een jonge man die vrouwen met een camera vermoordt en het stervensmoment op film vastlegt. Tijdens de morele uitbarsting die op de film volgde, schreven critici Powell de grond in. Daarna maakte hij nauwelijks nog grote films – totdat Martin Scorsese hem uit de vergetelheid haalde en met filmanalyse en -educatie voor eerherstel zorgde.

De films van Powell & Pressburger zijn tijdloos, in het geval van Black Narcissus vooral ook door de impressionistische vorm, gecreëerd door de Technicolor-fotografie van Jack Cardiff in combinatie met geschilderde achtergronden van de Himalaya. Inhoudelijk is het werk een nog altijd actuele, spannende overpeinzing van de vrouwelijke seksuele identiteit, belichaamd door de tegenpolen Clodagh en Ruth, de non en de wilde vrouw.

Powell & Pressburger, Black Narcissus. Te zien in het Filmmuseum, Amsterdam